Plan: | Herontwikkeling Schoolstraat, voormalige Annenborch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002286-1401 |
Hurks is voornemens om op de locatie van het voormalige woonzorgcentrum de Annenborch aan de Schoolstraat in Rosmalen nieuwe woningen te ontwikkelen. Het zorgcentrum de Annenborch is verhuisd naar de nieuwbouwlocatie de Hoef. Het gebouw is gedateerd en zal daarom worden gesloopt. De locatie zal worden herontwikkeld om woningbouw mogelijk te maken. Naar verwachting zullen er maximaal 43 woningen worden gerealiseerd.
De voorgenomen ontwikkeling van woningen past niet binnen het geldende bestemmingsplan voor het plangebied. Om die reden is een nieuw bestemmingsplan nodig. Voorliggend plan is dat bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan "Herontwikkeling Schoolstraat, voormalige Annenborch" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
Het plangebied ligt in de wijk Hondsberg in Rosmalen en wordt begrensd door de Schoolstraat, Dokter Hanegraaffstraat en Deken Fritsenstraat. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de zij- en achterkant van de woningen aan de Pastoor Hordijkstraat.
Het plangebied is kadastraal bekend als sectie H, nummer 2055 in Rosmalen en heeft een oppervlakte van ruim 1 hectare.
Ligging plangebied (rood omlijnd)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan ''t Ven Hondsberg'. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter waarbij zoveel mogelijk de bestaande situatie en de bestaande rechten zijn vastgelegd. Het plan is op 8 juni 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch.
Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Maatschappelijk' met een functieaanduiding 'mortuarium' en is mede bestemd voor archeologische waarden. De gronden zijn specifiek bestemd voor een bejaardencentrum (huisvesting en verzorging van bejaarden) met een, aan het zorgcentrum gerelateerde, mortuarium en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen.
De beoogde ontwikkeling van het realiseren van grondgebonden woningen past niet binnen deze bestemming.
Uitsnede plangebied vigerend bestemmingsplan 't Ven Hondsberg
Deze toelichting bestaat uit 8 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie van het gebied beschreven en wordt er een planbeschrijving gegeven van de toekomstige ontwikkeling. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in, en een verantwoording van, alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat tenslotte in op het vooroverleg en de gevoerde inspraak.
Het grootste deel van het bestemmingsplangebied ligt landschappelijk gezien op een zogenaamde Dekzandrug en is door zijn relatief hoge ligging altijd een aantrekkelijke locatie voor bewoning geweest. Door vondsten in de buurt van het plangebied is bepaald dat er bewoning heeft plaatsgevonden in de Middeleeuwen, Romeinse tijd, IJzertijd en zelfs in de Bronstijd.
Tot circa 1950 is het gehele plangebied en omgeving hoofdzakelijk in gebruik als landbouwgrond. Na 1950 zijn in Rosmalen in een snel tempo woonwijken voor forenzen gebouwd. Het plangebied ligt in de buurt Hondsberg en is in de periode tussen 1965 en 1977 ontstaan als de stedelijke uitbreiding van de kom van Rosmalen. De historische bebouwingslinten van de Schoolstraat en de Deken Fritsenstraat, waaraan het plangebied ligt, structureren de wijk in oost-west richting en zorgen voor een verbinding met het centrum en het aanliggende Sprokkelbosch. De bebouwing aan de Schoolstraat/Bruggen heeft overigens meer historisch karakter dan die aan de Deken Fritsenstraat. Op topografisch kaartmateriaal uit 1978 verschijnt de bebouwing van het bestaande woonzorgcentrum. Dit is hier vermoedelijk in 1971 aangelegd. Daarbij is de eerdere bebouwing langs de Deken Fritsenstraat verdwenen. Deze situatie is tot op de dag van vandaag ongewijzigd.
Uitsnede van een topografische kaart uit 1967. Uitsnede van een topografische kaart uit 1978.
Het plangebied grenst aan de noord- en zuidzijde aan de twee bebouwingslinten de Schoolstraat/Bruggen en de Deken Fritsenstraat. Het voormalige woonzorgcentrum de Annenborch kan beschreven worden als op zich zelf staande bebouwing. Het is een alzijdig gebouw dat centraal ligt in een groene omgeving, en zich onttrekt aan de stedenbouwkundige structuur van de twee bestaande bebouwingslinten.
Bestaande situatie locatie Annenborch
De locatie heeft een oppervlakte van ruim 1 hectare. Hiervan is een aanzienlijk deel bebouwd. De bestaande bebouwing ligt in een groene setting en bestaat uit respectievelijk zes, vier en één bouwlaag. Verder is er een parkeerterrein en infrastructuur aanwezig. Het plangebied is bereikbaar vanaf de wegen Schoolstraat en Dokter Hanegraaffstraat.
Hoogbouwdeel de Annenborch Bestaande bebouwing in een groene setting
In 2012 is zorgcentrum de Annenborch verhuisd naar nieuwbouwlocatie De Hoef. Het gebouw is behoorlijk gedateerd en zal daarom worden gesloopt. Tot die tijd wordt het gebouw verhuurd in het kader van anti-kraak.
Op het terrein van de Annenborch worden grondgebonden woningen gerealiseerd. In totaal komen er 43 woningen. De stedenbouwkundige opzet van de wijk bestaat enerzijds uit woningen die zich oriënteren op de aangrenzende infrastructuur bestaande uit Schoolstraat, Dokter Hanegraaffstraat en Deken Fritsenstraat. De overige woningen worden gerealiseerd aan een hof. Dit hof wordt ontsloten via de Dokter Hanegraaffstraat en vervolgens de Schoolstraat. Aan het hof worden de meeste parkeerplaatsen gerealiseerd.
Indicatieve stedenbouwkundige opzet planontwikkeling
De keuze is gemaakt om aan de noordzijde de woningen de 'kromming' te laten volgen van de Schoolstraat. Hier worden geschakelde seniorenwoningen gerealiseerd met een parkeerplaats op eigen terrein. Twee van dit type woningen zullen ook gerealiseerd worden aan de Deken Fritsenstraat.
Naast parkeerplaatsen op eigen terrein kan er ook geparkeerd worden aan de Dokter Hanegraaffstraat, in een 'parkeerkoffer' aan de Deken Fritsenstraat en op de centraal gelegen parkeerplaatsen in de openbare ruimte binnen het plangebied.
Het plangebied zal het voornamelijk groene karakter behouden door het behoud van vele waardevolle bomen. Daarnaast zullen er in de openbare ruimte binnen het plangebied nieuwe bomen worden geplant. Door deze groene invulling ontstaat er een aantrekkelijke ontmoetingsruimte hetgeen de leefbaarheid ten goede komt.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de (relevante) ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 inwerking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Naast de SVIR is er het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een beperkt aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen over rijksvaarwegen, zones buisleidingen en zones van hoogspanningsleidingen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.
Toets aan SVIR en Barro
Voor het plangebied geldt dat sprake is van een lokale ontwikkeling waarbij geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding zijn. Het plan voldoet daarmee aan het rijksbeleid zoals dit is vastgelegd in de structuurvisie.
Daarnaast ligt het plangebied niet binnen een zone van één van de nationale belangen uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het rijksbeleid richt zich niet specifiek op onderhavige ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, naast het Barro, tevens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) waarmee dit mogelijk is. Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden.
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder van duurzame verstedelijking worden onderbouwd. De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in het Bro (art. 3.1.6). Bij nieuwe ruimtelijke besluiten (zoals kantoorlocaties en woningbouwlocaties die voorzien in een nieuwe stedelijke voorziening) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen:
Toets aan ladder voor duurzame verstedelijking
Dit project bevat 43 grondgebonden woningen, waarvan 32 eengezinswoningen en 11 woningen specifiek bedoeld voor senioren. Dit zijn levensloopbestendige woningen met het volledige woonprogramma op de begane grond.
Het project betreft een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Omdat sprake is van een stedelijke ontwikkeling worden de drie stappen/treden van de ladder voor duurzame verstedelijking in deze bestemmingsplantoelichting nader toegelicht.
Trede 1: regionale behoefte kwantitatief en kwalitatief
De concrete invulling van de locatie Annenborch is tot stand gekomen door middel van een zorgvuldige voorbereiding van Hurks. Hurks heeft namelijk een woningmarktonderzoek laten uitvoeren, gesprekken gevoerd met omwonenden, de wijkraad Rosmalen Centrum & Hondsberg en met seniorenvereniging HEVO Rosmalen. Hieruit is onderhavig woningbouwprogramma (mede) bepaald. Naar aanleiding van voornoemde gesprekken en onderzoek wordt 25 % (= 11 woningen) van het woonprogramma gerealiseerd in de marktsector (koop of huur) ten behoeve van senioren.
In september 2012 heeft Hurks voor onderhavige ontwikkeling een woningmarktonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek maakt als bijlage 1 deel uit van de toelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat behoefte bestaat aan gevarieerde rijwoningen/hoekwoning en tweekappers voor starters, (jonge) gezinnen en (vroeg)senioren.
Uit de Nota Wonen 2012 blijkt dat er binnen de gemeente een toename van de woningbehoefte tot 2020 bestaat van 5.840 woningen. In de Nota Wonen 2012 wordt aangegeven dat onzeker is of voldaan kan worden aan die behoefte aan nieuwe woningen. De behoefte is namelijk groter dan het aanbod van nieuwe woningen. Ook uit de Gemeentelijke Ruimtelijke Structuurvisie volgt dat voor de lange termijn een tekort bestaat aan woningbouwlocaties. Uit de Voortgangsnota Wonen 2013 blijkt tenslotte ook dat er ruimte is voor woningbouw. Het Actieprogramma Wonen 2013 bevat 10 punten waarbij onder punt 3 specifiek het "omzetten van leegstand maatschappelijk vastgoed naar woningen" genoemd wordt. Het onderhavig plan voor de locatie Annenborch sluit hier naadloos op aan.
Het plan is daarnaast onderdeel van de regionale woningbouwprogrammering. Door afstemming van alle betrokken gemeenten in de regio is een woningbouwprogramma opgesteld, waarin onderhavig plan is opgenomen. Met het plan is dus rekening gehouden met betrekking tot de woningbouwprogrammering in de regio.
Conclusie is dan ook dat er kwantitatief gemeentebreed behoefte bestaat aan nieuwe woningen. Conclusie voor trede 1 van de ladder is dat er zowel kwalitatief als kwantitatief behoefte is aan de 43 woningen in dit plangebied.
Trede 2: binnen bestaand stedelijk gebied door middel van herstructurering of transformatie van gronden?
De woningen worden binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd door een locatie voor herstructurering of transformatie te benutten. Het plangebied is bovendien een locatie waar al (een specifieke vorm van) wonen was toegestaan.
Aan trede 2 van de ladder wordt eveneens voldaan.
Trede 3: buiten stedelijk gebied om behoefte op te vangen
Omdat het om een locatie binnen het stedelijk gebied gaat, wordt aan trede 3, die alleen gaat over buitenstedelijke locaties, niet meer toegekomen.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden (provincie Noord-Brabant). Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:
Structurenkaart Structuurvisie (Uitsnede regio 's Hertogenbosch)
Het plangebied valt binnen de stedelijke structuur. De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de Verordening Ruimte 2014 vastgesteld. Hierin staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.
Algemene regels
In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren, om zo de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.
Dit plan voldoet volledig aan de principes van zorgvuldig ruimtegebruik, doordat bestaand stedelijk gebied wordt herontwikkeld. Tevens wordt met het plan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbeterd.
Structuren
Verder onderscheidt de Verordening de volgende vier structuren:
Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening. Het plangebied valt binnen de stedelijke structuur.
Themakaarten
Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor dit plangebied is de themakaart 'Stedelijke ontwikkeling' van belang.
Op deze themakaart staat het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennialang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Ten aanzien van woningbouw dient regionale afstemming plaats te vinden.
Afbeelding themakaart 'Stedelijke ontwikkeling'; uitsnede uit de kaart van de Verordening Ruimte 2014
(plangebied globaal weergegeven)
Toets aan Structuurvisie en Verordening Ruimte van provincie
Voor het plangebied geldt dat sprake is van een lokale woningbouwontwikkeling binnen het stedelijk gebied. Zoals aangetoond in paragraaf 3.1.2 is sprake van een actuele behoefte voor het plan, en is het plan onderdeel van de regionale woningbouwprogrammering. Ook beoogt het plan zorgvuldig ruimtegebruik en draagt het bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Het plan voldoet daarmee aan het provinciaal beleid.
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft zijn ambities voor de komende jaren in beeld gebracht in de vorm van een Ruimtelijke Structuurvisie. Deze is vastgesteld op 28 januari 2014. De ruimtelijke structuurvisie omvat de uitgangspunten en ambities van onze gemeente voor het ruimtelijk beleid in de komende 10 jaar, met een doorkijk naar 15 á 20 jaar. Het is het toetsingskader dat een onderlegger vormt voor de actualisering van bestemmingsplannen en projectprocedures, alsook een inspiratie- en ontwikkelingsopgave voor integrale gebiedsaanpak en projecten.
Op basis van de ruimtelijke visie kunnen de komende jaren de kansen worden verzilverd en de uitdagingen worden opgepakt. De grootste kans betreft een goede afstemming van diverse ruimtelijke ontwikkelingen, waardoor de stedelijke structuur evenwichtiger en meer duurzaam wordt.
De grootste uitdaging voor de komende tijd is het gegeven dat de stad tegen haar natuurlijke en bestuurlijke grenzen aanloopt. Inbreiding is niet langer mogelijk zonder ingrijpende herstructurering. Uitbreidingen kunnen nauwelijks meer plaatsvinden. Dit betekent dat de stedelijke dynamiek grotendeels binnen bestaande, min of meer natuurlijke contouren moet plaatsvinden in het 'bestaand stedelijk gebied'.
Het is ook van wezenlijk belang om een duurzame ruimtelijke structuur te verkrijgen. Dit kan door een betere benutting van het bestaand stedelijk gebied. Stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik, transformatie en aandacht voor duurzame inrichting, bouw en mobiliteit zijn hier de ingrediënten.
Herstructurerings- en intensiveringprocessen zijn in beginsel overal binnen het bestaande bebouwde gebied mogelijk. Dit betreffen géén ingrepen in de ruimtelijke structuur. Daarom worden ze niet nader op de cascokaart aangegeven. Op de cascokaart staan alleen majeure ingrepen in de stedelijke structuur.
Het 'ruimtelijk motto' van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.
De gemeente kan, ondanks een afvlakkende bevolkingsgroei na 2030, in ieder geval tot het jaar 2050 nog op een behoorlijke toename van het aantal inwoners rekenen. De veelkleurigheid en de vergrijzing zullen doorzetten. Vooral in de hogere leeftijdsgroepen zal zich een aanzienlijke toename, de zogenaamde dubbele vergrijzing, voordoen. Van alle huishoudens zal straks de meerderheid bestaan uit eenpersoonshuishoudens. Ook indien de stijging van de koopkracht in de nabije toekomst afneemt zullen de kwaliteitseisen die gesteld worden aan de woning en de leefomgeving toenemen.
Woningbehoefte
Onderhavig planvoornemen, waarbij 43 woningen worden gerealiseerd, past binnen de gemeentelijke Structuurvisie, onder andere omdat het aantal inwoners op korte en lange termijn blijft groeien en het plan een binnenstedelijke herontwikkeling mogelijk maakt. Er wordt met het plan ingezet op ouderen, wat ook passend is in de gemeentelijke visie, omdat met name de hogere leeftijdsgroepen het meeste zullen toenemen. Daarnaast is het plan onderdeel van de regionale woningbouwprogrammering.
Conclusie voor plangebied
Het onderhavige project past binnen de genoemde beleidsuitgangspunten. Er is immers sprake van een binnenstedelijke herstructureringslocatie waarbij woningen voor de doelgroepen waaraan behoefte is, worden gerealiseerd. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2 waarin een en ander verder is uitgewerkt in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
De Nota Wonen 2012, die op 11 september 2012 is vastgesteld, is uitgewerkt in vier speerpunten van beleid:
Voldoende woningen
De gemeente wil blijven voorzien in de (toekomstige) woningbehoefte. In de periode tot 2020 neemt de woningbehoefte toe met 5.840 woningen. De inzet is gericht op de opgave om door middel van woningbouw te voorzien in deze (toekomstige) woningbehoefte. Gezien de situatie op de woningmarkt en de onzekerheden met betrekking tot afzetmogelijkheden in de koopwoningmarkt, is het echter onzeker of binnen deze periode aan deze opgave kan worden voldaan. In de woningbouwplanning moet er een realisme zijn in het bereiken van (vastgestelde) doelen: fasering in de tijd en prioritering van (haalbare) bouwplannen zullen de komende tijd noodzakelijk zijn. Er wordt voor de komende jaren ingezet op een woningproductie met een bandbreedte van 500 tot 800 per jaar, met een (na te streven) gemiddelde van 700 woningen per jaar. Dit streven zal vooral in de komende jaren veel inspanning van alle partijen vragen.
Betaalbaar wonen
De gemeente wil voorzien in de behoefte aan betaalbaar wonen voor de lage inkomensgroepen, de lagere middeninkomensgroepen en de starters op de woningmarkt. Deze groepen zijn extra kwetsbaar op de woningmarkt omdat zij op dit moment vaak onvoldoende mogelijkheden hebben om zelf in hun woonruimte te kunnen voorzien. De inzet van de gemeente richt zich op het realiseren van minimaal 25% van de nieuwbouw in het sociale segment en op het behoud van de huidige betaalbare sociale huurwoningvoorraad. Ten behoeve van de lage middeninkomensgroepen en starters op de koopwoningmarkt wordt ingezet op toename van het betaalbaar woningaanbod (zowel in de huur als in de koop) en de herintroductie van de starterslening.
Passend wonen
De gemeente wil voorzien in de groeiende behoefte aan woonzorgarrangementen door nieuwbouw, omzetting van bestaande verzorgingsplaatsen naar een zwaardere categorie en ambulante zorgverlening in de bestaande woningvoorraad.
De inzet van de gemeente is erop gericht om in samenwerking met woningcorporaties, zorg- en welzijnsinstellingen voldoende beschermde en beschutte woonvormen (zowel intramuraal als extramuraal) voor ouderen, mensen met een beperking en bijzondere doelgroepen te ontwikkelen. Tevens streeft de gemeente naar de oprichting van een Taskforce waarin partijen gezamenlijk de consequenties van het scheiden van wonen en zorg in beeld brengen en daarop gaat anticiperen.
In sterke en vitale buurten
De gemeente wil (in brede zin) een bijdrage leveren aan het versterken van de kwaliteit van buurten en wijken. Vanuit het woonbeleid zet de gemeente in op:
Het voorliggende bestemmingsplan geeft invulling aan de vier speerpunten omdat het gaat om 43 woningen waaraan behoefte bestaat. Hiervan zijn 11 woningen specifiek bedoeld voor senioren. Dit zijn levensloopbestendige woningen met het volledige woonprogramma op de begane grond. Tenslotte is van belang dat de woningen gerealiseerd worden op een inbreidingslocatie op een centrale plek in Rosmalen.
Op 9 december 2003 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de 'Nota Parkeernormen, inclusief een methode voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen met behulp van de 'parkeerbalans' vast. Het doel van deze nota is het ontwikkelen van eenduidige parkeernormen die in de hele gemeente toegepast kunnen worden, waarbij evenwicht wordt gezocht tussen enerzijds de vraag naar parkeerplaatsen en anderzijds de kwaliteit van de openbare ruimte.
Conclusie plangebied
Voor de middeldure woningen (31 woningen) in het plangebied geldt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaatsen per woning. Voor de duurdere woningen (12 woningen) geldt een parkeernorm van 1,7 per woning.
De totale parkeerbehoefte is 70 parkeerplaatsen. Omdat er ook een gedeelte op eigen terrein wordt gerealiseerd (uitgaande van 1 auto op de oprit bij de 11 seniorenwoningen) kunnen hiervan 11 parkeerplaatsen worden afgetrokken. Er zijn dan nog 59 parkeerplaatsen nodig in de openbare ruimte. In dit aantal zal in het plangebied worden voorzien, waarmee het plan voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen (zie de navolgende afbeelding).
De huidige openbare parkeerplaatsen in de Schoolstraat, die aan het plangebied grenzen, zullen niet verdwijnen; waarschijnlijk zullen alleen enkele plaatsen verplaatst worden vanwege het mogelijk maken van het in - en uitrijden van de nieuwe seniorenwoningen.
Stedenbouwkundige opzet planontwikkeling met 70 parkeerplaatsen
Archeologische waarden en verwachtingen
In 2008 is een archeologische verwachtingskaart opgesteld voor het deel van de gemeente buiten de middeleeuwse stadskern van 's-Hertogenbosch. De archeologische verwachtingskaart bevat niet alleen de reeds bekende archeologische vindplaatsen, maar geeft ook een overzicht van de gebieden waar archeologische vindplaatsen verwacht kunnen worden; de zogenaamde verwachtingsgebieden. Gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologie hoog is, worden aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting. Verder wordt nog een onderscheid gemaakt in gebieden met een middelhoge en gebieden met een lage archeologische verwachting. Of er ook daadwerkelijk archeologische vindplaatsen aanwezig zijn moet archeologisch onderzoek uitwijzen, maar de verwachtingsgebieden geven al wel aan in welke mate men met mogelijke archeologische resten rekening moet houden. Voor deze kaart is gebruik gemaakt van de meest gedetailleerde en beschikbare bodemkundige en geo(morfo)logische gegevens, zodat de archeologische verwachtingszones zo gedetailleerd mogelijk zijn begrensd.
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is in juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen.
Uitsnede archeologische verwachtingskaart (locatie plangebied blauw omlijnd)
In de archeologische beleidsnota van de gemeente is aangegeven, dat bij het opstellen van elk bestemmingsplan zal worden bekeken in hoeverre de zones met een hoge en middelhoge verwachting nader kunnen worden uitgewerkt door het uitvoeren van aanvullend archeologisch onderzoek.
Archeologisch onderzoek
In juli 2015 is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd als bijlage 2 van deze toelichting. De conclusie en aanbevelingen uit deze rapportage zijn hieronder weergegeven.
Op basis van het vooronderzoek is vastgesteld dat het centrale deel van het plangebied een middelhoge verwachting heeft op de aanwezigheid van archeologische resten. Dit is gebaseerd op de aanwezigheid van een relatief gave bodemopbouw, de aanwezigheid van een ouder ophoogpakket dat mogelijk samenhangt met een 14e eeuws bebouwingslint en het aantreffen van archeologische indicatoren (bot) in een boring. Op basis hiervan is de kans aanwezig dat in het plangebied eventuele resten aanwezig zijn die samenhangen met een nederzettingsactiviteiten in de Late Middeleeuwen of wellicht perioden ervoor. De overige gebiedsdelen hebben een lage archeologische verwachting, als gevolg van de mate van verstoring in die gebiedsdelen.
De middelhoge verwachting leidt ertoe dat in het plangebied vanaf een diepte van 90 cm -maaiveld met de aanwezigheid van archeologische resten rekening gehouden moet worden.
In april 2016 is de aanvullende onderzoeksinspanning in het kader van de bestemmingsplanprocedure ingevuld door middel van een proefsleuvenonderzoek op de locatie. Dit onderzoek is eveneens toegevoegd als bijlage 3 van deze toelichting. Uit het proefsleuvenonderzoek blijkt dat het plangebied geen behoudenswaardige resten bevat. Derhalve wordt geconcludeerd dat de locatie kan worden vrijgegeven voor ontwikkeling, waarbij wel een aanbeveling wordt meegegeven voor het uitgraven van de bouwkuip. Om grip te kunnen krijgen op de dijk, (een van de doelen van het onderzoeken) wordt geadviseerd het gedocumenteerde profiel in werkput 1 naar het zuiden toe te verlengen.
Op 26 januari 2010 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het Bomenbeleidsplan vast. Met het Bomenbeleidsplan wil de gemeente haar eigen bomenbestand en dat van derden duurzaam ontwikkelen. In het Bomenbeleidsplan is een belangrijke rol weggelegd voor structurerend groen: waardevol groen dat op stadsniveau functioneert. Gemeente 's-Hertogenbosch wil deze structuren behouden, ontwikkelen en nieuw aanleggen.
Gemeente 's-Hertogenbosch streeft naar een evenwichtige leeftijdsopbouw in haar bomenbestand waarbij kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit. Ze onderscheidt bomen in drie categorieën:
Bij grotere ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder onderhavig plangebied valt, wordt voorgeschreven dat er vanaf het begin rekening wordt gehouden met bestaand groen. Bomen dienen zoveel mogelijk behouden te blijven. Groen en bomen dienen meegenomen te worden in de diverse stappen in de planvorming. Afwegingen ten aanzien van groen worden inzichtelijk gemaakt en kunnen bij de besluitvorming door het bestuur integraal worden meegewogen. Het boombelang wordt in de procedures geborgd door de inzet van een gemeentelijke bomendeskundige die van initiatief tot uitvoering het boombelang in de gaten houdt. Ook moet er een bomeninventarisatie worden opgesteld en indien nodig een bomeneffectanalyse. Per project worden, indien nodig, afspraken gemaakt over herplant en / of compensatie.
Bomeneffectanalyse
Er heeft allereerst een bomeninventarisatie plaatsgevonden om de kwaliteit van de bomen te bepalen. Deze inventarisatie is als basis gebruikt voor een Bomeneffectanalyse. In deze analyse is nader gekeken naar de conditie en waarde van de bomen. Vervolgens zijn het bouwplan en de bouw -en sloopwerkzaamheden hierop geprojecteerd. Op basis daarvan is geschoven met het bouwvolume tot een optimale inpassing is gerealiseerd. De plannen zijn dus zoveel mogelijk afgestemd op de te behouden bomen.
Onder andere de acacia's aan de zuidzijde van het terrein (nrs. 32, 37 en 38) moeten zo goed mogelijk worden ingepast. Ook de groenstrook aan de oostzijde (nr. 42) en diverse bomen nabij de Schoolstraat blijven gehandhaafd. Een aantal bomen in het plangebied, die in slechte conditie verkeren of minder (toekomst)waarde hebben, moeten worden geveld. Deze bomen worden zoveel mogelijk herplant in een opgewaardeerde open groeiplaats of elders in het plangebied. De Bomeneffectanalyse is als bijlage 4 toegevoegd aan deze toelichting.
Bomeneffectanalyse. Groen: te behouden. Rood: te verwijderen. Deze bomen worden zoveel mogelijk opnieuw geplant.
In het onderhavig bestemmingsplan worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van de wijk. De architectonische verschijningsvorm wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota. Op 17 mei 2011 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de 'Actualisering Welstandsnota 2011' vast. In deze nota is voor de verschillende wijken aangegeven aan welke welstandscriteria bouwwerken moeten voldoen.
Uitsnede locatie plangebied uit de welstandsnota 2011
Het plangebied is aangeduid als 'op zich zelf staande bebouwing' vanwege het voormalige woonzorgcentrum de Annenborch. Hierbij ging het om gebouwen die veelal centraal gelegen zijn binnen een wijk of kern en een individueel karakter hebben. Zij onttrekken zich vaak aan de stedenbouwkundige context van de omliggende wijk.
Het plangebied grenst aan een 'historisch bebouwingslint'. Historische bebouwingslinten zijn de eerste bebouwingsconcentraties langs historische verbindingswegen. Rond een aantal van deze linten hebben zich de huidige dorpen en steden ontwikkeld. Meestal is het lint langs een belangrijke route ontstaan. De bebouwing is perceelsgewijs tot stand gekomen waardoor een wisselend straatbeeld is ontstaan. De rooilijn is dikwijls individueel bepaald en hierdoor verspringend.
Gelet op de ontwikkeling van deze locatie waarbij woningen worden gerealiseerd, is het criterium 'op zich zelf staande bebouwing' niet meer van toepassing. Het voorstel is dan ook om deze huidige gebiedscriteria in te trekken. Door de intrekking wordt automatisch teruggevallen op de algemene welstandcriteria uit de welstandnota. Eén van de algemene welstandcriteria is dat een bouwwerk/gebouw aanvaardbaar moet zijn in zijn omgeving. Aangezien de omgeving wordt gevormd door bestaande bebouwing, zorgt dit samen met de overige algemene criteria voor een voldoende toetsingskader van het huidige bouwplan.
Dit betekent onder meer dat de beoogde ontwikkeling geen afbreuk mag doen aan dit straatbeeld en zal met de stedenbouwkundige opzet rekening moeten houden met deze kwaliteiten. Als uitgangspunt is dan ook aangegeven dat de toekomstige bebouwing de kromming van de weg van de Schoolstraat moet volgen. Dit uitgangspunt is opgenomen in het stedenbouwkundig plan.
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt, dan wel in de nabijheid van bestaande bedrijven/inrichtingen onder andere een woonfunctie kan worden gerealiseerd. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en/of inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. Nabij het plangebied is horeca en kleinschalige detailhandel aanwezig, wat passend is binnen woongebieden. Deze functies hebben geen negatieve invloed op onderhavige ontwikkeling.
Verder worden in dit bestemmingsplan zelf alleen aan huis verbonden beroepen en bedrijven toegelaten die niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn. Deze activiteiten leiden eveneens niet tot hinder voor de woningen in en buiten het plangebied.
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. Het betreft normen voor industrielawaai en weg- en railverkeerslawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte in een aantal gevallen mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
In het voorliggend plan vormt de bestemming wonen een geluidgevoelige bestemming. Voor de beoogde woonfunctie is een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting op de gevels als gevolg van het wegverkeerslawaai en het railverkeerslawaai. Hieronder wordt hierop ingegaan. Andere geluidsbronnen zijn niet in de directe omgeving aanwezig en zijn daarom buiten beschouwing gelaten.
Wegverkeerslawaai
Voor deze ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai (zie bijlage 5). Conclusie van het onderzoek is dat de voorkeursgrenswaarde (ook wel: ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting), namelijk 48 dB, vanwege wegverkeerslawaai niet wordt overschreden. De etmaalwaarde van de geluidsbelasting bedraagt maximaal 37 dB op het worst-case beoordelingspunt.
Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de zone van de spoorbaan 's-Hertogenbosch - Oss zodat een toetsing aan de normstelling van de Wet geluidhinder plaats dient te vinden. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde (ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting) van 55 dB ter plaatse van de ontwikkelingslocatie niet wordt overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 50 dB op het worst-case beoordelingspunt.
Cumulatieve geluidbelasting
Naast de separate geluidsbronnen is ook de cumulatie van de verschillende bronnen bekeken. In de onderhavige situatie vinden geen overschrijdingen plaats van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van gezoneerde geluidbronnen zodat op grond van de Wgh cumulatie van bronsoorten niet relevant is. Uit de cumulatie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening blijkt dat dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Eindconclusie geluid
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de doorgang van het project. Het volledige onderzoek maakt als bijlage deel uit van deze toelichting van het bestemmingsplan.
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is een quickscan Flora en Fauna (oktober 2014) uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 6. Uit deze quickscan blijkt het volgende.
Beschermde natuurgebieden
De aanwezigheid van relevante natuurterreinen en de ligging van Natuurbeschermingswet 1998 gebieden (o.a. Habitat- en Vogelrichtlijngebieden) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in de nabijheid van het plangebied zijn onderzocht.
Rosmalen en omgeving met relevante natuurgebieden
Op circa 1,3 kilometer van het plangebied is het dichtstbijzijnde EHS gebied van enige omvang gelegen. Dit gebied genaamd "De Hooge Heide" bestaat uit een verzameling landgoederen, bos- en natuurgebieden tussen Nuland, Rosmalen en Sint-Michielsgestel. De gebieden zijn voornamelijk gelegen op een dekzandrug die de noordelijke begrenzing vormt van het pleistocene gebied in Noord-Brabant, nabij de Naad van Brabant. Ten noorden ervan strekt het rivierkleigebied van Maasland zich uit.
Het plangebied ligt op relatief grote afstand van zowel de EHS als Natura 2000-gebieden. Samen met de aard en de relatief beperkte omvang van de ingreep zorgt dit ervoor dat er geen negatief effect te verwachten is op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS en Natura 2000-gebieden. Gezien het vorenstaande is er geen noodzaak voor toetsing aan zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische Hoofdstructuur (gebiedsbescherming).
Flora en fauna
Een groot deel van het plangebied is als een goed bijgehouden tuin in gebruik. Door dit intensieve gebruik ontbreken er gunstige biotopen voor beschermde soorten. Tijdens het veldbezoek zijn er geen beschermde soorten planten aangetroffen. Er komen geen beschermde soorten planten voor in het plangebied.
In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten dieren voor die vermeld staan op de lijsten van de Flora- en faunawet. Deze soorten zijn echter niet waargenomen tijdens het veldbezoek. Een sporenonderzoek naar de aanwezigheid van vraat-, loop- en veegsporen, nesten, holen, uitwerpselen, prooiresten en haren heeft eveneens niets opgeleverd.
Wel benut een aantal vogelsoorten het plangebied als foerageergebied. Alleen de houtduif maakt mogelijk gebruik van binnen het plangebied beoogde te vervangen bomen als broedgelegenheid. Dit vormt echter geen directe belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel wordt bij de voorgenomen (bouw)werkzaamheden verwezen naar een protocol dat is beschreven. Dit zal worden opgevolgd. Het plangebied kan bovendien in de toekomst als foerageergebied in gebruik blijven.
Naar de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen is apart onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). Het slopen van het wooncentrum “de Annenborch” leidt niet tot aantasting van verblijfplaatsen van vleermuizen. Er zijn geen zomer-, kraam- en paarverblijven vastgesteld binnen het plangebied of sterke indicaties hiervan. Het aanwezige groen in het plangebied heeft een waarde als foerageergebied. Dit gebied is echter onderdeel van een groter aanbod aan stedelijk groen in de omliggende wijken. Daarnaast blijft door de toekomstige inrichting het aanwezige groen functioneren als foerageergebied, aangezien er slechts enkele bomen worden gekapt. De werkzaamheden leiden dus niet tot sterke aantasting van het aanbod aan geschikt foerageergebied. Tenslotte is van belang dat er geen vliegroutes zijn vastgesteld waardoor daarop ook geen effecten te verwachten zijn.
Eindconclusie flora en fauna
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de doorgang van het project. De quickscan en de vleermuizeninventarisatie maken als bijlage deel uit van deze toelichting van het bestemmingsplan.
Algemeen
Voor een bestemmingswijziging of een gebruiksverandering, al dan niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. Een bodemonderzoek heeft als doel inzicht te krijgen in de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en daarmee vast te stellen of er op de locatie verontreinigende stoffen in de grond of het freatisch grondwater aanwezig zijn. Op basis van de resultaten van een bodemonderzoek dient te worden vastgesteld of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem een beletsel vormt voor de voorgenomen herinrichting van locatie.
Plangebied
Op de planlocatie rustte voorheen een maatschappelijke bestemming waarbinnen wonen in bepaalde vormen toegestaan was. Feitelijk maakt dit bestemmingsplan dan ook geen gevoeligere functie mogelijk voor het aspect bodem: in het oude bestemmingsplan was reeds wonen toegestaan en in het nieuwe bestemmingsplan is wonen - weliswaar in een andere vorm dan voorheen - wederom toegestaan.
Historisch en verkennend onderzoek
Voor dit plangebied is een historisch en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage is als bijlage 8 bij deze toelichting opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat op het noordelijk terreindeel in de ondergrond een overschrijding van de interventieaarde voor PAK is aangetoond. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) ontstaan bij de onvolledige verbranding van koolstofbevattende materialen. Het zijn teerachtige stoffen die ontstaan bij de onvolledige verbranding van koolstofhoudende materialen als bijvoorbeeld hout en fossiele brandstoffen.
Nader onderzoek
Naar aanleiding van de resultaten uit het historisch en verkennend bodemonderzoek is een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd met de volgende conclusies (bijlage 9):
De uitkomsten van de bodemonderzoeken leiden niet tot belemmeringen voor de doorgang van het plan.
Wet milieubeheer
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Daarin zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
De uitwerking van het begrip 'niet in betekende mate' staat in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook aandacht besteed aan de blootstelling van bewoners en bezoekers aan luchtverontreinigende stoffen. Beschouwd zijn de huidige situatie en 10 jaar na realisatie. Uit deze beschouwing kan inzake luchtkwaliteit geconcludeerd worden dat:
Conclusie luchtkwaliteit
Conclusie is dat de realisatie van onderhavig plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit omdat het aantal verkeersbewegingen (veel) geringer is dan bij bovengenoemde 1.500 woningen. Ook in het kader van de goede ruimtelijke ordening leidt dit aspect niet tot belemmeringen. Nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet vereist.
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In het kader van de ontwikkeling van woningen op deze locatie is gevaarlijk transport over het spoor, over de weg en het water niet relevant. Externe veiligheidsrisico's als gevolg van inrichtingen met gevaarlijke stoffen of als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen via ondergrondse leidingen zijn evenmin aan de orde.
Op basis van gegevens van de gemeente en de risicokaart van de provincie Noord-Brabant is vastgesteld dat er geen risicobronnen of belastende bedrijven/activiteiten in de omgeving aanwezig zijn. Conclusie is dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor de ontwikkeling oplevert.
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. Deze paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied.
Waterschap Aa en Maas
Het plangebied is gelegen in het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het Waterbeheerplan van het waterschap beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Voor ruimtelijke ontwikkelingen hanteert het waterschap de volgende uitgangspunten:
Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit bestemmingsplan.
Gemeente 's-Hertogenbosch
Het beleid van de gemeente 's-Hertogenbosch voor wat betreft de waterhuishouding sluit aan op het landelijke en provinciale beleid. Tot dit doel is samen met de waterpartners (Waterschap Aa en Maas, Waterschap De Dommel en Brabant Water) het waterplan 'Waterstad 's-Hertogenbosch' en het waterstructuurplan 's-Hertogenbosch opgesteld. Aansluitend is door de gemeente 's-Hertogenbosch het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014 opgesteld.
Het waterplan dient als koepelplan voor alle waterzaken en als gezamenlijke wateragenda voor de komende jaren. Hiermee is een doelmatige samenhang van het waterbeleid en de verschillende landelijke en stedelijke waterprojecten gecreëerd. Het belangrijkste uitgangspunt is het creëren van een robuust, klimaatbestendig en mooi watersysteem, waarbij nieuwe ontwikkelingen geen belemmering mogen vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in het deelstroomgebied. Daarnaast is het van belang dat bij inpassing wordt voorkomen dat afwenteling op andere delen van het deelstroomgebied plaatsvindt.
Het waterstructuurplan geeft hierbij het uitvoeringsbeleid om het watersysteem van 's-Hertogenbosch tot na 2050 robuust, mooi en klimaatbestendig te maken. Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan omvat het beleid van de gemeente 's-Hertogenbosch ten aanzien van het stedelijk afvalwater, het afvloeiende hemelwater en het grondwater, en draagt als zodanig, is samenhang met het Waterplan, bij aan de waterbrede opgaven.
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de 'Startovereenkomst Waterbeheer' door verschillende overheden, is de watertoets van toepassing op ruimtelijke plannen.
De watertoets moet ingevuld worden als een procedure. Het omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.
De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 2 (2009). Hierin staat dat de gemeente in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem wil creëren. In het Waterstructuurplan (2012) is het hemelwaterbeleid vastgelegd. Dit is gebiedsspecifiek gedaan, kijkend naar de watersystemen en de uitgangspunten per wijk.
De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd. In deze waterparagraaf is toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit bestemmingsplan. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen na diverse overlegmomenten tussen waterschap en gemeente. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
Uitgangspunten voor integraal waterbeheer
De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:
- Gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater;
- Voorkomen van vervuiling van water;
- Schoon hemelwater kan volgens de voorkeursvolgorde worden verwerkt:
1. Hergebruik
2. Infiltratie/bergen
3. Afvoer;
- Hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO), zodat een ontwikkeling niet leidt tot een hydrologische achteruitgang zowel in als buiten het plangebied. Ook mogen er geen hydrologische knelpunten ontstaan voor huidige en vastgelegde toekomstige landgebruiksfuncties. Dit betekent dat:
Daarnaast ziet de gemeente water als kans voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water. Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.
Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit bestemmingsplan. Gebleken is dat dit plan in waterhuishoudkundig opzicht klein en eenvoudig van opzet is.
Huidige situatie
De locatie heeft een oppervlakte van ruim 1 hectare. Hiervan is een aanzienlijk deel bebouwd. De bestaande bebouwing is gesitueerd in een groene setting en bestaat uit respectievelijk zes, vier en één bouwlaag. Verder is er een parkeerterrein en infrastructuur aanwezig. De ontsluiting van het plangebied vindt plaatst via het Smidshofke op de wegen Schoolstraat en Dokter Hanegraaffstraat.
Afvalwater en hemelwater zijn nu beiden aangesloten op het aanwezigen gemengde rioolstelsel.
Grondwater
Het plangebied ligt in grondwatertrap VII. Het grondwater is dus diep. Overlast is niet te verwachten en niet bekend.
Waterbergingsopgave
De bestaand bebouwing wordt gesloopt en vervangen door 43 grondgebonden woningen, straatjes en parkeerplaatsen.
Toekomstige situatie
De toename van de oppervlakteverharding in het plan Annenborch is 2.392 m2.
Huidige situatie | Nieuwe situatie | ||
Totaal oppervlakte (m2) | 11.542 | 11.542 | |
Totaal oppervlakte verharding (m²) | 5.199 | 7.591 | |
Tuinen / groen 100% (m2) | 6.343 | 2.225 | |
Tuinen 50% (m2) | 0 | 1.726 |
Ontwerp nieuw watersysteem
Na overleg tussen Hurks, de gemeente 's-Hertogenbosch en waterschap Aa en Maas is gebleken dat er een totale waterberging benodigd is van 198 m³. Deze waterbergingseis volgt naar aanleiding van de volgende berekening volgens het Waterstructuurplan van de gemeente 's-Hertogenbosch:
- 500 m³/ha berging per verhardingstoename: dat betekent 120 m³ voor de toename van 2.392 m² verharding.
- 150 m³/ha verharding dat wordt vervangen: 5.199 m² wordt vervangen, dat betekent 78 m³ extra berging.
- In totaliteit is dan 120 m³ + 78 m³ = 198 m³ waterberging nodig.
Opmerking: Waterschap Aa en Maas hebben berekend dat de benodigde compensatie 144 m³ (2.392 m² * 0,06) dient te zijn naar aanleiding van het Waterbeheerplan. Indien voldoende sedumdaken worden toegepast kan de verhardingstoename kleiner worden dan 2.000 m², en in dat geval is er geen waterbergingseis van het waterschap. Derhalve wordt met de eis van de gemeente de onderhavige waterberging berekend en voorgeschreven.
Tot slot
In deze waterparagraaf is de toename van het verhard oppervlak van het plangebied bepaald. De waterberging in het plangebied kan via diverse mogelijkheden worden geregeld, zoals sedumdaken, infiltratiekratten of infiltratiemethoden in het verhard oppervlak. Vooralsnog wordt gedacht aan het neerleggen van watervoerend lavapakket, waarmee de benodigde berging kan worden gehaald (middels 395 m³ lavapakket, dikte van 0,35 m.):
Waterberging middels een lava-pakket
Bij de omgevingsvergunning bouwen wordt dit verder ingevuld met een passend ontwerp voor hemelwater, grondwater en afvalwater. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de regels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Het bestemmingsplan Herontwikkeling Schoolstraat, voormalige Annenborch heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken binnen het plangebied.
Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels.
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. De planopzet van dit bestemmingsplan is gericht op het mogelijk maken van de nieuwe ontwikkelingen die zijn voorzien en heeft daarmee een ontwikkelgericht karakter. Een en ander komt tot uitdrukking in de regels en blijkt ook uit de verbeelding.
Onder paragraaf 6.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.
Inleidende regels
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving gegevens van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen. De bepalingen welke verplicht zijn en opgenomen zijn in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), zijn overgenomen in de regels.
Bestemmingsregels
Het bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Groen
De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor groen(voorziening), park, plantsoen en fiets- en wandelpaden en de bijbehorende voorzieningen.
Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor verkeer en verblijfsgebied en de bijbehorende voorzieningen zoals verkeersvoorzieningen, verhardingen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Wonen
De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor wonen, en bijbehorende ondergeschikte voorzieningen zoals verkeers- en groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Algemene regels
In de algemene bepalingen komen de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels en de algemene afwijkingsregels aan de orde. Deze bepalingen gelden voor het gehele bestemmingsplan.
Overgangs- en slotregels
In deze paragraaf zijn tot slot de algemene, overgangs- en slotregels opgenomen, die voor het gehele bestemmingsplan gelden.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen. Dit vanwege de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om de ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/initiatiefnemer.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.
Voor deze ontwikkeling is een anterieure overeenkomst gesloten tussen Hurks en de gemeente 's-Hertogenbosch. Hierdoor bestaat er voor de gemeenteraad geen verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Herontwikkeling Schoolstraat, voormalige Annenborch' met bijbehorende stukken is vanaf 15 februari 2016 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid om een reactie in te dienen op het bestemmingsplan. Tijdens deze periode is een vijftal inspraakreacties ontvangen.
Er is een gezamenlijke inspraakreactie ontvangen namens zes bewoners van de Pastoor Hordijkstraat. Daarnaast zijn vier afzonderlijke inspraakreacties ontvangen van drie bewoners aan de Schoolstraat, en één bewoner aan de Deken Fritsenstraat.
Insprekers Pastoor Hordijkstraat
Insprekers hebben als gezamenlijke bewoners van de Pastoor Hordijkstraat één inspraakreactie ingediend, waarbij zij bezwaar maken tegen het mogelijk maken van een nieuwe doorgang van de nieuwe wijk naar de nu nog doodlopende straat Pastoor Hordijkstraat. Dit zal verkeerstechnisch als op het gebied van veiligheid geen positief effect hebben. Momenteel is het een veilige en besloten woonerf (groene afscheiding) met sociale controle onderling. Dit is van groot belang voor het woongenot op de locatie.
Dit onderdeel van het plan biedt volgens de insprekers geen enkele meerwaarde. De straat is ook niet berekend op nieuw verkeer of parkerende auto's; het huidige erf is al erg krap. Indien hier mensen gaan parkeren, wordt in en uitdraaien voor de bewoners bemoeilijkt. Er zijn ook geen redenen voor. De openbare voorzieningen bevinden zich ten westen en ten zuiden van het plangebied; de ontsluiting naar die voorzieningen is reeds gewaarborgd via andere straten
Overwegingen doorgang
In de voorlopige plannen was op de ontwerptekeningen op deze plek inderdaad een doorgang opgenomen, weliswaar alleen voor langzaam verkeer. De gemeente begrijpt het standpunt van insprekers en de huidige, knellende verkeerskundige situatie. Naar aanleiding van deze inspraakreactie is ervoor gekozen op deze plek geen doorgang te maken.
Insprekers Schoolstraat
Insprekers van de Schoolstraat maken bezwaar tegen het verdwijnen van het vrije uitzicht op het groen, het verminderen van zonlicht in hun woningen, het ontstaan van geluidsoverlast, het verdwijnen van parkeerplaatsen aan de Schoolstraat, en het toenemen van de verkeersdruk, en hebben zorgen over de verkeersveiligheid en de verandering van de wijk als gevolg van het plan (verdwijnen rust). Tot slot worden er door een inspreker suggestie gedaan voor een andere ontsluiting en zijn er klachten met betrekking tot de bestaande bestrating van de Schoolstraat, waardoor geluidsoverlast ontstaat.
Overwegingen verkeersdruk, veiligheid en parkeren
Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het bestaande, leegstaande zorgcentrum Annenborch mogelijk. Uit verkeersberekeningen blijkt dat deze herontwikkeling slechts een beperkte verkeerstoename tot gevolg zal hebben. Volgens de gegevens uit de akoestische rapportages, berekend op basis van de CROW (publicatie 317, vrije sector huur, matig stedelijk - 7,5 ritten per dag per woning), genereren de 43 woningen ca. 320 motorvoertuigbewegingen per dag op de Schoolstraat. De huidige bestemming (zorgcentrum) kent uiteraard ook een relevante verkeersproductie. Hier zijn geen exacte CROW-verkeersnormen van, maar op basis van de parkeernormen bij verzorgingshuis en serviceflats, kan uit worden gegaan van ca. 190 ritten per dag, berekend op basis van CROW (publicatie 317, verzorgingshuis en serviceflat, matig stedelijk - 1,5 ritten per dag per eenheid (125 stuks)). Dit plan geeft derhalve slechts een beperkte toename.
Globaal zal 80 % van het autoverkeer van het plan naar het westen rijden (gerekend vanaf de Dokter Hanegraaffstraat); en slechts 20% daarvan zal richting het oosten rijden. Het huidige profiel van de Schoolstraat is hier in ruim voldoende mate op ingericht en kan in de huidige situatie 10.000-12.000 verkeersbewegingen per dag verwerken (capaciteit), ruim meer dan het gebruik in de huidige én autonome situatie in 2025 (ca. 5.200 per dag). Dit gebruik is inclusief de verkeersbewegingen van de oude situatie van het zorgcentrum.
Het plan heeft dan ook een zeer beperkte invloed op de verkeersdoorstroming. Gezien het genoemde aantal van ca. 5.200 is de beperkte bijdrage van dit plan ten opzichte van de situatie met het zorgcentrum nauwelijks waarneembaar.
Gezien bovenstaande zal ook de verkeersveiligheid niet in het geding komen. Echter, gezien de zorgen hierover, hebben we de intentie een verkeersveiligheidsmaatregel toe te passen, om de huidige situatie te verbeteren. Vooralsnog wordt gedacht aan een verhoogd kruisingsvlak/verkeersplateau.
Aan de zijde van de Schoolstraat worden seniorenwoningen gerealiseerd, waarbij parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. De huidige drie openbare parkeerplaatsen, die aan deze zijde van de Schoolstraat aanwezig zijn, zullen niet verdwijnen. Ten behoeve van de nieuwe opzet, waarbij de parkeerplaatsen van de seniorenwoningen bereikbaar moeten zijn vanaf de weg, zullen de huidige drie parkeerplaatsen na de ontwikkeling van de woningen en herinrichting van de Schoolstraat worden teruggebracht, naar verwachting als langsparkeerplaatsen.
Overwegingen uitzicht op groen en verandering van wijk
De huidige situatie met een leegstaand zorgcentrum wordt herontwikkeld naar woningen. Met deze binnenstedelijke ontwikkeling wordt de capaciteit van de bestaande stad optimaal benut, waardoor tevens geen nieuwe onbebouwde gebieden hoeven te worden aangesproken voor woningbouw. Ook wordt de bestaande hoogbouw van de Annenborch vervangen door lagere woonbebouwing.
Insprekers zijn woonachtig aan de Schoolstraat. In de huidige situatie is aan de overzijde van de woningen, grenzend aan de straat, groen aanwezig, namelijk de voorruimte van de voormalige Annenborch, en tevens deels bebouwing van de voormalige Annenborch.
Bij grotere ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder dit plan valt, wordt vanaf het begin rekening gehouden met bestaand groen (conform het Bomenbeleidsplan). Voor dit plan is een bomeneffectanalyse gemaakt en is afgewogen welke bomen ingepast worden, welke vervangen kunnen worden en welke er niet ingepast kunnen worden, op grond van toekomstverwachting, conditie of eindbeeld. Op basis hiervan is de afweging gemaakt om bijvoorbeeld op de hoek Schoolstraat, Dokter Hanegraaffstraat een aantal bestaande bomen te handhaven en in het plan in te passen, waaronder ook een drietal bomen tegenover Schoolstraat nummer 34 B en C. Ook de bestaande houtwal tussen de Pastoor Hordijkstraat en de Annenborch wordt gehandhaafd. Tussen deze houtwal en de bomen op de hoek Dokter Hanegraaffstraat / Schoolstraat worden de nieuwe woningen gerealiseerd.
Met de nieuwe woningen wordt het bestaande historische bebouwingslint langs de Schoolstraat weer aangevuld. We begrijpen dat het uitzicht voor de insprekers daarmee zal veranderen. In een bebouwde (of stedelijke) omgeving is het echter niet ongebruikelijk dat het uitzicht verandert ten behoeve van binnenstedelijke ontwikkelingen.
Met de stedenbouwkundige opzet van het plan is bovendien rekening gehouden met de woningen aan de noordzijde van de Schoolstraat (de woningen van de insprekers) door de seniorenwoningen kleinschalig te houden, om het dorpse karakter te behouden. De woningen zijn relatief laag en bestaan uit één bouwlaag met een gedeeltelijke kap. Daarnaast krijgen deze woningen een ruime voortuin, wat bij zal dragen aan een dorpse en groene sfeer in het gebied. Op die manier sluit het plan zoveel mogelijk aan op de omgeving en belangen van de buurt.
Uiteraard is het van belang in de nieuwe openbare ruimte te voorzien in voldoende groenvoorzieningen. In het plan wordt het groene karakter van de locatie dan ook gewaarborgd, om zo een hoogwaardige kwaliteit van de openbare ruimte voor de buurt te creëren.
De herontwikkeling van de locatie zal vanzelfsprekend invloed hebben op het karakter van de huidige wijk en omgeving. Afgezien van een deel seniorenwoningen aan de Schoolstraat, is op dit moment de samenstelling van de nieuwe bewoners nog niet duidelijk. Gezinnen met kinderen zullen hier waarschijnlijk ook onderdeel van zijn. Rust en stilte zijn in een bebouwde omgeving zoals deze echter niet gegarandeerd. De herontwikkeling vormt naar verwachting bovendien een opwaardering voor de wijk. In plaats van een onbruik geraakt leegstaande gebouw (van enige omvang) wordt het gebied herontwikkeld met nieuwbouwwoningen. De kwaliteit van de openbare ruimte en de wijk zal verbeteren, en het plangebied behoudt een groen karakter, onder meer door het behoud van waardevolle bomen.
Overweging bezonning, geluid
Nieuwe bebouwing kan in sommige gevallen van invloed zijn op de schaduwwerking of de hoeveelheid zonlicht die in bestaande woningen binnenvalt. Vanzelfsprekend hebben we begrip voor de zorg van insprekers. Gezien de afstand van circa 25 meter van de woningen van insprekers tot aan de nieuwe bebouwing met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een kleine kap van maximaal 9 meter, is er echter slechts zeer beperkt een verandering in de bezonningssituatie. Dit blijkt ook uit een bezonningsmodel die we naar aanleiding van de reactie hebben uitgevoerd. Daarbij zijn vier momenten in het jaar bekeken op vaste tijdstippen over de dag. Hieruit blijkt dat in de nieuwe situatie alleen in de winter, en dan uitsluitend in de ochtend rond 10.00 uur, een beperkte vermindering optreedt. Op de overige momenten is er geen verandering. Gezien bovenstaande, acht de gemeente het plan op dit punt aanvaardbaar. Het plan houdt derhalve voldoende rekening met de belangen van deze omwonenden.
De hoogte van de geluidsbelasting op de gevels van de bestaande woningen wordt bepaald door het huidige en toekomstige verkeer op de Schoolstraat. Uit het akoestisch rapport blijkt dat de berekende geluidswaarden ter plekke van het plangebied niet boven de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) uitkomen. De geluidbelasting op de huidige woningen in de omgeving van het plan zijn vergelijkbaar en zullen ook niet of nauwelijks toenemen. Weerkaatsing van geluid is gezien de hoogte van de nieuwe woningen niet relevant voor de bestaande bebouwing.
Overwegingen ontsluiting en bestrating
De verkeersontsluiting en afwikkeling van het plan is hoofdzakelijk beoogd op de Schoolstraat. Momenteel kent de Dokter Hanegraaffstraat geen aansluiting op de Deken Fritsenstraat aan de zuidzijde. De Pastoor Hordijkstraat kent evenmin een aansluiting op het plangebied.
Aanpassing van deze situaties vinden wij niet wenselijk. De Deken Fritsenstraat is een woonstraat en van een ander karakter dan de Schoolstraat.
De klachten van insprekers over de bestaande bestrating van de Schoolstraat zijn geïnventariseerd. De Schoolstraat bestaat uit klinkerverharding zoals veel wegen in Rosmalen. De voorkeursgrenswaarde wordt daarbij niet overschreden, zo blijkt uit het akoestisch onderzoek. We hebben echter ook geconstateerd dat sommige verharding los ligt of beschadigd is. Dit kan in de praktijk geluidsoverlast veroorzaken. De gemeente heeft de intentie na de ontwikkeling de omliggende wegen opnieuw aan te helen en te straten, al dan niet met nieuw bestratingsmateriaal. De klachten zullen daarmee tot het verleden behoren.
Inspreker Deken Fritsenstraat
Inspreker heeft op een aantal punten bezwaren of zorgen:
Overwegingen
In het plan zal het paadje langs de zijkant van de woning van de inspreker komen te vervallen, maar het pad aan de achterzijde blijft wel in stand. Inspreker kan daardoor nog steeds onderhoud plegen aan zijn garage.
In de door inspreker bedoelde uitsparingen dringt vooralsnog vrijwel geen daglicht door, omdat deze in de huidige situatie zijn dichtgezet. Direct langs het perceel van inspreker worden in het nieuwe bestemmingsplan iets meer bouwmogelijkheden gecreëerd, maar slechts in beperkte mate. Ook het huidige bestemmingsplan biedt namelijk al mogelijkheden om langs de perceelsgrens te bouwen voor bijgebouwen, en op een aantal meter afstand zelfs tot 20 meter hoogte voor het hoofdgebouw.
De gemeente is gezien bovenstaande van mening dat het plan geen onevenredige inbreuk heeft op het gebruiksgenot van de garage van de inspreker. Naar aanleiding van de inspraakreactie heeft de ontwikkelaar contact gehad met de inspreker. Afgesproken is de plannen zo goed mogelijk in te passen nabij de woning van de inspreker. Dit leidt echter niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
Op basis van het e-formulier 'Inventarisatie ruimtelijke aspecten' blijkt dat het voorontwerp bestemmingsplan voldoende rekening houdt met provinciale belangen, waarmee het wettelijk vooroverleg is afgerond.
Voor het voorontwerp bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen, waaruit is gebleken dat het plan voldoende rekening houdt met de waterschapsbelangen. In verband met de toename van het verhard oppervlak in het plangebied wordt de door het waterschap vereiste 144 m³ waterberging gerealiseerd (er wordt in totaal 198 m³ waterberging gerealiseerd).