direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bruggen 39
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002360-1401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'De Overlaet' heeft de gemeenteraad voor de percelen Bruggen 39 en Bruggenstraat 40 bedoeld om een tweetal wijzigingsbevoegdheden op te nemen. Echter, bij de omzetting naar een digitaal raadpleegbaar bestand is een omissie ontstaan. Beide wijzigingsbevoegdheid zijn samengevoegd tot één vlak, waardoor één wijzigingsbevoegdheid is komen te vervallen.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt deze omissie hersteld. Dit gebeurt door het opstellen van een bestemmingsplan, waarbij voor Bruggen 39 een woning wordt toegestaan en voor Bruggensestraat 40 de wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van een woning behouden blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002360-1401_0001.png"

Figuur 1: Uitsnede bestemmingsplan De Overlaet ter plaatsen van Bruggen 39 en Bruggensestraat 40

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de oostrand van de kern Rosmalen aan het lint naar Kruisstraat, dat ten oosten van Rosmalen ligt. De omgeving van het plangebied is te kenmerken als een overgangsgebied tussen de kern en het agrarisch gebied. In de omgeving zijn met name vrijstaande woningen aanwezig, afgewisseld door groenstroken en enkele kleine bedrijven.

Het plangebied beslaat kadastraal twee percelen (zie figuur 2). Het oostelijke, onbebouwde deel van perceel Bruggen 39 ligt direct naast de woning van Bruggen 39. Dit perceel is kadastraal bekend met perceelsnummer 4976 en in gebruik als grasland.

Daarnaast omvat het plangebied van dit bestemmingsplan een onbebouwd deel van het perceel Bruggensestraat 40. Dit perceel is kadastraal bekend met perceelsnummer 4977 en 4978. Het betreft een stuk grond aan de achterzijde van de reeds aanwezige vrijstaande woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002360-1401_0002.jpg"

Figuur 2: Plangebied Bruggen 39 en Bruggensestraat 40

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002360-1401_0003.jpg"

Figuur 3: Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied is het bestemmingsplan ‘De Overlaet’ van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch op 14 december 2010 en sinds 29 augustus 2012 geheel onherroepelijk in werking.

Het plangebied is hierin bestemd als ‘Wonen - 1’ zonder een bouwvlak, maar met de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 6’. Tevens zijn de gebiedsaanduidingen 'afwijkend peil' en 'archeologische waarden -3' opgenomen.

Zoals aangegeven in paragraaf 1.1, is met de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan De Overlaet beoogd twee vrijstaande woningen mogelijk te maken op de onbebouwde percelen. Door een omissie in de verbeelding op ruimtelijkeplannen.nl, is dit juridisch echter niet zekergesteld. Op de verbeelding is namelijk slechts één wijzigingsgebied opgenomen, waar er twee beoogd waren.

De eigenaren van Bruggen 39 hebben nu het voornemen de vrijstaande woning te realiseren op hun perceel. Derhalve is er, in overleg met de eigenaren van Bruggen 39, voor gekozen om een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor het plangebied van het wijzigingsgebied uit het geldende bestemmingsplan De Overlaet. In het oostelijk deel van dit bestemmingsplan (perceel Bruggen 39) wordt daarom rechtstreeks een vrijstaande woning mogelijk gemaakt. In het westelijk deel van dit bestemmingsplan (perceel Bruggensestraat 40) wordt, in overleg met de eigenaren van Bruggensestraat 40, de wijzigingsbevoegdheid gehandhaafd en dus één vrijstaande woning mogelijk gemaakt via de bevoegdheid. Zo wordt tegelijkertijd de omissie hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002360-1401_0004.jpg"

Figuur 4: Geldend bestemmingsplan De Overlaet

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van de twee percelen die het plangebied vormen. In hoofdstuk 3 wordt gemotiveerd dat het voornemen past binnen de geldende beleidskaders. Hoofdstuk 4 beschrijft het planvoornemen, en vervolgens wordt aangetoond dat het voornemen ook past binnen de milieukaders. Hoofdstuk 6 geeft een toelichtende beschrijving c.q. uitleg van de planregels, terwijl hoofdstukken 7 en 8 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid beschrijven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

In de huidige situatie fungeert het plangebied als grasland en tuin. Het terrein is onbebouwd, en wordt onderhouden door de eigenaren.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bebouwingslint langs de Bruggen. Aan de oostzijde staat een vrijstaande woning en aan de westzijde een langgevelboerderij. Deze woonbebouwing heeft net als de meeste bebouwing in het bebouwingslint een kaprichting evenwijdig aan de straat. De achterzijde van het perceel grenst aan de Bruggensestraat. Aan deze zijde bevindt zich ook een woning die is georiënteerd op de Bruggensestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002360-1401_0005.jpg"

Figuur 5: Luchtfoto plangebied

Bruggen kan getypeerd worden als een dijklint. Een autonome dijk met verspreid liggende bebouwing, losliggend van de aangrenzende wijken. De bebouwing langs het totale lint is zeer divers: Brabantse langgevelboerderijen, huizen uit de jaren '30, bungalows uit de jaren '60 en '70 tot moderne woningen anno nu. Overeenkomst is dat de bebouwing uit vrijstaande woningen op ruime kavels bestaat. Door de grote voor- en zijtuinen is het beeld vanuit het steenachtige wegprofiel dorps en groen.

In het plangebied dorpsrand Bruggen zijn grofweg twee type woningen aanwezig. De van oorsprong agrarische bebouwing kenmerkt zich door woningen die met de lange zijde en de kap evenwijdig aan de straat zijn gesitueerd. Doordat de kavels zeer breed zijn, is er voldoende onbebouwde ruimte aan weerszijden van de woning. Hierdoor is er zicht op de achterliggende gebieden. De overige woningen kenmerken zich door een kleiner bouwvolume, veelal op een smaller kavel met een gewone kap, dan wel een mansarde kap eveneens evenwijdig aan de straat.

De lintbebouwing ligt op diverse afstanden van de straat, maar is altijd met de voorkant aan de straat gesitueerd. De afstand tussen de kant van de weg en de voorgevel van de woningen varieert tussen minimaal 7 tot ruim 15 à 20 meter. Daar waar de woningen op het niveau van de voet van de dijk zijn gesitueerd en er geen of slechts zeer beperkte ophoging heeft plaatsgevonden, is het wonen aan de dijk zichtbaar en herkenbaar. Dit is ruimtelijk een bijzonder waardevolle kwaliteit.

Langs Bruggen en de Bruggensestraat wordt uitgegaan van het handhaven/versterken van het dijkprofiel, belangrijke zichtlijnen en het open, groene karakter van het lint. Vervanging van bestaande bedrijfs- en agrarische bebouwing naar woonbebouwing is toegestaan, mits de ruimtelijke kwaliteit verbeterd wordt. Dit betekent onder andere een kleiner bebouwd oppervlak, betere zichtlijnen naar het achterliggende gebied, en een groenere uitstraling van het perceel.

Alleen ter plekke van brede percelen is aanvullende bebouwing mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid. De breedte van het perceel bepaalt of er al dan niet bebouwing kan worden toegevoegd en zo ja, welk woontype mag worden gebouwd. Dat is ofwel een woning met de kopse kant aan Bruggen of bij zeer brede percelen, een woning met de langsgevel aan Bruggen. De nieuwe woningen worden ontsloten vanaf Bruggen, bij voorkeur via de bestaande inritten. Per woonkavel is er slechts één inrit/dijkoprit toegestaan.

De Bruggensestraat heeft door zijn inrichting als zandweg een informeel, landelijk karakter dat goed past bij zijn ligging aan de rand van Sprokkelbosch. Ruimtelijk gezien is deze inrichting een kwaliteit, maar functioneel gezien levert het soms problemen op. De zandweg is moeilijk te onderhouden, wat onder andere leidt tot kuilen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Toetsing van het initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en overig rijksbeleid

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

Indien de ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, wordt het volgende geconstateerd.

De eerste vraag is, is of er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat het mogelijk van één of twee woningen niet kan worden gezien als een stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder niet van toepassing op dit project. Ten overvloede wordt opgemerkt dat met dit bestemmingsplan wordt voorzien in zowel de kwalitatieve als kwantitatieve behoefte naar woningbouw in de gemeente 's-Hertogenbosch op een binnenstedelijke locatie, zoals gemotiveerd in paragraaf 3.2 en 3.3.

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het voornemen in lijn is met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord Brabant

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Hierin geeft de provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002360-1401_0006.jpg" Figuur 6: Visiekaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant. Het gebied valt in verschillende zones: 'geledingszone', 'economisch cluster' en 'jonge rivierklei'.

Voor het plangebied heeft de aanduiding 'geledingszone' relevantie. De provincie zet in op behoud en ontwikkeling van groene geledingszones tussen de grote stedelijke kernen. De geledingszones hebben als doel de openheid tussen de stedelijke gebieden te garanderen. Dit wil de provincie bereiken door in te zetten op de verbetering van de groene en recreatieve kwaliteiten van deze gebieden.

In dit plan wordt dit geborgd door de geledingszone tussen het historische lint Bruggen en de Overlaet in stand te houden. Ook wordt in dit plan aan beide zijden van de woningen een groenstrook opgenomen.

Verordening Ruimte provincie Noord-Brabant

De Verordening Ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. De Verordening Ruimte 2014 is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Structuurvisie juridisch geborgd is. Belangrijke onderwerpen in de Verordening Ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkelingen;
  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
  • overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.

Op de kaart behorende bij de provinciale verordening is het plangebied aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'. Binnen de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Het initiatief past binnen dit beleidsvoornemen.

Tevens voldoet het voornemen aan de formele artikelen van de Verordening Ruimte. Artikel 4.2 geeft aan dat een stedelijke ontwikkeling uitsluitend in bestaand stedelijk gebied ligt; gelet op bovenstaande en figuur 7 voldoet het voornemen hier aan. Daarnaast dient nieuwbouw van woningen te worden verantwoord in relatie tot de beschikbare plancapaciteit en regionale afspraken.

In voorliggend geval hebben de gemeenten gelegen in Noordoost-Brabant gezamenlijk een Regionale Agenda Wonen opgesteld. In dit document zijn de woningbouwcontingenten voor de periode 2012-2022 onderverdeeld. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft te maken met de grootste woningbouwopgave, te weten 6.307 nieuwe woningen. Dit aantal betreft de netto toename van de woningvoorraad, exclusief vervangende woningbouw door sloop. Tot op heden is dit aantal woningen nog niet bereikt. Met het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling wordt op een binnenstedelijke locatie voorzien in de behoefte aan nieuwe woningen. Deze nieuwe woningen aan de Bruggen zijn ook opgenomen in de regionale woningbouwplanningen.

Het voornemen is daarnaast tevens in overeenstemming met de gemeentelijke woonvisie. Voor de toetsing van het initiatief aan de woonvisie wordt kortheidshalve verwezen naar subparagraaf Woonbeleid in paragraaf 3.3. Geconcludeerd wordt dat het bouwen van twee woningen in bestaand stedelijk gebied in overeenstemming is met hetgeen bepaald in regionaal verband en hiermee hetgeen bepaald in artikel 4.3 en artikel 37.4 van de Verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002360-1401_0007.jpg"

Figuur 7: Uitsnede kaart Verordening Ruimte. Paarse vlak is 'bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'. Het perceel is met de blauwe marker aangeduid.

Geconcludeerd wordt dat de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant verwoorde en in de Verordening Ruimte 2014 verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Ruimtelijke StructuurVisie 's-Hertogenbosch

In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het ‘ruimtelijk motto’ van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.

De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling betreft het ontwikkelen van twee grondgebonden woningen. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied (rode contour). De nieuwe woonbuurt sluit goed aan op de bestaande ruimtelijke- en functionele structuur en de nieuwe invulling past binnen de stedenbouwkundige randvoorwaarden van de Dorpsrand Bruggen. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke structuurvisie.

Woonbeleid

Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Er wordt gestreefd naar een stad waar voldoende, betaalbare en passende woningen zijn en voldoende keuzemogelijkheden in gevarieerde en sterke buurten waarin mensen zich thuis kunnen voelen.

Deze ambitie is in de nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten.

De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is dan als volgt:

  • voorzien in de toekomstige woningbehoefte door te streven naar de realisatie van gemiddeld 700 (met een bandbreedte van 500 tot 800) nieuwe woningen per jaar in de periode tot 2030;
  • voorzien in de behoefte aan voldoende betaalbaar wonen voor specifieke doelgroepen door minimaal 25% van de nieuwbouw in het sociale segment (huur en koop) te realiseren. Dit percentage kan per woningbouwlocatie verschillen, van maatwerk kan sprake zijn;
  • het vergroten van de woningdifferentiatie en -variatie in buurten en wijken, waardoor enerzijds het soms eenzijdige woningaanbod in buurten wordt doorbroken en anderzijds de keuzemogelijkheden voor woonconsumenten worden vergroot.
  • het innemen van een positieve en proactieve houding t.o.v. (kansrijke) initiatieven, door (binnen wettelijke kaders) meer ruimte te bieden, meer flexibiliteit en maatwerk te leveren bij bouwplanontwikkeling;
  • woonconsumenten meer mogelijkheden geven om hun woonwensen te realiseren door middel van o.a. (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

Ook zijn Prestatieafspraken Wonen gemaakt, waarin woningcorporaties elk jaar afspraken hebben gemaakt met gemeenten, en is in maart 2016 het Sociaal Woonakkoord gesloten. Via deze afspraken wordt mede richting gegeven aan het woningbouwprogramma, en de uitvoering van het woonbeleid.

Daarnaast is begin april 2017 de Woonagenda 2017/2018 door de gemeenteraad vastgesteld. Het betreft de actualisatie van het woonbeleid zoals geformuleerd in de Nota Wonen. De belangrijkste uitgangspunten van de Woonagenda zijn:

• Opgave 1 - Versnellen van de woningproductie en slim programmeren van nieuwe woonmilieus

• Opgave 2 - Betaalbaar en bereikbaar wonen: balans op de woningmarkt in een ongedeelde stad

• Opgave 3 - Bestaande woningen verduurzamen en wijken vitaal houden

• Opgave 4 - Samen zorgen: passend woonzorgaanbod in een inclusieve samenleving

Onder het versnellen van de woningproductie wordt specifiek uitgegaan van een productie van 8.000 woningen in de koop -en huursector tot en met 2025.

Dit plan draagt bij aan verschillende onderdelen van de Woonagenda, maar specifiek aan opgave 1, waarin gevraagd wordt om een snelle productie van de woningvoorraad.

Visie dorpsrand Bruggen

In 2005 is voor de Dorpsrand Bruggen een nota van uitgangspunten vastgesteld door de gemeenteraad. Hiermee zijn de ruimtelijke kaders vastgelegd voor de toekomstige ontwikkelingen in de dorpsrand Bruggen. In de nota wordt de realisatie van nieuwe woningen ter plekke van zeer brede percelen langs Bruggen mogelijk gemaakt. Er worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien van de breedte van elk woonperceel en het woningtype.

Langs Bruggen en de Bruggensestraat wordt uitgegaan van het handhaven/versterken van het dijkprofiel, belangrijke zichtlijnen en het open, groene karakter van het lint. Een ander uitgangspunt is het behoud van de groene geledingszone tussen het historische lint Bruggen en de Overlaet.

Nota Parkeernormering 2016

Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormen, dat is vastgesteld in september 2016. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Nota Parkeernormering. In het bestemmingsplan wordt in de planregels opgenomen dat minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden, wat voldoet aan de minimale parkeernormen en type woning voor deze locatie.

Welstandsnota

Op 17 mei 2011 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Actualisering Welstandsnota 2011 vast. In de welstandsnota is het kader voor het welstandsbeleid van de gemeente ‘s-Hertogenbosch neergelegd. Doel van de welstandsnota is het vertalen, waarborgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit door middel van transparante, objectieve en daarmee voor een ieder begrijpelijke criteria. Het welstandsbeleid vormt daarbij de basis voor een actief, inspirerend en open architectuurbeleid conform de doelstellingen van de wetgever.

Het plangebied ligt in het welstandsgebied 'Rosmalen Centrum-Noord' met gebiedstype 'Historisch bebouwingslint'. Dit plan past binnen de uitgangspunten van dit gebiedstype, doordat bij wordt gedragen aan de instandhouding van het historische bebouwingslint.

Bomenbeleidsplan

Het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch, is door de raad vastgesteld op 26 januari 2010 en van kracht per 1 september 2010. In het Bomenbeleidsplan worden de belangrijkste bomen van de stad ingedeeld in drie categorieën: monumentale bomen, structuurbomen en sfeerbomen.

In het plangebied komen geen monumentale bomen voor. Wel grenst het perceel aan de gemeentelijke bomenstructuur van de Bruggen.

Er is een bomeninventarisatie uitgevoerd om te onderzoeken welke bomen van welke waarde aanwezig zijn in en rondom het plangebied (Pius Floris, "Bomeninventarisatielijst Bruggen 39", maart 2017, zie bijlage 1). Uit de inventarisatie blijkt dat er een drietal bomen zijn die een hoge waarde hebben; dit betreffen twee eiken langs de weg de Bruggen (aan de dijk), en een walnootboom op het perceel zelf. De twee eiken vallen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan en blijven dus behouden. De gemeentelijke bomenstructuur wordt derhalve niet aangetast. De walnootboom is gepositioneerd in de bestemming Groen en wordt evenmin aangetast.

Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het bomenbeleidsplan, geen waardevolle bomen aantast, en geen inbreuk maakt op de gemeentelijke bomenstructuur van de Bruggen.

Archeologie

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft het plangebied een middelhoge verwachting. Deze verwachting is gebaseerd op de ligging langs een oude dijk op de overgang van een dekzandrug naar een dekzandvlakte. Dergelijke gebieden waren in het verleden vaak aantrekkelijke zones voor bewoning.

Direct ten zuiden van het plangebied heeft in 1995 een archeologisch booronderzoek plaatsgevonden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is een grote zone direct ten zuiden en deels in het plangebied aangemerkt als een gemeentelijk archeologisch monument. Naar verwachting bevinden zich in dit gebied sporen van bewoning uit de IJzertijd en de (Vroege) Middeleeuwen. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente is voor de zone met een middelhoge verwachting een archeologische onderzoeksplicht opgenomen bij ingrepen groter dan 100m² en dieper dan 50 cm beneden het maaiveld. Voor het gemeentelijk archeologisch monument geldt dat een monumentenvergunning moet worden aangevraagd voor alle ingrepen dieper dan 50 cm beneden het maaiveld.

Voor het gebied van de Bruggen is in 2007 een archeologisch onderzoek opgesteld (BAAC, mei 2007). Op grond van het onderzoek is geconcludeerd dat voor dit voornemen geen nader archeologisch onderzoek nodig is. Ook kan op basis van recente hoogtegegevens van het maaiveld kan worden vastgesteld dat de ondergrond in het plangebied grotendeels is vergraven/afgegraven. Dit betekent dat de middelhoge archeologische verwachting kan worden bijgesteld naar een lage archeologische verwachting. Dit betekent ook dat de kans op het aantreffen van waardevolle archeologische resten laag is en er dus geen archeologische onderzoeksplicht van toepassing is.

Een uitzondering geldt echter voor de smalle strook aan de zuidkant van het plangebied dat onderdeel uitmaakt van het gemeentelijk beschermd archeologisch monument. In deze zone blijft de archeologische waarde van toepassing en dient een monumentenvergunning te worden aangevraagd voor ingrepen dieper dan 50 cm beneden het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002360-1401_0008.png"

Figuur 8: Uitsnede van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in blauw de globale grens van het plangebied. 1. De zone die is aangewezen als gemeentelijk archeologisch monument, 2. Zone met een hoge archeologische verwachting, 3. Zone met een middelhoge archeologische verwachting.

Historische geografie

Behalve de archeologische en bouwhistorische kenmerken van het plangebied moeten ook de overige cultuurhistorische aspecten zoals historisch geografische elementen in het bestemmingsplan worden betrokken. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft hiertoe voor de hele gemeente een inventarisatie van zichtbare cultuurhistorische elementen/relicten laten uitvoeren. De gemeente is ook voornemens om de cultuurhistorische inventarisatie uit te werken in een cultuurhistorisch beleid. Vooruitlopend hierop is voor het plangebied bekeken welke cultuurhistorische elementen van belang zijn.

De straten Bruggen en Bruggensestraat die aan weerszijden van het plangebied liggen vormen een wegenpatroon dat ouder is dan 1832. Vanuit dit perspectief zijn deze structuren waardevol en mogen ze niet worden aangetast. Aan weerszijde van de straat Bruggen bevindt zich vanaf de 19de eeuw begroeiing. Om dit beeld in stand te houden, dient de begroeiing zoveel mogelijk in stand te worden houden. Dit plan tast de begroeiing niet aan.

Waterplan

Onlangs is het Waterplan "Waterstad 2016 - Beleidsplan voor een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem" (31 januari 2017) vastgesteld door de gemeenteraad. Het doel van het waterplan is een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem te bewerkstelligen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.

Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. De acties die door gemeente en waterschappen worden uitgevoerd, zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma dat loopt van 2016 tot 2020. Er wordt ingezet op het treffen van specifieke maatregelen om het watersysteem robuuster en aantrekkelijker te maken, en op het nog meer versterken van de integratie met andere beleidsvelden.

In het voorliggende plan wordt rekening gehouden met bovenstaand beleid, onder meer door te voorzien in waterberging (zie paragraaf 5.2).

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

In juli 2005 heeft de gemeenteraad de Nota van Uitgangspunten voor de dorpsrand Bruggen vastgesteld. Hiermee zijn de ruimtelijke kaders vastgelegd voor de toekomstige ontwikkelingen in de dorpsrand Bruggen. In de nota wordt de realisatie van nieuwe woningen ter plekke van zeer brede percelen langs Bruggen mogelijk gemaakt. Er worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien van de breedte van elk woonperceel en het woningtype.

Langs Bruggen en de Bruggensestraat wordt uitgegaan van het handhaven/versterken van het dijkprofiel, belangrijke zichtlijnen en het open, groene karakter van het lint. Een ander uitgangspunt is het behoud van de groene geledingszone tussen het historische lint Bruggen en de Overlaet.

Deze uitgangspunten zijn voor het perceel van Bruggen 39 juridisch vertaald in het bestemmingsplan 'De Overlaet', door deze op te nemen in de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid die in dit bestemmingsplan op het perceel ligt. In deze wijzigingsbevoegdheid zijn deze meer algemene bovengenoemde voorwaarden geconcretiseerd. Voorbeelden van de voorwaarden zijn een verplichte minimale afstand van de Bruggen van 5 meter, een maximale breedte van 10 meter van het bouwvlak van de nieuwe woning of de verplichting tot groene erfafscheidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002360-1401_0009.png"

Figuur 9: Ruimtelijke vertaling van 'Nota van Uitgangspunten Dorpsrand Bruggen'

Voor het plangebied van Bruggen 39 is dus de realisatie van een vrijstaande woning voorzien. De voorgevel van de nieuwe woning komt in het verlengde te liggen van de bestaande woningen aan de Bruggen. De nieuwe woning vormt hiermee een ruimtelijk passende opvulling van het bebouwingslint langs de Bruggen.

De woning wordt uitgevoerd als één laag met kap. De goothoogte ligt daarbij op maximaal vier meter, wat typerend is voor meer woningen aan de Bruggen en omgeving. De kap van de woning is evenwijdig op de straat georiënteerd. Er is een afstand van 5 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen aangehouden. De diepte van de woning is 15 meter.

Op het perceel Bruggen 39 ligt zoals genoemd een wijzigingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan De Overlaet. In paragraaf 1.3 is gemotiveerd waarom in dit geval toch gekozen is voor een bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is echter het aansluiten van het bouwplan op de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid uit bestemmingsplan ‘Overlaet’. Geconcludeerd kan worden dat het bouwplan past binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid en de mogelijkheden van het vigerend bestemmingsplan ‘Overlaet’.

Voor het perceel Bruggensestraat 40 blijft daarnaast de wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bouw van een andere vrijstaande woning mogelijk gemaakt kan worden. Zie voor een toelichting hierop paragraaf 1.3.

Hoofdstuk 5 Milieu en omgeving

5.1 Flora en fauna

Onderzoek

Middels een ecologische quickscan ("Blom Ecologie, Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Bruggen ong. en Bruggen 39 te Rosmalen", 25 januari 2017), zoals opgenomen in bijlage 2, is de (potentiële) aanwezigheid van beschermde flora en fauna en de betekenis van de plangebieden voor deze soorten in kaart gebracht. De inventarisatie is een oriënterend onderzoek waarbij gedetailleerd een beoordeling wordt gegeven van de aanwezigheid van de specifieke potentie voor beschermde flora en fauna in het plangebied, de betekenis van het plangebied voor de aanwezige soorten en de effecten van de voorgenomen ingrepen op de soorten. De quickscan bestaat uit veldbezoek en raadpleging van externe bronnen.

Wettelijk regime

Per 1 januari 2017 is de huidige Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming. Onder de Wet natuurbescherming vervallen de voormalige tabellen 1, 2 en 3 (Flora en faunawet) waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd.

De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kunnen voor de soorten die zijn opgenomen in het ‘beschermingsregime andere soorten’ vrijstellingbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.

Resultaten

Gelet op de ligging, inrichting en het ontbreken van nestlocatie heeft de locatie geen relevante functie voor jaarrond beschermde soorten (cat. 1 - 5). Nesten en/of potentiele nestlocaties van deze soorten zijn niet aangetroffen. De planlocaties maken geen onderdeel uit van een Natura2000-gebied, Beschermd natuurmonument, Wetland, Nationaal Park, Nationaal Landschap of het Natuurnetwerk Nederland. Van externe werking is geen sprake.

In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voor. Het plangebied heeft aannemelijk geen essentiële betekenis voor beschermde soorten. Vleermuizen maken mogelijk incidenteel gebruik van de locatie en omgeving tijdens het foerageren. De eventueel aanwezige trekroutes van vleermuizen dienen te worden gehandhaafd en gedurende de ontwikkeling alsmede de gebruiksfase zo min mogelijk te worden verstoord ten aanzien van verlichting. Tijdens de ontwikkeling kan geschikt habitat van de rugstreeppad ontstaan.

Conclusie

De ontwikkeling van een woning op de planlocatie leidt niet tot de aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Tijdens de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van zoogdieren, amfibieën (m.n. rugstreeppad), vleermuizen en algemene broedvogels. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De realisatie van een woning aan de Bruggen 39 te Rosmalen is uitvoerbaar..

5.2 Water

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.

Het plangebied valt onder het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Recent (januari 2017) is het waterbeleid van de Gemeente 's-Hertogenbosch vastgelegd in het Waterplan. Per 1 maart 2015 is tevens de nieuwe Keur van het waterschap van kracht. Deze regelt hemelwaterberging alleen voor nieuw verhard oppervlak groter dan 2.000 m2. Aangezien het nieuw verhard oppervlak beduidend kleiner is dan 2.000 m2, is niet de Keur maar het waterplan van de gemeente 's-Hertogenbosch met het daarin opgenomen hemelwaterbeleid leidend voor de wateropgave.

Waterhuishoudkundige situatie

Volgens de Wateratlas van de provincie Noord-Brabant bestaat de bodem van het plangebied uit leemarm en zwak lemig fijn zand.

De grondwaterstand is diep. Voor het plangebied geldt grondwatertrap VII. Voor deze trap geldt een Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) van tussen 80 en 140 cm onder maaiveld en een Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) van meer dan 120 cm onder maaiveld. De bodem is hierdoor zeer geschikt voor infiltratie. Op het perceel zelf zijn geen sloten of vijvers aanwezig. Momenteel infiltreert het hemelwater rechtstreeks in de bodem. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 800 m² en is in de huidige situatie onverhard.

Invloed van de voorgenomen ontwikkeling

Aan de hand van de beleidsuitgangspunten van de gemeente wordt hierna beschreven hoe bij de voorgenomen ontwikkeling wordt omgegaan met de waterhuishouding binnen het plangebied. Hierbij kan worden aangesloten bij het infiltratiegeschiktheidsonderzoek van Bruggen 33 (Lankelma, rapportnummer 100336-XG, 28 april 2016, zie bijlage 3). Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat de bodemopbouw in het gehele gebied gelijk is.

In de huidige situatie fungeert het plangebied als grasland / tuin. Het terrein is onbebouwd en in gebruik en onderhouden door de eigenaar. Het plangebied maakt onderdeel uit van het bebouwingslint langs de Bruggen. Aan de oost- en westzijde staan vrijstaande woningen.

In de nieuwe situatie wordt er een vrijstaande woning gerealiseerd. Er is een afstand van 5 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen aangehouden.

Voorkomen van vervuiling

Om verontreiniging van grondwater te voorkomen worden enkel duurzame (niet uitlogende of gecoate) materialen toegepast. Tevens wordt aangeraden om terughoudend te zijn met bestrijdingsmiddelen en strooizout.

Verhard oppervlakte

Het verharde oppervlak in de toekomstige situatie is onder te verdelen in de woning met aan- en bijgebouwen en in de bestrating (oprit terras e.d.).

Woning + aan- en bijgebouw:   260 m2  
Tuinverharding (oprit en terras):   200 m2  
Totaal verharding:   460 m2  

Uitgaande van het toekomstig verhard oppervlak en het beleid van de gemeente bedraagt de wateropgave voor het plan 27,6 m3 ((460 m2 x 60 mm.)/1000).

Al het hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. Dit komt doordat er in de weg een drukriool ligt. Op een drukriool mag alleen vuilwater aangesloten worden. Het hemelwater kan deels hergebruikt worden voor de tuin. Het overschot kan geïnfiltreerd worden in de bodem. Voor de waterbergingsopgaaf kan de oplossing worden gezocht in het realiseren van een groen dak dat water tijdelijk bergt en vertraagd afvoert naar de tuin en deels het infiltreren van hemelwater via infiltratiekratten, -koffers of IT-riool.

5.3 Bedrijven en milieuzonering

Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming en/of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Indien milieubelastende functies op de onderzoekslocatie mogelijk worden gemaakt, dient de invloed op de omgeving inzichtelijk te worden gemaakt.

De te realiseren woning is geen milieubelastende functie en heeft derhalve geen negatieve effecten op eventuele omliggende gevoelige objecten. In de omgeving van het plangebied zijn meerdere agrarische bedrijven aanwezig. Aangezien de te realiseren woning voor geen van de bedrijven als dichtstbijzijnde woning geldt, wordt de bedrijfsvoering van deze bedrijven niet belemmerd. In de omgeving van het plangebied zijn verder geen bedrijven aanwezig die een hinderlijke werking op de woning zouden kunnen uitoefenen.

Kort samengevat zijn er vanuit het aspect hinderlijke (agrarische) bedrijvigheid/geur geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling.

5.4 Geluid

Wegverkeerslawaai

Volgens artikel 74 lid 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) heeft elke weg een geluidzone, tenzij de weg gelegen is binnen een woonerf of voor die weg een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Een geluidzone is het gebied aan weerszijden van een weg waarbinnen - bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een afwijking van een bestemmingsplan en bij de aanleg of reconstructie van wegen - moet worden nagegaan of de geluidsituatie bij woningen of andere geluidgevoelige functies in overeenstemming is met de geluidvoorschriften uit de Wgh. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg, al dan niet binnen de bebouwde kom. Het projectgebied ligt in de geluidzone van de Bruggen.

De gezoneerde Bruggen grenst aan het projectgebied en wordt niet afgeschermd door gebouwen. CroonenBuro5 heeft akoestisch onderzoek verricht (CroonenBuro5, "Akoestisch onderzoek Bruggen naast nr. 39 te Rosmalen", RAO01-0253795-02a,14 december 2016, zie bijlage 4). De geluidsbijdrage van deze weg op de noordgevel van de nieuwe woning bedraagt maximaal 57 dB. Op de oost- en westgevel bedraagt deze maximaal 53 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voor deze drie gevels overschreden. Bij de zuidgevel liggen de waarden onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Om een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde te voorkomen kunnen bron- en/of overdrachtsmaatregelen worden toegepast of maatregelen bij de ontvanger. Gezien de beperkte schaal van dit project is het om financiële, stedenbouwkundige en/of verkeerskundige redenen niet mogelijk of gewenst (effectieve) maatregelen te treffen die de geluidbelastingen terugbrengen tot een waarde die, ter plaatse van de nieuwe woning, lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor deze woning is ontheffing van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai nodig. Met betrekking tot de geprojecteerde woning moet een verzoek om hogere grenswaarde worden ingediend tot maximaal 57 dB. De berekende waarden blijven binnen de maximaal toe te kennen ontheffingswaarde van 63 dB op grond van de Wgh.

Gemeente 's-Hertogenbosch hanteert voor de invulling van de bevoegdheid om van voorkeursgrenswaarden af te wijken de Nota Hogere Grenswaarden Geluid. Deze nota beschrijft onder welke voorwaarden afgeweken kan worden van de ambitiewaarde voor een bepaald gebied. Het projectgebied ligt in een gebied dat wordt getypeerd als 'groen stedelijk'. De ambitiewaarde voor dat gebiedstype is de geluidsklasse 'redelijk rustig' (tussen 48 en 53 dB) en de bovengrens voor de ontheffing hogere grenswaarde is 'zeer onrustig' (58 dB). Uit de berekeningen blijkt dat de hoogst berekende geluidbelasting 57 dB bedraagt en dat de bovengrens bij de woning niet wordt overschreden.

De Nota Hogere Grenswaarden Geluid eist in dit geval ook een geluidluwe gevel. De woning beschikt over een geluidsluwe (zuid)gevel waaraan geluidgevoelige ruimten kunnen worden gesitueerd. Ook beschikt de woning over een geluidluwe buitenruimte.

Bij de aanvraag om omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat aan de geluideisen van afdeling 3.1 van het Bouwbesluit wordt voldaan. De karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructies moet worden bepaald conform NEN 5077. Hierbij wordt uitgegaan van de geluidbelasting zonder aftrek van 5 dB. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. In deze situatie betekent dit dat de hoogst berekende geluidbelasting voor het bepalen van de geluidwering van de gevel 62 dB (57 dB + 5 dB) bedraagt. Bij deze geluidsbelasting moet de minimale geluidwering 29 dB bedragen; dit wordt getoetst bij de omgevingsvergunningsprocedure. Uitgaande van voldoende geluidsweringsniveau, is uit akoestisch oogpunt sprake van een goed woon- en leefklimaat.

5.5 Luchtkwaliteit

Als gevolg van een ruimtelijk plan moet de toename van luchtverontreiniging door dat plan worden beschouwd, in het kader van de luchtkwaliteitseisen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Deze wet voorziet in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (nibm) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3%-grens niet wordt overschreden.

De bouw van één woning leidt niet of nauwelijks tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Op grond van de Regeling nibm zijn de luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het project: het is 'niet in betekenende mate' in de zin van die regeling. Dit betekent dat geen onderzoek nodig is naar de bijdrage van de ontwikkeling aan de luchtkwaliteit in de omgeving.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt echter wel aandacht besteed aan de blootstelling van bewoners en bezoekers aan luchtverontreinigende stoffen. Beschouwd zijn de huidige situatie en de situatie 10 jaar na realisatie. Uit deze beschouwing kan worden geconcludeerd dat:

  • voor stikstofdioxide (NO2) ruimschoots zal worden voldaan aan de gestelde jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 en ook aan de uurgemiddelde grenswaarde. Momenteel ligt de waarde op 17,4 µg/m3 en deze zal in de toekomst verminderen tot 16,9 µg/m3.
  • voor zwevende deeltjes (fijnstof of PM10) ruimschoots zal worden voldaan aan de gestelde jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3. Momenteel ligt de waarde op 20,9 µg/m3 en deze zal in de toekomst verminderen tot 20,8 µg/m3.

5.6 Bodemkwaliteit

Op de locatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (NIPA milieutechniek, "Verkennend bodemonderzoek Bruggen 39 te Rosmalen", rapportnummer 15679-2, 21 december 2016, zie bijlage 5). Uit dit onderzoek blijkt dat de bovengrond licht is verontreinigd met lood en PAK. De ondergrond is niet verontreinigd. In het grondwater is een van nature verhoogd gehalte aan barium aanwezig. Er zijn geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren tegen bebouwing van de locatie. De bodem is geschikt voor het beoogde gebruik.

Bij eventueel grondverzet valt vrijkomende grond onder de bepalingen van het besluit Bodemkwaliteit. Bij bronneringswerkzaamheden zullen voor zover relevant ingevolge de Grondwaterwet en de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren meldingen danwel aanvragen voor vergunningen moeten worden ingediend.

5.7 Externe veiligheid

Externe-veiligheidsbeleid beoogt een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.

Op basis van gegevens van de gemeente en de risicokaart van de provincie Noord-Brabant blijken in of in de nabijheid van het projectgebied zulke activiteiten niet aanwezig en belemmeren eisen op gebied van externe veiligheid het project niet.

5.8 Energie en duurzaamheid

Gemeente 's-Hertogenbosch wil een voortrekkersrol blijven spelen op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling. De speerpunten van het gemeentelijk energie- en duurzaamheidsbeleid zijn energie(neutraal), integraal waterbeheer en duurzaam hout. Op basis van dit beleid sluit de gemeente voor woningbouw en voor de ontwikkeling van commerciële ruimten aan bij de wettelijk eisen op dit gebied (de EPC-norm) in combinatie met de toepassing van duurzame (energie)bronnen. Het integraal waterbeheer vereist dat in de bouw geen uitlogende materialen worden gebruikt. Ten aanzien van duurzaam hout met het FSC-keurmerk of het PEFC-keurmerk (SFI, CSA en ATFS), niet zijnde MTCS, wordt toegepast.

Hoofdstuk 6 Juridisch-bestuurlijke aspecten

Het bestemmingsplan 'Woningbouwontwikkeling Bruggen 39' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen van een nieuwe woning, al dan niet met bijgebouwen, en het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het plangebied.

De juridisch-planologische regeling van het voorliggende plan is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

Op de verbeelding zijn de bestemming en de aanduidingen met kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken aangegeven. De kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken dienen in samenhang met de regels te worden gelezen. Een onderdeel van de in het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde eisen betreft de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van een bestemmingsplan. Door de uniformering en standaardisering zijn de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding verschillend van een 'traditionele' analoge plankaart. Met de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding wordt beoogd bestemmingsplannen als een interactief plan raadpleegbaar te maken (op internet). Deze wijze van beschikbaarstelling is per 1 januari 2010 wettelijk verplicht.

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken, te weten:

hoofdstuk 1: inleidende regels;

hoofdstuk 2: bestemmingsregels;

hoofdstuk 3: algemene regels;

hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

6.1 Inleidende regels

De artikelen in hoofdstuk 1 van de planregels hebben betrekking op de toepassing van de planregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. In dit geval wordt het peil bepaald aan de hand van de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw. De goot -en bouwhoogten worden vervolgens weer bepaald op basis van dit peil.

6.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels omvat een toelichting op de twee in het plangebied voorkomende bestemmingen. In het plangebied komen de bestemmingen 'Groen' en 'Wonen - 1' voor.

Binnen de bestemming Groen zijn geen gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken ten behoeve van verlichting en regeling van verkeer. De erfafscheidingen mogen uitsluitend in de vorm van beplanting worden aangebracht.

Binnen de bestemming Wonen is (de bouw van) één vrijstaande woning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan. Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de woning dient te worden opgericht. De woning moet parallel aan de Bruggen worden gesitueerd, en dient minimaal twee parkeerplaatsen op eigen terrein te hebben. Ook dient te woning te worden ontsloten op de Bruggen. Verder is op de verbeelding de maximale goot- en bouwhoogte van de woning aangegeven.

Bij de woning mogen bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m² worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt 3 meter. Indien een bijgebouw wordt voorzien van een kap dan mag de goot- en bouwhoogte niet meer dan 3 meter en 4,50 meter bedragen.

In de bestemmingsregels zijn ook enkele afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot het bouwen opgenomen. Aan elke afwijkingsbevoegdheid zijn voorwaarden verbonden.

Verder bevat de bestemming een aantal gebruiksregels. Zo heeft één van de gebruiksregels betrekking op aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten. Ook is het niet toegestaan gronden op te hogen behalve voor een inrit.

Tot slot is de wijzigingsbevoegdheid uit het geldende plan van De Overlaet overgenomen in dit bestemmingsplan voor het perceel Bruggensestraat 40. Met inachtneming van de opgenomen voorwaarden, kan, na vaststelling van dit bestemmingsplan, via het doorlopen van een wijzigingsplan ook op dit perceel één vrijstaande woning worden mogelijk gemaakt. De woning mag een maximale goot -en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 9 meter krijgen, en een maximale breedte en diepte van 10 meter.

6.3 Algemene regels

In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze algemene regels gelden voor het gehele plan.

6.4 Overgangs- en slotregels

Dit vierde en laatste hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De locatie wordt door de initiatiefnemer voor eigen rekening en risico ontwikkeld. Er zijn voor de gemeente geen kosten (waaronder begrepen eventuele planschade) aan verbonden. Op 12 juni 2017 is hiervoor een anterieure overeenkomst gesloten worden met de initiatiefnemer. Met de gesloten overeenkomst is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd. Daarmee is voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 6.12, lid 2, sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 8 Inspraak en vooroverleg

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot het indienen van inspraakreacties geboden, en is vooroverleg gevoerd conform ex artikel 3.1.1. Bro.

Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Bruggen 39' lag ter inzage van 24 april 2017 tot en met 6 juni 2017. Gedurende de inspraaktermijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een inspraakreactie bij het college van burgemeester en wethouders naar voren brengen. Er zijn geen inspraakreacties ingediend.

Vooroverleg

Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (wettelijk vooroverleg) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de vooroverlegpartners.

Het waterschap Aa en Maas heeft op 24 april 2017 schriftelijk bevestigd in te stemmen met de waterparagraaf uit het plan, en de provincie Noord-Brabant heeft per brief van 9 mei 2017 laten weten geen opmerkingen te hebben op het plan. Tot slot heeft ook de Gasunie op 9 mei 2017 laten weten in te kunnen stemmen met het plan.

Vervolg

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan iedereen een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan naar voren brengen. Vervolgens zal het bestemmingsplan met eventuele zienswijzen ter vaststelling aan de raad worden voorgelegd.