Plan: | Bruggen 36B, de Overlaet |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002336-1401 |
Het voorliggende plan heeft betrekking op een nog onbebouwd bouwperceel tussen de Bruggen 36A en Bruggen 38 te Rosmalen. Het is de bedoeling om op het perceel een vrijstaande woning te realiseren. In het geldende bestemmingsplan is op het onbebouwde perceel via een wijzigingsbevoegdheid een nieuwe woning mogelijk. Dit wordt met voorliggend wijzigingsplan mogelijk gemaakt.
Het plangebied ligt aan de oostrand van de kern Rosmalen aan het lint naar Kruisstraat. De omgeving van het plangebied is te kenmerken als een overgangsgebied tussen de kern en het agrarisch gebied. In de omgeving zijn met name vrijstaande woningen aanwezig, afgewisseld door groenstroken en enkele kleine bedrijven.
Het plangebied beslaat kadastraal twee percelen (zie figuur 1). Het westelijke, onbebouwde perceel ligt tussen Bruggen 36A en Bruggen 38 in. Dit perceel is kadastraal bekend met perceelsnummer 4184, en is momenteel in gebruik als grasland. Daarnaast is ook een klein deel van het perceel Bruggen 38 onderdeel van het plangebied, omdat de bestaande wijzigingsbevoegdheid hier overheen ligt. Het gaat om een strook aan de zijkant van een op dit perceel aanwezige vrijstaande woning.
Figuur 1: plangebied wijzigingsplan
Voor het plangebied is het bestemmingsplan ‘De Overlaet’ van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch op 14 december 2010 en sinds 29 augustus 2012 geheel onherroepelijk in werking.
Het plangebied is hierin bestemd als 'Groen' en ‘Wonen - 1’ zonder een bouwvlak, maar met de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’. Met de wijzigingsbevoegdheid kan een vrijstaande woning mogelijk worden gemaakt op het onbebouwde perceel.
Figuur 2: geldend bestemmingsplan De Overlaet
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 3. Een korte planbeschrijving is te vinden in hoofdstuk 4. Vervolgens worden de verschillende milieuaspecten beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de regels. De financiële haalbaarheid van het initiatief komt in hoofdstuk 7 aan de orde. Hoofdstuk beschrijft de resultaten van inspraak en vooroverleg.
In de huidige situatie is het terrein onbebouwd; het perceel kenmerkt zich door de aanwezigheid van grasland, enkele bomen en bossages. Het plangebied maakt onderdeel uit van het bebouwingslint langs de Bruggen. Zowel aan de oost- als westzijde staan vrijstaande woningen. Deze woonbebouwing heeft net als de meeste bebouwing in het bebouwingslint een kaprichting evenwijdig aan de straat.
Bruggen kan getypeerd worden als een dijklint. Een autonome dijk met verspreid liggende bebouwing, losliggend van de aangrenzende wijken. De bebouwing langs het totale lint is divers: Brabantse langgevelboerderijen, huizen uit de jaren '30, bungalows uit de jaren '60 en '70 tot moderne woningen anno nu. Overeenkomst is dat de bebouwing uit vrijstaande woningen op ruime kavels bestaat. Door de grote voor- en zijtuinen is het beeld vanuit het steenachtige wegprofiel dorps en groen.
In het plangebied dorpsrand Bruggen zijn grofweg twee type woningen aanwezig. De van oorsprong agrarische bebouwing kenmerkt zich door woningen die met de lange zijde en de kap evenwijdig aan de straat zijn gesitueerd. Doordat de kavels zeer breed zijn, is er voldoende onbebouwde ruimte aan weerszijden van de woning. Hierdoor is er zicht op de achterliggende gebieden. De overige woningen kenmerken zich door een kleiner bouwvolume, veelal op een smaller kavel met een gewone kap, dan wel een mansardekap eveneens evenwijdig aan de straat.
Figuur 3: Huidige situatie Bruggen 36B
De lintbebouwing ligt op diverse afstanden van de straat, maar is altijd met de voorkant aan de straat gesitueerd. De afstand tussen de kant van de weg en de voorgevel van de woningen varieert tussen minimaal 7 tot ruim 15 à 20 meter. Daar waar de woningen op het niveau van de voet van de dijk zijn gesitueerd en er geen of slechts zeer beperkte ophoging heeft plaatsgevonden, is het wonen aan de dijk zichtbaar en herkenbaar. Dit is ruimtelijk een bijzonder waardevolle kwaliteit.
Langs Bruggen wordt uitgegaan van het handhaven/versterken van het dijkprofiel, belangrijke zichtlijnen en het open, groene karakter van het lint. Vervanging van bestaande bedrijfs- en agrarische bebouwing naar woonbebouwing is toegestaan, mits de ruimtelijke kwaliteit verbeterd wordt. Dit betekent onder andere een kleiner bebouwd oppervlak, betere zichtlijnen naar het achterliggende gebied, en een groenere uitstraling van het perceel.
Alleen ter plekke van brede percelen is aanvullende bebouwing mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid. De breedte van het perceel bepaalt of er al dan niet bebouwing kan worden toegevoegd en zo ja, welk woontype mag worden gebouwd. Dat is ofwel een woning met de kopse kant aan Bruggen of bij zeer brede percelen, een woning met de langsgevel aan Bruggen. De nieuwe woning wordt ontsloten vanaf Bruggen. Per woonkavel is er slechts één inrit/dijkoprit toegestaan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Toetsing van het initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en overig rijksbeleid
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
Indien de ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, wordt het volgende geconstateerd.
De eerste vraag is, is of er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat het mogelijk maken van één woning niet kan worden gezien als een stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder niet van toepassing op dit project. Ten overvloede wordt opgemerkt dat met dit bestemmingsplan wordt voorzien in zowel de kwalitatieve als kwantitatieve behoefte naar woningbouw in de gemeente 's-Hertogenbosch op een binnenstedelijke locatie, zoals gemotiveerd in paragraaf 3.2 en 3.3.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het voornemen in lijn is met het rijksbeleid.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord Brabant
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Hierin geeft de provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Het voornemen sluit aan bij de provinciale beleidsvisie.
Verordening Ruimte provincie Noord-Brabant
De Verordening Ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. De Verordening Ruimte 2014 is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Structuurvisie juridisch geborgd is. Belangrijke onderwerpen in de Verordening Ruimte zijn:
Figuur 4: Kaart Verordening Ruimte provincie Noord-Brabant
Op de kaart behorende bij de provinciale verordening is het plangebied aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'. Binnen de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Het initiatief past binnen dit beleidsvoornemen.
Tevens voldoet het voornemen aan de formele artikelen van de Verordening Ruimte. Artikel 4.2 geeft aan dat een stedelijke ontwikkeling uitsluitend in bestaand stedelijk gebied ligt. Gelet op bovenstaande en figuur 4 voldoet het voornemen hier aan.
Daarnaast dient nieuwbouw van woningen te worden verantwoord in relatie tot de beschikbare plancapaciteit en regionale afspraken (artikel 4.3 en 37.4). De regionale woningbouwafspraken zijn vastgelegd in de Regionale Agenda's Wonen, onderdeel van het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO). In de Regionale Agenda's Wonen worden de woningbouwcontingenten voor de komende tien jaar vastgelegd voor de verschillende regio's binnen de provincie Noord-Brabant. In de Regionale Agenda Wonen voor Noordoost-Brabant d.d. 8 december 2016 zijn de woningbouwopgaven opnieuw bepaald. In de hele regio Noordoost-Brabant gaat het tot 2026 om een opgave van 19.125 woningen. De woningbouwopgave in de gemeente 's-Hertogenbosch is begroot op 7.365 woningen in de periode 2016-2026. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft in haar regio te maken met de grootste woningbouwopgave. Dit aantal betreft de netto toename van de woningvoorraad, exclusief vervangende woningbouw door sloop. De harde plancapaciteit betreft slechts circa 4.000 woningen. Met het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling wordt op een binnenstedelijke locatie bijgedragen aan het behalen van de woningbouwopgave.
Geconcludeerd wordt dat het bouwen van één woning in bestaand stedelijk gebied in overeenstemming is met hetgeen bepaald in regionaal verband en hiermee hetgeen bepaald in artikel 4.3 en artikel 37.4 van de Verordening. Ook is de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming met het in de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant opgenomen provinciaal ruimtelijk beleid.
Ruimtelijke StructuurVisie 's-Hertogenbosch
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het 'ruimtelijk motto' van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.
De in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling betreft het ontwikkelen van één grondgebonden woning. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied (rode contour). De nieuwe woonbuurt sluit goed aan op de bestaande ruimtelijke- en functionele structuur en de nieuwe invulling past binnen de stedenbouwkundige randvoorwaarden van de Dorpsrand Bruggen. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke structuurvisie.
Woonbeleid
Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Er wordt gestreefd naar een stad waar voldoende, betaalbare en passende woningen zijn en voldoende keuzemogelijkheden in gevarieerde en sterke buurten waarin mensen zich thuis kunnen voelen.
Deze ambitie is in de nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten.
De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is dan als volgt:
Ook zijn Prestatieafspraken Wonen gemaakt, waarin woningcorporaties elk jaar afspraken hebben gemaakt met gemeenten, en is in maart 2016 het Sociaal Woonakkoord gesloten. Via deze afspraken wordt mede richting gegeven aan het woningbouwprogramma, en de uitvoering van het woonbeleid.
Daarnaast is begin april 2017 de Woonagenda 2017/2018 door de gemeenteraad vastgesteld. Het betreft de actualisatie van het woonbeleid zoals geformuleerd in de Nota Wonen. De belangrijkste uitgangspunten van de Woonagenda zijn:
• Opgave 1 - Versnellen van de woningproductie en slim programmeren van nieuwe woonmilieus
• Opgave 2 - Betaalbaar en bereikbaar wonen: balans op de woningmarkt in een ongedeelde stad
• Opgave 3 - Bestaande woningen verduurzamen en wijken vitaal houden
• Opgave 4 - Samen zorgen: passend woonzorgaanbod in een inclusieve samenleving
Onder het versnellen van de woningproductie wordt specifiek uitgegaan van een productie van 8.000 woningen in de koop -en huursector tot en met 2025.
Dit plan draagt bij aan verschillende onderdelen van de Woonagenda.
Visie dorpsrand Bruggen
In 2005 is voor de Dorpsrand Bruggen een Nota van uitgangspunten vastgesteld door de gemeenteraad. Hiermee zijn de ruimtelijke kaders vastgelegd voor de toekomstige ontwikkelingen in de dorpsrand Bruggen. In de nota wordt de realisatie van nieuwe woningen ter plekke van zeer brede percelen langs Bruggen mogelijk gemaakt. Er worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien van de breedte van elk woonperceel en het woningtype.
Langs Bruggen en de Bruggensestraat wordt uitgegaan van het handhaven/versterken van het dijkprofiel, belangrijke zichtlijnen en het open, groene karakter van het lint. Een ander uitgangspunt is het behoud van de groene geledingszone tussen het historische lint Bruggen en de Overlaet. Met dit wijzigingsplan wordt verder uitvoering gegeven aan deze visie.
Figuur 5: Visie Dorpsrand Bruggen
Nota Parkeernormering 2016
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormen, dat is vastgesteld in september 2016. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw.
Dit wijzigingsplan is in overeenstemming met de Nota Parkeernormering. In de planregels is opgenomen dat minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden, wat voldoet aan de minimale parkeernormen en type woning voor deze locatie.
Welstandsnota
Op 17 mei 2011 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Actualisering Welstandsnota 2011 vast. In de welstandsnota is het kader voor het welstandsbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch neergelegd. Doel van de welstandsnota is het vertalen, waarborgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit door middel van transparante, objectieve en daarmee voor een ieder begrijpelijke criteria. Het welstandsbeleid vormt daarbij de basis voor een actief, inspirerend en open architectuurbeleid conform de doelstellingen van de wetgever.
Het plangebied ligt in het welstandsgebied 'Rosmalen Centrum-Noord' met gebiedstype 'Historisch bebouwingslint'. Dit plan past binnen de uitgangspunten van dit gebiedstype, doordat bij wordt gedragen aan de instandhouding van het historische bebouwingslint.
Bomenbeleidsplan
Het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch is recentelijk door de raad vastgesteld op 20 september 2017. In dit nieuwe Bomenbeleidsplan worden de belangrijkste bomen van de stad ingedeeld in vier categorieën: monumentale houtopstanden, waardevolle houtopstanden, structuurbomen en sfeervlakken / sfeerbomen.
In het plangebied komen geen monumentale of waardevolle houtopstanden bomen voor. Het perceel grenst echter wel aan de gemeentelijke bomenstructuur van de Bruggen. Bovendien is het onderdeel van het sfeervlak dat geprojecteerd is op dit deel van de Bruggen.
Er is een bomeninventarisatie uitgevoerd om te onderzoeken welke bomen van welke waarde aanwezig zijn in en rondom het plangebied (Pius Floris, "Bomeninventarisatielijst en kaart Bruggen 36A-38", maart 2017, zie bijlagen 1 en 2). Uit de inventarisatie blijkt dat uitsluitend boom nr. 15 een hoge waarde als stadsboom kent. Deze boom ligt echter niet op het perceel zelf, maar op de perceelsgrens. De boom heeft een aantal overhangende takken op het perceel van Bruggen 36B. De hoofdbebouwing op het perceel van Bruggen 36B komt echter op liefst 9 meter van de perceelsgrens, en bovendien zit hier een 5-meter zone in waarin de bestemming Groen geldt en geen bebouwing mogelijk is. Op dit punt worden derhalve geen problemen verwacht. Boom nummer 15 zal daarom niet aangetast worden door dit voornemen.
Halverwege het perceel staan een drietal populieren, die geen hoge waarde hebben in de inventarisatielijst, en in beginsel gekapt zouden kunnen worden. Niettemin hebben de bomen wel een bepaalde landschappelijke waarde. Deze bomen hoeven echter niet te worden gekapt vanwege de nieuwe woning. Mochten de bomen onverhoopts toch worden beinvloed, door bijvoorbeeld eventuele bijgebouwen, dan is de kap van die bomen vergunningsplichtig. Dat betekent dat er een (zware) herplantplicht geldt om de kap van deze bomen te compenseren, om zo de landschappelijke waarde te behouden.
Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het bomenbeleidsplan, geen monumentale of waardevolle bomen aantast, en geen inbreuk maakt op de gemeentelijke bomenstructuur of op het sfeervlak van de Bruggen.
Archeologie
Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft het plangebied een middelhoge verwachting. Deze verwachting is gebaseerd op de ligging langs een oude dijk op de overgang van een dekzandrug naar een dekzandvlakte. Dergelijke gebieden waren in het verleden vaak aantrekkelijke zones voor bewoning.
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente is voor de zone met een middelhoge verwachting een archeologische onderzoeksplicht opgenomen bij ingrepen groter dan 200m² en dieper dan 50 cm beneden het maaiveld.
Het plangebied, dat tot het buurtschap Bruggen behoort, is in de middeleeuwen ontgonnen. Bruggen bestaat uit lintbebouwing aan een dijk en deels uit op huisterpen en een zandrug gebouwde boerderijen. De zuidoostgrens van het plangebied is de dijk. Het talud van de dijk valt binnen het plangebied. De dijk is aangelegd op een natuurlijke verhoging in het landschap, een dekzandrug. Op deze dekzandrug komen volgens de bodemkaart van Nederland in het noordwestelijke deel van het plangebied beekeerdgronden voor en in het zuidoostelijk deel enkeerdgronden. Direct ten westen en circa 50 m ten zuidoosten van het plangebied zijn archeologische resten aangetroffen uit de late bronstijd, ijzertijd, middeleeuwen en nieuwe tijd. In een iets ruimere straal rondom het plangebied zijn ook resten uit het neolithicum aangetroffen. Gezien het voorkomen van deze resten in de omgeving van het plangebied geldt binnen het plangebied een hoge kans op het aantreffen van resten uit de periode neolithicum tot en met de nieuwe tijd.
In verband met het voornemen heeft BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in een plangebied tussen de kavels Bruggen 36 en 38 te Rosmalen (bijlage 3, februari 2017). Tijdens het veldonderzoek is in twee boringen is een restant van een podzolprofiel aangetroffen in de vorm van een BC-horizont, waarbij deze ter plaatse van boring 1 onder een 35 cm dikke bouwvoor ligt en in boring 5 onder een 90 cm dik plaggendek. In deze boringen zijn resten van onder meer aardewerk uit de (volle) middeleeuwen en prehistorie gevonden. De verspreiding van de archeologische resten kan over het hele plangebied verwacht worden.
Op grond van dit verkennend veldonderzoek is in het voorjaar van 2017 een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd. Vooruitlopend op het concept-rapport is door Transect een tussenrapportage opgesteld waarin kort de voorlopige resultaten van het veldwerk zijn weergegeven: "Kerkhoven, A. Den Bosch, (Rosmalen) De Bruggen 36-38 en De Bruggen 38-40. Transect. Dagrapport" (zie bijlage 4, juni 2017).
Op basis van de resultaten uit dit proefsleuvenonderzoek kan nog onvoldoende worden bepaald of de aanwezige sporen onderdeel uitmaken van een behoudenswaardige vindplaats. Er wordt daarom nog een aanvullend onderzoek uitgevoerd om dit te kunnen beoordelen.
Indien er inderdaad sprake is van een behoudenswaardige vindplaats zou kunnen worden doorgestart naar een opgraving. Deze eventuele opgraving heeft dan betrekking op de zone van het toekomstige bouwvlak. Het onderzoek voor deze zone is daarmee volledig verricht; en het bouwblok zal archeologievrij zijn. Derhalve zal de dubbelbestemming van het bouwvlak worden gehaald.
De dubbelbestemming blijft echter opgenomen voor het perceel rondom het bouwvlak, omdat hier mogelijk nog archeologisch waardevolle resten zijn. Bij ingrepen in deze gronden is daar nader onderzoek en mogelijk een vergunning voor nodig.
Historische geografie
Behalve de archeologische en bouwhistorische kenmerken van het plangebied moeten ook de overige cultuurhistorische aspecten zoals historisch geografische elementen in het bestemmingsplan worden betrokken. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft hiertoe voor de hele gemeente een inventarisatie van zichtbare cultuurhistorische elementen/relicten laten uitvoeren. De gemeente is ook voornemens om de cultuurhistorische inventarisatie uit te werken in een cultuurhistorisch beleid. Vooruitlopend hierop is voor het plangebied bekeken welke cultuurhistorische elementen van belang zijn.
De straten Bruggen en Bruggensestraat die aan weerszijden van het plangebied liggen vormen een wegenpatroon dat ouder is dan 1832. Vanuit dit perspectief zijn deze structuren waardevol en mogen ze niet worden aangetast. Aan weerszijde van de straat Bruggen bevindt zich vanaf de 19de eeuw begroeiing. Om dit beeld in stand te houden, dient de begroeiing zoveel mogelijk in stand te worden houden. Dit plan tast de begroeiing niet aan.
Waterplan
Onlangs is het Waterplan "Waterstad 2016 - Beleidsplan voor een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem" (31 januari 2017) vastgesteld door de gemeenteraad. Het doel van het waterplan is een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem te bewerkstelligen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. De acties die door gemeente en waterschappen worden uitgevoerd, zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma dat loopt van 2016 tot 2020. Er wordt ingezet op het treffen van specifieke maatregelen om het watersysteem robuuster en aantrekkelijker te maken, en op het nog meer versterken van de integratie met andere beleidsvelden.
In het voorliggende plan wordt rekening gehouden met bovenstaand beleid, onder meer door te voorzien in waterberging (zie paragraaf 5.2).
In juli 2005 heeft de gemeenteraad de Nota van Uitgangspunten voor de dorpsrand Bruggen vastgesteld (zie figuur 5 in paragraaf 3.3). Hiermee zijn de ruimtelijke kaders vastgelegd voor de toekomstige ontwikkelingen in de dorpsrand Bruggen. In de nota wordt de realisatie van nieuwe woningen ter plekke van zeer brede percelen langs Bruggen mogelijk gemaakt. Er worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien van de breedte van elk woonperceel en het woningtype.
Langs Bruggen en de Bruggensestraat wordt uitgegaan van het handhaven/versterken van het dijkprofiel, belangrijke zichtlijnen en het open, groene karakter van het lint. Een ander uitgangspunt is het behoud van de groene geledingszone tussen het historische lint Bruggen en de Overlaet.
Deze uitgangspunten zijn voor het perceel van Bruggen 36B juridisch vertaald in het bestemmingsplan 'De Overlaet', door deze op te nemen in de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid die in dit bestemmingsplan op het perceel ligt. In deze wijzigingsbevoegdheid zijn deze meer algemene bovengenoemde voorwaarden geconcretiseerd. Voorbeelden van de voorwaarden zijn een verplichte minimale afstand van de Bruggen van 5 meter, een maximale breedte van 10 meter van het bouwvlak van de nieuwe woning of de verplichting tot groene erfafscheidingen.
Figuur 6: Wijzigingsbevoegdheid in geldend bestemmingsplan De Overlaet, ter plekke van Bruggen 36B
Voor het plangebied van Bruggen 36B is dus de realisatie van een vrijstaande woning voorzien. De voorgevel van de nieuwe woning komt in het verlengde te liggen van de bestaande woningen aan de Bruggen. De nieuwe woning vormt hiermee een ruimtelijk passende opvulling van het bebouwingslint langs de Bruggen.
De woning wordt uitgevoerd als één laag met kap. De goothoogte ligt daarbij op maximaal vier meter, wat typerend is voor meer woningen aan de Bruggen en omgeving. De kap van de woning is evenwijdig op de straat georiënteerd. Er is een afstand van 5 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen aangehouden. De diepte van de woning is 15 meter.
De realisatie van de woning op dit perceel Bruggen 36B in dit wijzigingsplan volgt volledig de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan De Overlaet.
Ten behoeve van de ontwikkelingen geldt de wettelijke verplichting onderzoek te verrichten naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna en de mogelijk effecten van de ruimtelijke ingreep daarop. Middels een ecologische quickscan is de (potentiele) aanwezigheid van beschermde flora en fauna en de betekenis van de plangebieden voor deze soorten in kaart gebracht (Bijlage 5, Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Bruggen ong. en Bruggen 39 te Rosmalen, januari 2017).
Algemene broedvogels en jaarrond beschermde nesten vogels
In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voor. Uit het veldonderzoek blijkt echter dat, gelet op de ligging, inrichting en het ontbreken van nestlocatie, de locatie geen relevante functie heeft voor jaarrond beschermde soorten (cat. 1-4). Nesten en/of potentiele nestlocaties van deze soorten zijn niet aangetroffen.
Wel is in één van de volwassen populieren op het perceel een spechtenhol aanwezig. De jaarrond beschermde soorten die gebruik kunnen maken van deze holte als nestlocatie betreffen; de grote bonte specht, boomkruiper en de groene specht (allen categorie 5). Voor deze soorten (categorie 5) geldt dat de nestlocatie en de functionele leefomgeving alleen het gehele jaar beschermd is als daar dwingende reden toe zijn. Voor alle soorten die potentieel voorkomen op de planlocatie is dit niet het geval; er is geen dwingende reden dat de nestlocatie en de functionele leefomgeving het gehele jaar beschermd zou moeten zijn. Derhalve gelden hiervoor dezelfde bepalingen als voor algemene broedvogels. Bovendien blijft deze boom op het perceel behouden.
De bomen en struiken op de planlocatie biedt voor algemene broedvogels geschikte nestgelegenheid. Vogels prefereren een (broed)locatie waar sprake is van voldoende rust, voedsel en beschutting. Bij het verwijderen van de vegetatie dient derhalve rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedgevallen. De werkzaamheden dienen bij voorkeur buiten het broedseizoen te worden opgestart of, indien dit niet mogelijk is, dient de locatie voorafgaand aan de werkzaamheden geinspecteerd te worden door een ter zake deskundige. Het broedseizoen vangt aan onder bepaalde klimatologische omstandigheden maar betreft indicatief de periode medio maart - medio juli.
Vleermuizen
Vleermuizen maken mogelijk incidenteel gebruik van de locatie en omgeving tijdens het foerageren. De eventueel aanwezige trekroutes van vleermuizen dienen te worden gehandhaafd en gedurende de ontwikkeling alsmede de gebruiksfase zo min mogelijk te worden verstoord ten aanzien van verlichting.
Rugstreeppad
Gedurende de sloop- en bouwwerkzaamheden kan echter het door de rugstreeppad geprefereerde habitat ontstaan. Om negatieve effecten op de soort te voorkomen wordt geadviseerd maatregelen te treffen die voorkomen dat de soort het plangebied kan gebruiken als voortplantingslocatie. Behoudens rugstreeppad geldt dat soorten die mogelijkerwijs incidenteel voorkomen, licht beschermde soorten betreffen waarvoor vrijstelling geldt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Ten aanzien van de rugstreeppad en in het kader van de algemene zorgplicht wordt geadviseerd de werkzaamheden buiten de voortplantingsperiode uit te voeren (maart-augustus). Voorts dient te worden voorkomen dat tijdens de bouw en sloop langdurig plassen als gevolg van regenval blijven staan (egaliseren) en hopen puin en/of ander materiaal (direct afvoeren). Indien het om praktische redenen niet mogelijk is om bovenstaande maatregelen toe te passen wordt geadviseerd het terrein gedurende de werkzaamheden uit te rasteren met een amfibieenscherm. Mits deze maatregelen worden toegepast kunnen negatieve effecten op zwaarder en strikt beschermde amfibieen en reptielen worden uitgesloten.
Beschermde gebieden
De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura2000-gebied, Beschermd natuurmonument, Wetland, Nationaal Park, Nationaal Landschap of het Natuurnetwerk Nederland. Van externe werking is geen sprake.
Conclusie
De conclusie is daarmee dat het plangebied aannemelijk geen essentiele betekenis heeft voor beschermde soorten. De ontwikkeling van een woning op de planlocatie leidt niet tot de aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Tijdens de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van zoogdieren, amfibieen (m.n. rugstreeppad), vleermuizen en algemene broedvogels. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen.
De realisatie van een woning is uitvoerbaar zoals bepaald in de Wro (artikel 3.1.6. Bro).
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
Het plangebied valt onder het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Recent (januari 2017) is het waterbeleid van de Gemeente 's-Hertogenbosch vastgelegd in het Waterplan. Per 1 maart 2015 is tevens de nieuwe Keur van het waterschap van kracht. Deze regelt hemelwaterberging alleen voor nieuw verhard oppervlak groter dan 2.000 m2. Aangezien het nieuw verhard oppervlak beduidend kleiner is dan 2.000 m2 is niet de Keur maar is het waterplan van de gemeente 's-Hertogenbosch met het daarin opgenomen hemelwaterbeleid leidend voor de wateropgaaf.
Waterhuishoudkundige situatie
Volgens de Wateratlas van de provincie Noord-Brabant bestaat de bodem van het plangebied uit leemarm en zwak lemig fijn zand.
De grondwaterstand is diep. Voor het plangebied geldt grondwatertrap VII. Voor deze trap geldt een Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) van tussen 80 en 140 cm onder maaiveld en een Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) van meer dan 120 cm onder maaiveld. De bodem is hierdoor zeer geschikt voor infiltratie. Op het perceel zelf zijn geen sloten of vijvers aanwezig. Momenteel infiltreert het hemelwater rechtstreeks in de bodem. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 800 m² en is in de huidige situatie onverhard.
Invloed van de voorgenomen ontwikkeling
Aan de hand van de beleidsuitgangspunten van de gemeente wordt hierna beschreven hoe bij de voorgenomen ontwikkeling wordt omgegaan met de waterhuishouding binnen het plangebied. Hierbij kan worden aangesloten bij het infiltratiegeschiktheidsonderzoek van Bruggen 33 (Bijlage 6, Lankelma, rapportnummer 100336-XG, 28 april 2016). Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijk dat de bodemopbouw in het gehele gebied gelijk is.
In de huidige situatie fungeert het plangebied als grasland en is onbebouwd. Het plangebied maakt onderdeel uit van het bebouwingslint langs de Bruggen. Aan de oost- en westzijde staan vrijstaande woningen. In de nieuwe situatie wordt er een vrijstaande woning gerealiseerd. Er is een afstand van 5 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen aangehouden.
Voorkomen van vervuiling
Om verontreiniging van grondwater te voorkomen worden enkel duurzame (niet uitlogende of gecoate) materialen toegepast. Tevens wordt aangeraden om terughoudend te zijn met bestrijdingsmiddelen en strooizout.
Verhard oppervlakte
Het verharde oppervlak in de toekomstige situatie is onder te verdelen in de woning met aan- en bijgebouwen en in de bestrating (oprit terras e.d.).
Woning + aan- en bijgebouw: | 300 m² |
Tuinverharding (oprit en terras): | 200 m² |
Totaal verharding: | 500 m² |
Uitgaande van het toekomstig verhard oppervlak en het beleid van de gemeente bedraagt de wateropgave voor het plan 30,0 m3 ((500 m2 x 60 mm)/1000).
Al het hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. Dit komt doordat er in de weg een drukriool ligt. Op een drukriool mag alleen vuilwater aangesloten worden. Het hemelwater kan deels hergebruikt worden voor de tuin. Het overschot kan geïnfiltreerd worden in de bodem. Voor de waterbergingsopgaaf kan de oplossing worden gezocht in het realiseren van een groen dak dat water tijdelijk bergt en vertraagd afvoert naar de tuin en deels het infiltreren van hemelwater via infiltratiekratten, -koffers of IT-riool.
Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming en/of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Indien milieubelastende functies op de onderzoekslocatie mogelijk worden gemaakt, dient de invloed op de omgeving inzichtelijk te worden gemaakt.
De te realiseren woning is geen milieubelastende functie en heeft derhalve geen negatieve effecten op eventuele omliggende gevoelige objecten. In de omgeving van het plangebied zijn meerdere agrarische bedrijven aanwezig. Aangezien de te realiseren woning voor geen van de bedrijven als dichtstbijzijnde woning geldt, wordt de bedrijfsvoering van deze bedrijven niet belemmerd. In de omgeving van het plangebied zijn verder geen bedrijven aanwezig die een hinderlijke werking op de woning zouden kunnen uitoefenen.
Kort samengevat zijn er vanuit het aspect hinderlijke (agrarische) bedrijvigheid/geur geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling.
Volgens artikel 74 lid 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) heeft elke weg een geluidzone, tenzij de weg gelegen is binnen een woonerf of voor die weg een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Een geluidzone is het gebied aan weerszijden van een weg waarbinnen - bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een afwijking van een bestemmingsplan en bij de aanleg of reconstructie van wegen - moet worden nagegaan of de geluidsituatie bij woningen of andere geluidgevoelige functies in overeenstemming is met de geluidvoorschriften uit de Wgh. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg, al dan niet binnen de bebouwde kom. Het projectgebied ligt in de geluidzone van de Bruggen.
De gezoneerde Bruggen grenst aan het projectgebied en wordt niet afgeschermd door gebouwen. CroonenBuro5 heeft akoestisch onderzoek verricht (Bijlage 7, CroonenBuro5, Akoestisch onderzoek Bruggen 36B te Rosmalen, RAO01-0253795-01a,14 december 2016). De geluidsbijdrage van deze weg op de zuidgevel van de nieuwe woning bedraagt maximaal 55 dB. Op de oost- en westgevel bedraagt deze respectievelijk 49 en 50 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voor deze drie gevels overschreden. Bij de noordgevel liggen de waarden onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Om een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde te voorkomen kunnen bron- en/of overdrachtsmaatregelen worden toegepast of maatregelen bij de ontvanger. Gezien de beperkte schaal van dit project is het om financiële, stedenbouwkundige en/of verkeerskundige redenen niet mogelijk of gewenst (effectieve) maatregelen te treffen die de geluidbelastingen terugbrengen tot een waarde die, ter plaatse van de nieuwe woning, lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor deze woning is ontheffing van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai nodig. Met betrekking tot de geprojecteerde woning moet een verzoek om hogere grenswaarde worden ingediend tot maximaal 57 dB. De berekende waarden blijven binnen de maximaal toe te kennen ontheffingswaarde van 63 dB op grond van de Wgh.
De gemeente 's-Hertogenbosch hanteert voor de invulling van de bevoegdheid om van voorkeursgrenswaarden af te wijken de Nota Hogere Grenswaarden Geluid. Deze nota beschrijft onder welke voorwaarden afgeweken kan worden van de ambitiewaarde voor een bepaald gebied. Het projectgebied ligt in een gebied dat wordt getypeerd als 'groen stedelijk'. De ambitiewaarde voor dat gebiedstype is de geluidsklasse 'redelijk rustig' (tussen 48 en 53 dB) en de bovengrens voor de ontheffing hogere grenswaarde is 'zeer onrustig' (58 dB). Uit de berekeningen blijkt dat de hoogst berekende geluidbelasting 55 dB bedraagt en dat de bovengrens bij de woning niet wordt overschreden.
De Nota Hogere Grenswaarden Geluid eist in dit geval ook een geluidluwe gevel. De woning beschikt over een geluidsluwe (noord)gevel waaraan geluidgevoelige ruimten kunnen worden gesitueerd. Ook beschikt de woning over een geluidluwe buitenruimte.
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat aan de geluideisen van afdeling 3.1 van het Bouwbesluit wordt voldaan. De karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructies moet worden bepaald conform NEN 5077. Hierbij wordt uitgegaan van de geluidbelasting zonder aftrek van 5 dB. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. In deze situatie betekent dit dat de hoogst berekende geluidbelasting voor het bepalen van de geluidwering van de gevel 60 dB (55 dB + 5 dB) bedraagt. Bij deze geluidbelasting moet de minimale geluidwering 27 dB bedragen. Als hieraan wordt voldaan is uit akoestisch oogpunt sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Als gevolg van een ruimtelijk plan moet de toename van luchtverontreiniging door dat plan worden beschouwd, in het kader van de luchtkwaliteitseisen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Deze wet voorziet in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (nibm) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3%-grens niet wordt overschreden.
De bouw van één woning leidt niet of nauwelijks tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Op grond van de Regeling nibm zijn de luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het project: het is 'niet in betekenende mate' in de zin van die regeling. Dit betekent dat geen onderzoek nodig is naar de bijdrage van de ontwikkeling aan de luchtkwaliteit in de omgeving.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet ook aandacht worden besteed aan de blootstelling van bewoners en bezoekers aan luchtverontreinigende stoffen. Beschouwd zijn de huidige situatie en de situatie 10 jaar na realisatie. Uit deze beschouwing kan worden geconcludeerd dat:
Op de locatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 8, NIPA milieutechniek, verkennend bodemonderzoek Bruggen ong. te Rosmalen, rapportnummer 15679-1, 21 december 2016). Uit dit onderzoek blijkt dat de boven- en ondergrond niet is verontreinigd. In het grondwater is een van nature verhoogd gehalte aan koper en barium aanwezig. Er zijn geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren tegen bebouwing van de locatie. De bodem is geschikt voor het beoogde gebruik.
Bij eventueel grondverzet valt vrijkomende grond onder de bepalingen van het besluit Bodemkwaliteit. Bij bronneringswerkzaamheden zullen voor zover relevant ingevolge de Grondwaterwet en de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren meldingen danwel aanvragen voor vergunningen moeten worden ingediend.
Externe-veiligheidsbeleid beoogt een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Op basis van gegevens van de gemeente en de risicokaart van de provincie Noord-Brabant blijken in of in de nabijheid van het projectgebied zulke activiteiten niet aanwezig en belemmeren eisen op gebied van externe veiligheid het project niet.
Gemeente 's-Hertogenbosch wil een voortrekkersrol blijven spelen op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling. De speerpunten van het gemeentelijk energie- en duurzaamheidsbeleid zijn energie(neutraal), integraal waterbeheer en duurzaam hout. Op basis van dit beleid sluit de gemeente voor woningbouw en voor de ontwikkeling van commerciële ruimten aan bij de wettelijk eisen op dit gebied (de EPC-norm) in combinatie met de toepassing van duurzame (energie)bronnen. Het integraal waterbeheer vereist dat in de bouw geen uitlogende materialen worden gebruikt. Ten aanzien van duurzaam hout met het FSC-keurmerk of het PEFC-keurmerk (SFI, CSA en ATFS), niet zijnde MTCS, wordt toegepast.
Het wijzigingsplan 'Bruggen 36B' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen van een nieuwe woning, al dan niet met bijgebouwen, en het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het plangebied.
De juridisch-planologische regeling van het voorliggende plan is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
Op de verbeelding zijn de bestemming en de aanduidingen met kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken aangegeven. De kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken dienen in samenhang met de regels te worden gelezen. Een onderdeel van de in het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde eisen betreft de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van een bestemmingsplan. Door de uniformering en standaardisering zijn de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding verschillend van een 'traditionele' analoge plankaart. Met de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding wordt beoogd bestemmingsplannen als een interactief plan raadpleegbaar te maken (op internet). Deze wijze van beschikbaarstelling is per 1 januari 2010 wettelijk verplicht.
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken, te weten:
hoofdstuk 1: inleidende regels;
hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
hoofdstuk 3: algemene regels;
hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.
De artikelen in hoofdstuk 1 van de planregels hebben betrekking op de toepassing van de planregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. In dit geval wordt het peil bepaald aan de hand van de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw. De goot -en bouwhoogten worden vervolgens weer bepaald op basis van dit peil.
Hoofdstuk 2 van de regels omvat een toelichting op de twee in het plangebied voorkomende bestemmingen. In het plangebied komen de bestemmingen 'Groen' en 'Wonen - 1' voor.
Binnen de bestemming Groen zijn gebouwen met een oppervlakte van maximaal 30 m² en een maximale hoogte van 3 meter toegestaan. Ook zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, conform de bestemming Groen van het geldende bestemmingsplan De Overlaet. De erfafscheidingen mogen uitsluitend in de vorm van beplanting worden aangebracht.
Binnen de bestemming Wonen - 1 is (de bouw van) één vrijstaande woning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan. Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de woning dient te worden opgericht. De woning moet parallel aan de Bruggen worden gesitueerd, en dient minimaal twee parkeerplaatsen op eigen terrein te hebben. Ook dient de woning te worden ontsloten op de Bruggen. Verder is op de verbeelding de maximale goot- en bouwhoogte van de woning aangegeven.
Bij de woning mogen bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m² worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt 3 meter. Indien een bijgebouw wordt voorzien van een kap dan mag de goot- en bouwhoogte niet meer dan 3 meter en 4,50 meter bedragen.
In de regels van de bestemming Wonen - 1 zijn ook enkele afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot het bouwen opgenomen. Aan elke afwijkingsbevoegdheid zijn voorwaarden verbonden. Verder bevat de bestemming een aantal gebruiksregels. Zo heeft één van de gebruiksregels betrekking op aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten. Ook is het niet toegestaan gronden op te hogen behalve voor een inrit.
Ook is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 opgenomen, ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarde op het perceel.
In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze algemene regels gelden voor het gehele plan.
Dit vierde en laatste hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.
De gronden van het plangebied zijn op dit moment in eigendom van de gemeente. De gronden zullen na vaststelling van het wijzigingsplan worden verkocht aan een ontwikkelaar of particuliere initiatiefnemer. De grondexploitatiekosten worden daarbij meegenomen als onderdeel van de verkoopprijs; en zijn daarmee anderszins verzekerd (Wro, art. 6.12, lid 2, onder a).
Op basis van artikel 3.1.1 van het Bro (wettelijk vooroverleg) is het voorontwerp wijzigingsplan toegezonden aan de vooroverlegpartners.
Het waterschap Aa en Maas heeft op 1 juni 2017 schriftelijk bevestigd in te stemmen met de waterparagraaf uit het plan, en de provincie Noord-Brabant heeft per brief van 8 juni 2017 laten weten geen opmerkingen te hebben op het plan. Tot slot hebben ook Tennet (22 mei 2017) en de Gasunie (op 1 augustus 2017) laten weten in te kunnen stemmen met het plan.
Over het voorontwerp van dit wijzigingsplan is – overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening – gelegenheid tot inspraak geboden, en is vooroverleg gevoerd conform het overleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het voorontwerp wijzigingsplan 'Bruggen 36B, de Overlaet' lag ter inzage van 22 mei 2017 tot en met 3 juli 2017. Gedurende de inspraaktermijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een inspraakreactie bij het college van burgemeester en wethouders naar voren brengen. Gedurende de inspraaktermijn op het voorontwerp wijzigingsplan is één inspraakreactie ingediend.
De zorgen van de inspreker zijn van diverse aard. Samenvattend zijn zorgen geuit over de mate waarin voldaan wordt aan de stedenbouwkundige uitgangspunten (open en groen karakter, beschermen dijkprofiel). Ook zijn vragen gesteld over de bescherming van aanwezige bomen, de locatie van de toekomstige inrit voor de nieuwe woning en de instandhouding van de haag aan de voorzijde.
Onderstaand wordt ingegaan op de verschillende aspecten.
1. Peilhoogte woning
Inspreker geeft aan dat het uitgangspunt voor het plan handhaven / versterken van het dijkprofiel is, en haar vraag is hoe de gemeente het dijkprofiel ter plaatse van 36B gaat handhaven / versterken. Inspreker maakt zich zorgen over dat het bestaande dijkprofiel aangetast zal worden door de voorgenomen bestemmingsplanwijziging, als hierover niks is vastgelegd. Het verzoek van inspreker is het bestaande dijkprofiel en maaiveld vast te leggen zodat dit geen punt van discussie kan worden.
Het is juist dat één van de uitgangspunten voor het plan is om het dijkprofiel te handhaven en zo mogelijk te versterken, zoals geformuleerd in de visie Dorpsrand Bruggen. Deze uitgangspunten zijn overigens vertaald in de wijzigingsregels, die voor dit plan bindend zijn.
Het dijkprofiel van Bruggen wordt tengevolge van dit plan niet aangetast. Ten eerste worden namelijk geen aanpassingen aan de dijk gedaan, behalve voor de aansluiting van de oprit op de dijk. Daarnaast is gebleken dat met name ter plaatse van het plangebied het maaiveld lager is komen te liggen dan bij de aangrenzende percelen. Het maaiveld zal niet worden opgehoogd, anders dan voor de inrit, conform de wijzigingsregels. Opgemerkt wordt dat in artikel 2.9 het peil van het maaiveld is bepaald en dus vastgelegd.
Gelet op bovenstaande, wordt voldaan aan de door insprekers genoemde uitgangspunten.
2. Bomen
Inspreker refereert aan de uitgevoerde bomeninventarisatie. Bij het kaartje ontbreekt een uitleg/renvooi om welke bomensoorten het gaat. Het is hierdoor niet duidelijk welke bomen waarden hebben en welke niet. Het verzoek is deze gegevens alsnog ter inzage te leggen.
Inspreker maakt zich zorgen over de bomen die op de grond van inspreker staan nabij en op de perceelsgrens. De overhangende takken, schaduw en wortels zouden in de toekomst problemen kunnen geven voor de toekomstig eigenaar waar inspreker niet om heeft gevraagd. Dit is ook het geval bij boom nr. 15. Verzoek is om voor de bomen regels ter bescherming op te nemen of dit in een overeenkomst te regelen.
Op verzoek van inspreker hebben we de inventarisatielijst bij het bestemmingsplan gevoegd. Hieruit blijkt welke bomen op het perceel aanwezig zijn en welke waarden hieraan zijn toegekend.
De afstand van de waardevolle boom die nabij de perceelsgrens staan (op perceel van inspreker), tot aan het bouwvlak van de nieuwe woning op Bruggen 36B is relatief groot (ca. 8 meter). Wel zijn er overhangende takken van deze boom op het perceel Bruggen 36B. Naar verwachting levert dit geen probleem op; maar mede vanwege deze reden is het bouwvlak zekerheidshalve één meter naar het oosten opgeschoven (zie punt 4 voor de tweede reden). Bovendien grenst de boom eerst aan 5-meter zone van bestemming Groen, waar geen bebouwing kan komen.
3. Haag
Aan de voorzijde van het perceel Bruggen 36B staat een beeldbepalende cultuurhistorische haag. Graag verneemt inspreker hoe de gemeente regelt dat de haag wordt behouden voor de toekomst zoals de gemeente aangeeft. Hiermee wordt voorkomen dat de haag verdwijnt en een sierhekwerk of coniferen of iets dergelijks voor in de plaats komt. Dit zou haaks staan op het beeld van de gemeente. Inspreker geeft aan dit belangrijk te vinden, omdat dit in het verleden ook verkeerd is gegaan aan de Bruggen, en waarvan de gevolgen zichtbaar zijn (bijvoorbeeld Bruggen 33B en 33C). Bij verkoop van een reststrook van Bruggen 36 is daarom ook gekozen de haag in eigendom van de gemeente te laten.
Daarnaast vindt inspreker het een gemis van de onderzoekers dat de monumentale haag niet is omschreven in het flora en fauna onderzoek, mede door de broedvogels en dieren die zich hierin schuilhouden.
De bezorgdheid komt voort uit een recente gebeurtenis waarbij een sleuvenonderzoek heeft plaatsgevonden op de Bruggen 36B, waarbij een groot stuk midden uit de beeldbepalende haag is verwijderd, ook tijdens het broedseizoen. Na melding hiervan aan de gemeente, is aan inspreker bericht dat het herstellen van de haag wordt overgelaten aan de toekomstig koper. Dat stelt inspreker niet gerust; liever ziet inspreker dat de gemeente de plaats van de inrit bepaalt, en de haag herstelt en in haar eigendom houdt.
De haag aan de Bruggen 36B heeft inderdaad een bepaalde cultuurhistorische waarde. Het is voor de gemeente dan ook van belang dat deze haag in stand blijft. De gemeente heeft inspreker op de hoogte gesteld van het voornemen de door inspreker genoemde haag te behouden. Het vormt een kwaliteit van de dorpsrand Bruggen. Het voornemen van de gemeente is om bij de verkoop van de kavel in de overeenkomst een verplichting op te nemen dat de erfafscheiding aan de voorzijde door middel van een haag moet plaatsvinden.
Uit het oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna, dat bij het wijzigingsplan is opgenomen, blijkt dat de haag geen functie heeft voor zwaarder beschermde soorten.
4. Inrit
De inritten van de naastgelegen percelen Bruggen 38 en 36A zijn rechts van de woning gelegen. Voor een logisch en evenwichtig beeld is het voor inspreker wenselijk de nieuwe inrit voor Bruggen 36B ook rechts van de woning te situeren. Het verzoek is de locatie van de inrit vast te leggen in het ontwerp wijzigingsplan zodat dit geen punt van discussie kan worden.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is zowel een inrit aan de linkerzijde als aan de rechterzijde van de nieuwe woning (gezien vanaf de weg) voorstelbaar. Het perceel is gelegen aan een oud dorpslint waarbij geen vaste structuur of positie van de inritten aanwezig is. Het volgende wordt echter opgemerkt.
Aan de rechterzijde van de nieuwe woning (gezien vanaf de weg), aan de voorzijde van het perceel, staat een waardevolle boom, die onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke bomenstructuur. Het staat buiten kijf dat deze boom behouden dient te blijven. Een inrit aan de rechterzijde van de bestaande boom aan de Bruggen, tussen de bestaande bomen en de zijdelingse perceelgrens met Bruggen 38, is vanwege de beschikbare ruimte niet mogelijk. Deze afstand vanaf de zijkant van de boom tot aan de zijdelingse perceelgrens bedraagt circa 3 meter. Omdat met de verharding een bepaalde afstand tot aan de boom moet worden aangehouden, blijft er te weinig ruimte over voor een inrit rechts naast de boom.
Daarnaast is vanwege de positie van het bouwvlak een inrit aan de linkerzijde van deze boom ook niet mogelijk. De inrit ligt dan namelijk voor het bouwvlak waarbinnen de woning kan worden gebouwd, een mogelijke garage is dan niet goed bereikbaar vanaf de inrit. Bovendien is het zeer gebruikelijk om de inrit naast de woning te positioneren en niet voor de woning.
Zoals al aangegeven, is het bouwvlak in het ontwerp wijzigingsplan één meter opgeschoven in oostelijke richting. Op deze wijze is (nog) meer afstand gecreëerd tot de reeds aanwezige waardevolle boom nr. 15 (met overhangende takken) die op de zijdelingse perceelsgrens staat. Door het opschuiven van het bouwvlak in oostelijke richting, in de richting van Bruggen 38, ontstaat er aan deze linkerzijde van de nieuwe woning ook meer ruimte voor erfbebouwing, bijvoorbeeld in de vorm van een garage. In het voorontwerp wijzigingsplan was het bouwvlak in het midden van de woonbestemming geprojecteerd, waardoor aan beide zijden (te) weinig ruimte aanwezig was om een garage te realiseren. Door het opschuiven van het bouwvlak kan het perceel op een meer gebruikelijke manier worden ingevuld.
Gelet op de aanwezigheid van een bestaande boom aan de voorzijde van het perceel (aan de rechterzijde van de nieuwe woning), is het voor de hand liggend dat de inrit aan de linkerzijde van het bouwvlak wordt gepositioneerd. Er is echter niet gekozen voor het vastleggen van de positie van de inrit in het bestemmingsplan, om een eventuele situering aan de rechterzijde nog niet volledig uit te sluiten.
5. Planschade
Inspreker vraagt of de gemeente een taxatie heeft laten opstellen van de mogelijke planschade voor de woning van inspreker. Zo ja, dan zou zij deze graag ontvangen.
Er is geen planschaderisico-analyse uitgevoerd voor deze wijziging.
6. Bedenkingen bij uitgangspunten plan
Stedenbouwkundige aspecten (zichtlijnen, groen karakter van het lint, breedte perceel)
Inspreker voeren een aantal bedenkingen aan bij de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de gehanteerde stedenbouwkundige uitgangspunten voor het plan.
Het uitgangspunt van een minimale breedte van 25 meter is inderdaad aangehouden. Bovenstaand is een figuur weergegeven waarin de maten staan aangegeven, en waaruit blijkt dat het perceel zelfs meer dan 30 meter breed is.
Het plangebied van dit wijzigingsplan beslaat niet 800 m2, maar circa 1.400 m2. Een groot perceel, zoals meer percelen aan de Bruggen. Twee belangrijke uitgangspunten van de Visie Dorpsrand Bruggen en het bestemmingsplan betreffen inderdaad het open en groene karakter van het lint, en het handhaven en versterken van zichtlijnen.
Het plan is een uitvloeisel van deze uitgangspunten, die vertaald zijn in de voorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid. Dit plan geeft uitvoering aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan. Daarmee is het in overeenstemming met de uitgangspunten.
Voor de volledigheid is boven deze tekst een figuur uit het bestemmingsplan De Overlaet opgenomen, waaruit blijkt dat dit plan (Bruggen 36B) voldoet aan de daarin opgenomen bouwmogelijkheid. Ook blijkt hieruit dat de helft van het perceel een groene geledingszone kent; waarmee mede het groene karakter geborgd wordt. Dit is in het bestemmingsplan de Overlaet geborgd met een bestemming Groen.
In dit wijzigingsplan is daarnaast aan weerszijden van de nieuwe woning een bestemming Groen opgenomen.
Overigens zal de hoofdbebouwing maximaal 150 m2 bedragen; en eventuele bijgebouwen zijn in het wijzigingsplan gemaximaliseerd op 75 m2. Mogelijk is, afhankelijk van de grootte van het perceel, daarnaast nog 75 m2 extra vergunningsvrije bebouwing mogelijk. Dit zijn standaard erfbebouwingsregelingen. Voor de verharding in de tuin wordt voor de waterparagraaf daarnaast uitgegaan van maximaal 200 m2 verharding. Gelet op bovenstaande, is de gemeente van mening dat dit niet leidt tot verstening. Het is bovendien volledig in lijn met de Visie dorpsrand Bruggen.
Wat betreft de gevreesde aantasting van aanwezige bomen, wordt verwezen naar de bomeninventarisatie en de toelichting van het bestemmingsplan. Hierin is beschreven hoe bestaande bomen zich verhouden tot dit plan.
De stelling dat belangrijke zichtlijnen worden aangetast door dit plan kan de gemeente niet volgen. De zichtlijnen zijn conform bovenstaand figuur alleen aan de orde aan de overkant van de weg, richting het landelijk gebied. Naar de mening van de gemeente is dit plan dan ook volledig in overeenstemming met het uitgangspunt dat zichtlijnen worden gehandhaafd.
Aan weerszijden van de woning is er sprake van een bestemming Groen. Hier mag geen erfbebouwing worden opgericht, waarmee het open karakter geborgd wordt. Voor de eenduidigheid met omliggende percelen en de systematiek van het geldende bestemmingsplan, is ook rechts van de woning de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' opgenomen.
Gelet op bovenstaande, deelt de gemeente de mening van inspreker niet, en wordt voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten.
7. Dijkprofiel
Een ander uitgangspunt van het plan is dat het dijkprofiel gehandhaafd en versterkt moet worden. Door inspreker wordt gevraagd of het dijkprofiel is vastgelegd? Volgens inspreker tast de nieuw te maken inrit het dijkprofiel aan. De vraag is hoe dit beperkt wordt en of hier een aanlegvergunning voor nodig is?
Hierbij wordt verwezen naar de beantwoording onder 1.
8. Maaiveld
Een ander uitgangspunt van het plan is dat de peilhoogten van het maaiveld gehandhaafd moeten worden. Door inspreker wordt gevraagd of de bestaande peilhoogte vastgelegd is? De nieuwe woning komt 2,5 meter lager te liggen dan de naastgelegen percelen en ten opzichte van de dijk. Inspreker vraagt daarom of de kans op wateroverlast onderzocht is?
Hierbij wordt verwezen naar de beantwoording onder 1.
Het ontwerp wijzigingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode is door één reclamant een zienswijze ingediend. Het plan wordt met inachtname van deze zienswijze ter gewijzigde vaststelling aan het college voorgelegd.