direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kruisstraat 43 Rosmalen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002182-1401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op de locatie Kruisstraat 43 te Rosmalen. Het is de bedoeling om op deze locatie een vrijstaande woning te realiseren.

Voor het betreffende perceel geldt het bestemmingsplan ‘Buurtschap Kruisstraat’. Het perceel heeft hierin de bestemming ‘Woondoeleinden’ met een wijzigingsbevoegdheid. Binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om een vrijstaande woning te realiseren.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de oostrand van het lintdorp Kruisstraat, dat ten oosten van Rosmalen ligt. De omgeving van het plangebied is te kenmerken als een open agrarisch gebied, wat (steeds meer) in het invloedsgebied van de bebouwing van de kernen Rosmalen en ’s-Hertogenbosch ligt. In de omgeving zijn meerdere agrarische bedrijven en burgerwoningen afwisselend aanwezig.

Het plangebied bestaat uit het voorste gedeelte van het perceel Kruisstraat 43, dat ligt tussen Kruisstraat 41A en Kruisstraat 43A. Dit perceel is kadastraal bekend als ‘Gemeente ’s-Hertogenbosch, kern Rosmalen, sectie C, nummer 2534’. Op beide aangrenzende percelen staat een vrijstaande woning. Binnen het plangebied staan momenteel een schuur en loods, in gebruik (geweest) als ondergeschikte woonruimte. Verder is het perceel in gebruik als tuin, behorend bij de woning van Kruisstraat 41A.

De begrenzing van het plangebied komt overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid, zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘Buurtschap Kruisstraat’. Op de afbeeldingen is de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002182-1401_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002182-1401_0002.png"

Afbeelding 1.1: Globale ligging en begrenzing plangebied (Bron: Google Maps, 2011)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan ‘Buurtschap Kruisstraat’. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch op 4 oktober 2005, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 9 mei 2006 en op 4 juli 2006 in werking getreden.

Het plangebied is hierin bestemd als ‘Woondoeleinden’ (zonder bouwmogelijkheden), met de aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid A’. De grens van het gebied waar deze wijzigingsbevoegdheid voor geldt, valt samen met de begrenzing van het plangebied.

De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk een nieuwe, vrijstaande grondgebonden woning te realiseren, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de diepte van de kavel moet ten minste 25 meter bedragen, waarbij in beginsel wordt uitgegaan van een voortuin van ten minste 5 meter. Dit wordt echter mede gerelateerd aan de ligging van de aangrenzende bebouwing. De bouwstrookdiepte bedraagt 10 meter en het bijbehorend achtererf is minstens 10 meter diep.
  • b. de breedte van de kavel moet ter hoogte van de voorgevelrooilijn ten minste 16 meter bedragen, waarbij er aan weerszijde minimaal 3 meter vrij moet blijven en het hoofdgebouw, inclusief het bijgebouw ten hoogste 10 meter breed mag zijn. De oppervlakte van de kavel bedraagt minimaal 400 m².
  • c. de goothoogte is maximaal 4 meter. Het gebouw moet voorzien worden van een kap, waarbij de hoogte van de kap maximaal 5 meter mag bedragen. De totale bouwhoogte komt daarmee op maximaal 9 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002182-1401_0003.jpg"

Afbeelding 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Buurtschap Kruisstraat' (bron: gemeente 's-Hertogenbosch, 2005)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 3. Aan de hand van de omschrijving van de planologische aspecten ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied wordt in hoofdstuk 4 de toelaatbaarheid van het initiatief geschetst. De financiële haalbaarheid van het initiatief komt in hoofdstukken 5 aan de orde en in hoofdstuk 6 wordt inzicht geboden in de (te) doorlopen procedure.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie fungeert het plangebied als tuin bij de woning van Kruisstraat 41A. Er staat een schuur, op een ongeveer gelijke afstand tot de straat als dat de woning staat. Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit gras, dat door middel van een heg is afgescheiden van de straat. In de zuidoosthoek is enig opgaand groen aanwezig en staat nog een loods.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bebouwingslint Kruisstraat en wordt aan beide zijden omgeven door een vrijstaande woning van één laag met kap. Deze woningen hebben net als de meeste bebouwing in het bebouwingslint een kaprichting evenwijdig aan de straat. De schuur in het plangebied vormt hierop een uitzondering, deze is haaks op de straat georiënteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002182-1401_0004.png"

Afbeelding 2.1: Huidige situatie (Bron: Google Maps, 2011)

2.2 Toekomstige situatie

In het plangebied is de realisatie van een vrijstaande woning voorzien. De huidige bebouwing in het plangebied (schuur en loods) wordt gesloopt. De voorgevel van de nieuwe woning komt in het verlengde te liggen van de bestaande woning aan de Kruisstraat 41A. De voorgevel sluit daarmee eveneens aan op de naastgelegen woning aan de Kruisstraat 43A. De nieuwe woning vormt hiermee een ruimtelijk passende opvulling van het bebouwingslint langs de straat.

De woning wordt uitgevoerd als één laag met kap. De goothoogte ligt daarbij op de helft van de verdieping, wat typerend is voor meer woningen in het lintdorp Kruisstraat en ook in Rosmalen en omgeving. De kap van de woning is zowel haaks op de straat georiënteerd (voor het gedeelte aangrenzend aan de straat) als evenwijdig aan de straat (het achterste gedeelte van de woning). Door deze kapvorm is de voorgevel van de woning 2 meter smaller dan de achtergevel, zodat de woning qua massa aan de straatzijde niet teveel aanwezig is. Er is een afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen aangehouden. De diepte van de woning is 10 meter.

Het uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat het bouwplan past binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid uit bestemmingsplan ‘Buurtschap Kruisstraat’. Hierna is het bouwplan aan de voorwaarden getoetst:

  • a. De diepte van de kavel moet ten minste 25 meter bedragen, waarbij in beginsel wordt uitgegaan van een voortuin van ten minste 5 meter. Dit wordt echter mede gerelateerd aan de ligging van de aangrenzende bebouwing. De bouwstrookdiepte bedraagt 10 meter en het bijbehorend achtererf is minstens 10 meter diep.

De kavel is ruim dieper dan 25 meter, namelijk circa 140 meter. De voortuin is even diep als de woning van Kruisstraat 41A (circa 9 meter) en loopt door de lichte bocht in de Kruisstraat in het oosten op tot circa 10 meter. De woning zelf is 10 meter diep en het achtererf door het langgerekte perceel fors dieper dan 10 meter.

  • b. De breedte van de kavel moet ter hoogte van de voorgevelrooilijn ten minste 16 meter bedragen, waarbij er aan weerszijde minimaal 3 meter vrij moet blijven en het hoofdgebouw, inclusief het bijgebouw ten hoogste 10 meter breed mag zijn. De oppervlakte van de kavel bedraagt minimaal 400 m².

Ter hoogte van de voorgevelrooilijn bedraagt de breedte van de kavel exact 16 meter. Aan weerszijden van de woning is 3 meter vrijgehouden van bebouwing. De oppervlakte van de kavel is door de forse diepte van het perceel ruim meer dan 400 m².

  • c. De goothoogte is maximaal 4 meter. Het gebouw moet voorzien worden van een kap, waarbij de hoogte van de kap maximaal 5 meter mag bedragen. De totale bouwhoogte komt daarmee op maximaal 9 meter.

De goothoogte van de nieuwe woning is 4,40 meter. Dit is hoger dan de 4 meter. In bestemmingsplan ‘Buurtschap Kruisstraat’ is echter onder artikel 13 van de voorschriften ook een algemene mogelijkheid tot afwijken van de voorgeschreven maatvoering opgenomen, met niet meer dan 10%.

Geconcludeerd kan worden dat het bouwplan past binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid en de mogelijkheden van het vigerend bestemmingsplan ‘Buurtschap Kruisstraat’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002182-1401_0005.jpg"

Afbeelding 2.2: Tekening toekomstige situatie (Bron: Arceau Architecten, 2011)

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002182-1401_0006.jpg"

Afbeelding 2.3: Gevelaanzichten (Bron: Arceau Architecten, 2011)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In het vigerend bestemmingsplan (‘Buurtschap Kruisstraat’) is geconcludeerd dat er binnen het buurtschap bebouwingsmogelijkheden zijn ontstaan, omdat het buurtschap, als onderdeel van de gemeente ’s-Hertogenbosch, is aangemerkt als stedelijke regio. Vanuit het beleid van zowel de hogere overheden als vanuit het gemeentelijk beleid is verder bepaald dat, mede door haar bijzondere cultuurhistorische waarde, het buurtschap als stedenbouwkundige entiteit voor de lange termijn gewaarborgd dient te blijven.

Functioneel blijft het buurtschap een kleine nederzetting, met beperkte woningbouwmogelijkheden. De omvang van de woningbouw is niet taakstellend, maar blijft beperkt tot inbreidingen die de structuur versterken, dan wel geen afbreuk doen aan de structuur.

Het selectief toevoegen van bebouwing wordt ruimtelijk gezien ondersteund door het feit dat het buurtschap Kruisstraat in de loop der jaren in een andere context is komen te liggen. Aanvankelijk was er sprake van een beperkte tweezijdige lintbebouwing, met vergezichten richting het landschap. Momenteel is de ruimtelijke situatie veranderd. De vergezichten zijn in zuidelijke richting van de Kruisstraat beperkt en aangetast door de ligging van het bedrijventerrein. Daarbij komt dat het overgrote deel van de vergezichten, zowel in noordelijke als in zuidelijke richting, inmiddels verdwenen is door de realisatie van grootschalige (agrarische) bedrijfsbebouwing en bijgebouwen bij de woningen. Deze aspecten dragen ertoe bij dat een selectieve verdichting, die de structuur van het buurtschap versterkt, tot de mogelijkheden behoort.

Bij de verdere ontwikkeling moet de bestaande bijzondere stedenbouwkundige situatie, van een buurtschap bestaande uit een kruis van wegen met losse bebouwing aan een lint, gehandhaafd blijven. De maat, schaal en bebouwingsstructuur moeten in de toekomst herkenbaar blijven. De ontwikkelingsmogelijkheden langs de Kruisstraat blijven daardoor beperkt tot een verdichting van de lintbebouwing met enkele woningen. Er zal dus sprake zijn van een verdere intensivering van het buurtschap, waarbij de structuurdragers worden gerespecteerd.

Op basis van voorgaande uitgangspunten is onder meer het plangebied in bestemmingsplan ‘Buurtschap Kruisstraat’ door de gemeente ‘s-Hertogenbosch aangewezen als te ontwikkelen locatie voor een vrijstaande woning. Ten aanzien van de locatie van het plangebied zijn geen aandachtspunten voor de ontwikkeling van een woning benoemd.

Samengevat vormt de voorgestane ontwikkeling van het plangebied een goede invulling van het provinciaal en gemeentelijk beleid en versterkt het de sociale, ruimtelijke en landschappelijke structuur van het plangebied en de omgeving.

Hoofdstuk 4 Planologische aspecten

4.1 Flora en fauna

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. Om deze reden is door Croonen Adviseurs een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De rapportage, d.d. 30 augustus 2011, is als bijlage opgenomen. Hierna zijn de conclusies vermeld.

4.1.1 Beschermde natuurgebieden

Voor wat betreft de EHS is er alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen in de vorm van compensatie. Er bevindt zich geen EHS of GHS binnen het plangebied. Er is van directe aantasting van de EHS dan ook geen sprake.

Er zijn geen natuurgebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000-gebieden) in de invloedsfeer van het plangebied aanwezig. Er is daarom geen noodzaak voor een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of een compensatieplan in het kader van de Verordening Ruimte.

4.1.2 Beschermde soorten (tabel 2 en 3 soorten)

In onderstaande tabel zijn de strikter beschermde soorten en/of soortgroepen opgenomen die mogelijkerwijs in het plangebied voorkomen. Daarbij zijn tevens de mogelijke effecten van de voorgenomen ingreep aangegeven en de eventuele noodzaak voor een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet.

Soortgroep/soort   Ingreep verstorend   Nader onderzoek   Besluit Minister noodzakelijk?   Bijzonderheden / opmerkingen  
Broedvogels   Mogelijk   Nee   Nee   Indien opgaande begroeiing in zuidoostelijk deel van plangebied wordt aangetast. Werken buiten broedseizoen  

Voorkomen van en effecten op beschermde soorten in het plangebied en de noodzaak voor ontheffing

Uit bureaustudie volgt dat in de omgeving van het plangebied beschermde broedvogels, vleermuizen, amfibieën en vaatplanten voorkomen. Echter, uit het veldbezoek blijkt dat het plangebied geen geschikt habitat herbergt voor beschermde grondgebonden zoogdieren, amfibieën, vissen en vaatplanten.

In het plangebied zijn geen nesten aangetroffen van jaarrond beschermde broedvogels. Ook biedt het plangebied geen optimaal foerageergebied voor jaarrond beschermde broedvogels. Wel zou de opgaande begroeiing in het zuidelijk deel van het plangebied broedgelegenheid kunnen bieden aan algemeen voorkomende soorten broedvogels. Of deze begroeiing door het voornemen wordt aangetast is nog niet bekend. Mocht deze opgaande begroeiing worden aangetast dan kan echter relatief eenvoudig rekening worden gehouden met de meeste broedvogels door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (circa maart tot en met half augustus) en indien concrete broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.

In de bebouwing die gesloopt gaat worden zijn geen kieren en spleten aangetroffen die zouden kunnen dienen als verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen. Wel zouden vleermuizen het plangebied mogelijk kunnen gebruiken als foerageergebied. Het plangebied maakt echter geen cruciaal onderdeel uit van het foerageergebied van vleermuizen.

Kortom, een effect op beschermde soorten wordt derhalve niet verwacht. Een procedure inzake de Flora- en faunawet is daarmee niet nodig en staat de uitvoering van het voorliggende plan niet in de weg.

4.1.3 Conclusie

De voorgenomen realisatie van de woning veroorzaakt geen negatieve effecten op flora en fauna.

4.2 Milieu

4.2.1 Bodem

Voor elke functiewijziging, al dan niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. De bodem moet geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik. Door Milon is hiertoe een verkennend bodemonderzoek verricht. De rapportage, d.d. 6 juli 2011, is als bijlage opgenomen, hierna zijn de conclusies vermeld.

De bovengrond is licht verontreinigd met kobalt, kwik, lood, PAK en PCB. De ondergrond is analytisch niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met koper. De aangetroffen licht verhoogde concentraties in zowel de bovengrond als het grondwater zijn dermate gering dat er geen reden is om van een noemenswaardige verontreiniging te spreken. Er bestaat daarom geen noodzaak voor het uitvoeren van vervolgonderzoek.

Vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit bestaan zodoende geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.

4.2.2 Geluid

Conform de Wet geluidhinder heeft iedere (spoor)weg een onderzoekszone waarbinnen een akoestisch onderzoek dient te worden verricht indien de bouw van geluidgevoelige bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Uitzonderingen hierop zijn wegen waarvoor een 30 km-zone geldt en wegen die als woonerf zijn aangeduid.

Op de Kruisstraat geldt ter hoogte van het plangebied een 30 km-regime. Verder valt het plangebied niet binnen onderzoekszones van andere wegen. Er is daardoor conform de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Er is geen sprake van akoestische belemmeringen voor het wijzigingsplan.

4.2.3 Hinderlijke (agrarische) bedrijvigheid / geur

Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming en/of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Indien milieubelastende functies op de onderzoekslocatie mogelijk worden gemaakt, dient de invloed op de omgeving inzichtelijk te worden gemaakt.

De te realiseren woning is geen milieubelastende functie en heeft derhalve geen negatieve effecten op eventuele omliggende gevoelige objecten. In de omgeving van het plangebied zijn meerdere agrarische bedrijven aanwezig. Aangezien de te realiseren woning voor geen van de bedrijven als dichtstbijzijnde woning geldt, wordt de bedrijfsvoering van deze bedrijven niet belemmerd. In de omgeving van het plangebied zijn verder geen bedrijven aanwezig die een hinderlijke werking op de woning zouden kunnen uitoefenen.

Kort samengevat zijn er vanuit het aspect hinderlijke (agrarische) bedrijvigheid/geur geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied.

4.2.4 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd. In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:

  • a. er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden;
  • b. de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk;
  • c. het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht;
  • d. de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekenende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Voor ontwikkelingen, die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging, hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.

Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van een ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'. Het voorgestane initiatief heeft betrekking op de toevoeging van één woning. Dit aantal ligt ver beneden de genoemde drempel (van 1.500 woningen op een ontsluitingsweg). Een specifiek luchtkwaliteitonderzoek hoeft derhalve niet te worden uitgevoerd.

Wel moet het huidige woon- en leefklimaat beschouwd te worden in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening'. Op basis van de Grootschalige Concentratiekaart Nederland van het RIVM blijkt dat de concentraties voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in 2010 ver onder de maximale grenswaarde (van 40 µg/m3) liggen. Voor stikstofdioxide lag de concentratie tussen 20 en 25 µg/m3; voor fijn stof tussen 26 en 28 µg/m3. Naar verwachting nemen deze concentraties in de toekomst verder af door nationale en lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Ter plaatse van het plangebied is voor wat betreft de luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit worden geen belemmeringen ondervonden.

4.2.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Daartoe zijn ‘kwetsbare objecten’ en ‘beperkt kwetsbare objecten’ omschreven. Het gaat enerzijds om de risico’s verbonden aan ‘risicovolle inrichtingen’, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Ter bescherming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (tot de in de wetgeving aangegeven risiconiveaus) moet er een bepaalde afstand aanwezig zijn ten opzichte van risicobronnen.

Uit de Risicokaart van de Provincie Noord-Brabant (zie de figuur hierna) blijkt er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, wegen of leiding liggen. Derhalve zijn er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002182-1401_0007.png" Afbeelding 4.1: Uitsnede Risicokaart Provincie Noord-Brabant (Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010)

Legenda

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002182-1401_0008.png"

4.3 Water

4.3.1 Algemeen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding. In het kader hiervan is door Croonen Adviseurs in juli 2011 navolgende watertoets opgesteld.

Het plangebied valt onder het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Voor de watertoets hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water. Deze uitgangspunten zijn in deze paragraaf benoemd en uitgewerkt. Deze uitgangspunten sluiten aan op en/of zijn afkomstig uit het (algemene) beleid van Waterschap Aa en Maas, zoals dat onder meer is opgenomen in het Waterbeheerplan 2010-2015. Vanuit dit plan gelden geen rechtstreekse opgaven of beperkingen voor de locatie van het plangebied en/of het voorgestane initiatief.

De gemeente ’s-Hertogenbosch, Waterschap Aa en Maas, Waterschap De Dommel en Brabant Water hebben daarnaast gezamenlijk een waterplan voor ’s-Hertogenbosch opgesteld. De vier partijen beschouwen dit waterplan als basis voor alle ‘waterwerkzaamheden’ in de komende jaren. Het plan bevat een uitvoeringsprogramma met projecten die in de periode tot 2015 worden uitgevoerd. Het plan is een actualisatie van het eerste waterplan, uit 2002. Het richt zich vooral op het water in de stedelijke omgeving. Ten aanzien van de locatie van het plangebied en/of het voorgestane initiatief gelden geen rechtstreekse opgaven of beperkingen.

4.3.2 Waterhuishoudkundige situatie

Volgens de Wateratlas van de provincie Noord-Brabant bestaat de bodem van het plangebied uit leemarm en zwak lemig fijn zand en wordt deze geclassificeerd als een hoge zwarte enkeerdgrond.

De grondwaterstand is laag. Voor het plangebied geldt grondwatertrap VII. Voor deze trap geldt een Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) van tussen 80 en 140 cm onder maaiveld en een Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) van meer dan 120 cm onder maaiveld. De bodem is hierdoor zeer geschikt voor infiltratie. Op het perceel zelf zijn geen sloten of vijvers aanwezig. Momenteel infiltreert het hemelwater rechtstreeks in de bodem. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 675 m² en is voor het merendeel onverhard, afgezien van een schuur en een loods met een totale oppervlakte van circa 160 m².

4.3.3 Invloed van de voorgenomen ontwikkeling

Aan de hand van de beleidsuitgangspunten van het waterschap wordt hierna beschreven hoe bij de voorgenomen ontwikkeling wordt omgegaan met de waterhuishouding binnen het plangebied.

Wateroverlastvrij bestemmen:

In het plangebied wordt geen wateroverlast vanuit oppervlaktewater verwacht.

Hydrologisch neutraal ontwikkelen:

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling zal het verharde oppervlak binnen het plangebied niet toenemen. De oppervlakte van de nieuwe woning bedraagt 100 m², voor de overige verharding rondom wordt uitgegaan van circa 50 m² (50% van het oppervlak aan bebouwing). In totaal bedraagt de nieuwe verharding dus circa 150 m2, tegenover 160 m² in de huidige situatie.

De hoeveelheid verharding in de toekomstige situatie dient geen negatieve verandering in de waterhuishoudkundige situatie van het plangebied tot gevolg te hebben. Aangezien er een afname van verharding plaatsvindt, is er sprake van een verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Er is geen noodzaak tot het realiseren van een infiltratievoorziening. Bovendien is de bodem van het plangebied geschikt voor infiltratie.

Met de HNO-tool van het waterschap is deze conclusie bevestigd: de benodigde hemelwaterberging bij twee extreme neerslagomstandigheden (eens in de 10 jaar (T=10) en eens in de 100 jaar (T=100)) bedraagt 0 m³. De parameters die gebruikt zijn voor deze berekening en de uitkomsten ervan zijn als bijlage opgenomen.

Voorkomen van vervuiling:

Om verontreiniging van grondwater te voorkomen worden enkel duurzame (nietuitlogende of gecoate) materialen toegepast. Tevens wordt aangeraden om terughoudend te zijn met bestrijdingsmiddelen en strooizout.

Gescheiden houden van schoon en vuil water:

Door het vuilwater af te voeren naar het gemeentelijk rioolstelsel en het hemelwater vast te houden in het plangebied zullen beide waterstromen gescheiden blijven.

Doorlopen van de afwegingsstappen: ‘hergebruik – infiltratie – buffering – afvoer’:

Hergebruik van hemelwater is in het plangebied geen geschikte oplossing. De bodem is echter zeer geschikt voor infiltratie, zodat gekozen wordt voor een bergingsvoorziening om het hemelwater (tijdelijk) te bergen.

Buffering is geen optie, vanwege de afwezigheid van oppervlaktewater. Afvoer van hemelwater vindt alleen plaats wanneer de bergingsvoorziening de hoeveelheid water tijdelijk niet aan kan (noodoverloop op tuin).

Meervoudig ruimtegebruik en water als kans:

De benodigde waterbergingscapaciteit kan eventueel door middel van een vijver(s), onder de halfverharding of in de tuin gerealiseerd worden.

Overleg met de waterbeheerder(s):

In het kader van vooroverleg is de waterparagraaf beoordeeld door het waterschap.

4.3.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling heeft ten opzichte van de huidige situatie een afname van het verhard oppervlak tot gevolg. Er is daarom geen noodzaak tot het realiseren van een bergingsvoorziening voor hemelwater. De waterberging kan volledig plaatsvinden door middel van infiltratie in de bodem. Het afvalwater wordt, gescheiden van het hemelwater, afgevoerd via het bestaande rioleringsstelsel.

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

4.4.1 Cultuurhistorie

Op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is de Kruisstraat aangeduid als lijn met een zeer hoge waarde als historisch geografische lijn.

Het plangebied maakt deel uit van het dorp Kruisstraat, dat wat betreft historische stedenbouw een hoge waardering heeft. Het gaat hier om een, aan weerszijden van de as Heeseind, Kruisstraat en Bruggen gesitueerde, overwegend agrarische lintbebouwing, iets ten noorden van en parallel aan de spoorlijn 's-Hertogenbosch-Oss gelegen tussen Rosmalen en Nuland. De lintbebouwing bezit twee kernen waar de bebouwing zich enigszins concentreert, waarvan Kruisstraat er één is. Het bebouwingsbeeld is éénlaags en vrijstaand, met de nok parallel aan de straat. De rooilijn is ongelijkmatig, doordat de bebouwing doorgaans verspreid van de straat ligt, alleen in de beide kernen grenst de bebouwing deels aan de straat. De beide straten liggen in de laaggelegen gedeelten op een dijk en zijn voorzien van restanten van een laanbeplanting met onder meer linden.

Delen van de bebouwing en soms ook de erven liggen op lage huisterpen in verband met de regelmatig terugkerende wateroverlast van de Maas en de Beerse overlaat, in wiens stroomgebied Heeseind/Kruisstraat/Bruggen voor een deel was gelegen. Heeseind, Kruisstraat en Bruggen dateren van voor 1400. De kernen ontstonden op een lage zandrug, Kruisstraat concentreerde zich rond een verdwenen kapel. Na 1850 groeiden de kernen langzaam naar elkaar toe, Bruggen werd in het westen omsloten door de uitbreidingen van Rosmalen.

Het huidige bebouwingsbeeld dateert grotendeels uit de periode 1875-1945. Na 1945 is de lintbebouwing in de kernen verdicht. De relaties tussen de lintbebouwing en de omringende, open landbouwgronden zijn grotendeels intact en leveren vooral aan de noordzijde van de bebouwing sterke zichtrelaties over een open en nagenoeg leeg land op.

De nieuw te bouwen woning versterkt de stedenbouwkundige structuur van het lintdorp Kruisstraat. Vanuit cultuurhistorisch perspectief is de voorgestane ontwikkeling van het plangebied derhalve aan te merken als een positieve ontwikkeling.

4.4.2 Archeologie

Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de gemeente verplicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen of aanpassing(en) van oude plannen, rekening te houden met archeologie.

Gezien de huidige bebouwing in het plangebied is de bodem reeds verstoord. De nieuwe woning komt grotendeels op dezelfde plaats als de huidige (te slopen) bebouwing, zodat er vrijwel geen extra verstoring van de bodem plaatsvindt en een daarmee samenhangende eventuele aantasting van archeologische waarden. Er is daarom in het kader van het wijzigingsplan geen specifiek archeologisch onderzoek nodig.

Mochten tijdens de bouwwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische waarden aangetroffen worden, is het wettelijk verplicht dat de gemeente ’s-Hertogenbosch hiervan op de hoogte wordt gesteld.

4.5 Infrastructuur

4.5.1 Technische infrastructuur

Binnen het plangebied of in de nabijheid ervan zijn geen kabels of leidingen aanwezig die een belemmering kunnen vormen voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied.

4.5.2 Verkeersinfrastructuur

Het perceel wordt in de toekomstige situatie aan de voorzijde ontsloten via één uitrit op de Kruisstraat. Het gebruik van het plangebied in de toekomstige situatie zal geen merkbare gevolgen hebben voor wat betreft verkeersaantrekkende werking. Het parkeren wordt volledig opgevangen op eigen terrein. Derhalve zijn er vanuit het oogpunt van verkeersinfrastructuur geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied.

4.6 Conclusie

Uit voorgaande beschrijving van de relevante milieuaspecten voor de ontwikkeling van het plangebied blijkt dat er vanuit deze aspecten geen directe belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Financiële haalbaarheid

De locatie wordt door de initiatiefnemer voor eigen rekening en risico ontwikkeld. Er zijn voor de gemeente geen kosten (waaronder begrepen eventuele planschade) aan verbonden. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp wijzigingsplan is hiervoor een exploitatieovereenkomst gesloten worden met de initiatiefnemer. Met de gesloten overeenkomst is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd. Daarmee is voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 6.12, lid 2, sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 6 Inspraak en vooroverleg

6.1 Inspraak

Ter uitvoering van de inspraakverordening is gelegenheid geboden voor inspraak. In dat kader heeft het voorontwerp wijzigingsplan 'Kruisstraat 43' met ingang van 14 mei 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft iedereen de mogelijkheid gekregen om schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar te maken. Van het vorenstaande is melding gemaakt in een publicatie in De Bossche Omroep van 13 mei 2012. De publicatie is tevens op 11 mei 2012 op de gemeentelijke website geplaatst. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.

6.2 Vooroverleg

Het voorontwerp wijzigingsplan 'Kruisstraat 43' is op 11 mei 2012 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de volgende instanties:

  • 1. Provincie Noord-Brabant;
  • 2. Waterschap Aa en Maas.

Er zijn schriftelijke reacties van beide instanties ontvangen.

Provincie Noord-Brabant

Samenvatting:

De provincie heeft zich beperkt tot de vraag hoe het voorontwerp wijzigingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen, die op basis van het provinciaal ruimtelijke beleid relevant zijn. Het voorontwerp wijzigingsplan geeft de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Beoordeling:

De reactie van de provincie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Waterschap Aa en Maas

Samenvatting:

Het waterschap heeft geen opmerkingen op het voorontwerp wijzigingsplan. Het waterschap wenst de gemeente succes bij het verdere verloop van de ruimtelijke planvormingsprocedure.

Beoordeling:

Onder dankzegging wordt de reactie van het waterschap voor kennisgeving aangenomen.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

7.1 Planmethode

Het wijzigingsplan 'Kruisstraat 43 Rosmalen' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen (van een nieuwe woning al dan niet met bijgebouwen) en het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het plangebied.

De juridisch-planologische regeling van het voorliggende wijzigingsplan is inhoudelijk gebaseerd op de juridisch-planologische regeling van het bestemmingsplan 'Buurtschap Kruisstraat'. Qua vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling is het wijzigingsplan technisch gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2012).

7.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemming en de aanduidingen met kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken aangegeven. De kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken dienen in samenhang met de regels te worden gelezen.

Een onderdeel van de in het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde eisen betreft de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van een bestemmingsplan en de daarvan afgeleide uitwerkings- en wijzigingsplannen. Door de uniformering en standaardisering zijn de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding verschillend van een 'traditionele' analoge plankaart. Met de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding wordt beoogd bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen als een interactief plan raadpleegbaar te maken (op internet). Deze wijze van beschikbaarstelling is per 1 januari 2010 wettelijk verplicht.

7.3 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken, te weten:

  • hoofdstuk 1: inleidende regels;
  • hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3: algemene regels;
  • hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.
7.3.1 Inleidende regels

De artikelen in hoofdstuk 1 van de planregels hebben betrekking op de toepassing van de planregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor de enige in het plangebied voorkomende bestemming 'Wonen'.

7.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels omvat een toelichting op de enige in het plangebied voorkomende bestemming'. In het plangebied komt alleen de bestemming 'Wonen' voor.

Binnen deze bestemming is (de bouw van) één vrijstaande woning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan. Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de woning dient te worden opgericht. Verder is op de verbeelding de maximale goot- en bouwhoogte van de woning aangegeven.

Bij de woning mogen bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m² worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt 3 meter. Indien een bijgebouw wordt voorzien van een kap dan mag de goot- en bouwhoogte niet meer dan 3 meter en 4,50 meter bedragen.

In de bestemmingsregels zijn ook enkele afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot het bouwen opgenomen. Aan elke afwijkingsbevoegdheid zijn voorwaarden verbonden.

Verder bevat de bestemming een aantal gebruiksregels. Zo heeft één van de gebruiksregels betrekking op aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

7.3.3 Algemene regels

In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze algemene regels gelden voor het gehele wijzigingsplan.

7.3.4 Overgangs- en slotregels

Dit vierde en laatste hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.