direct naar inhoud van 4.5 Water
Plan: Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, D...
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002178-1401

4.5 Water

Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening. Het zorgt niet alleen voor bepaalde beperkingen maar biedt ook kansen binnen en buiten het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan legt de huidige situatie vast, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland. In onderstaande tekst is beschreven wat de beleidsdoelen zijn op het gebied van water bij huidige en toekomstige ruimtelijke plannen.

4.5.1 Beleid voor integraal waterbeheer

Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem, waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan (2009). Het is een visiedocument dat is onderschreven door de verschillende actoren op het gebied van water in en rondom de stad. Het Waterplan beschrijft de wijze waarop 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem zal houden, nu en in de toekomst.

Het plangebied is gelegen in het beheergebied van waterschap Aa en Maas. Het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas uit 2010 beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Hierin zijn 8 uitgangspunten geformuleerd:

  • 1. Wateroverlastvrij bestemmen
    Bij de locatiekeuze voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). In eerste instantie zal bij de locatiekeuze van een ontwikkeling gezocht moeten worden naar een plek 'die hoog en droog genoeg' is. Mocht dit echter niet mogelijk of wenselijk zijn, dan zal in de compenserende of mitigerende sfeer gezocht moeten worden naar maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren. Liever nog dan mitigeren of compenseren, wordt bij voorkeur gebouwd op locaties die als gevolg van hun ligging nú al voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie.
  • 2. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater
    Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse kan een compromis gesloten worden, waarbij de minimale inzet (in bestaand bebouwd gebied) is om het vuile en het schone water gescheiden aan te bieden op het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap zal echter niet akkoord gaan met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels.
  • 3. Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering -afvoer”
    In aansluiting op het landelijke beleid hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden - bergen - afvoeren”) doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen e.d.. Voor particuliere woningen wordt dit niet gestimuleerd. Binnen grondwaterbeschermingsgebieden kunnen door de grondwaterbeheerder (provincie) aanvullende kwalitatieve eisen gesteld worden in de Provinciale Milieu Verordening. Ook kan een vergunning nodig zijn van de grondwaterbeheerder.
  • 4. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
    Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan.
  • 5. Water als kans
    ”Water” wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem (“er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”). Dat is erg jammer, want “water” kan ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild, een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door vele inwoners gewaardeerd.
  • 6. Meervoudig ruimtegebruik
    “Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”. Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het “verlies” van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe talud ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is).
  • 7. Voorkomen van vervuiling
    Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces.
  • 8. Waterschapsbelangen

Er zijn 'waterschapsbelangen' met een ruimtelijke component. Dit betreft het volgende:

      • ruimteclaims voor waterberging
      • ruimteclaims voor de aanleg van natte EVZ's en beekherstel
      • aanwezigheid en ligging watersysteem
      • aanwezigheid en ligging waterkeringen
      • aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims t.b.v. de afvalwaterketen in beheer van het waterschap.

Indien deze belangen een rol spelen in het ruimtelijke plan dan zou hieraan in de toelichting, de voorschriften en de plankaart aandacht besteed moeten worden.

4.5.2 Huidige situatie


Maaspoort, Hambakenwetering en Treurenburg
De bedrijventerreinen Maaspoort, Hambakenwetering en Treurenburg liggen in een oorspronkelijk poldergebied. De bodem is deels opgehoogd met zand en andere grondtypen. Aan de zuidkant is het gebied (Hambakenwetering) opgehoogd tot 3,0 – 3,3 m NAP, aan de noordkant (Maaspoort) tot 3,8 – 4,4 m NAP. Op de kavels van Treurenburg moeten de bedrijven zelf hun ophoging en ontwatering realiseren. De wegen liggen hier op 4 m NAP.

In het plangebied lopen twee watergangen parallel aan het spoor. De oostelijke dient als afvoerroute van afwateringsgebied Maaspoort. Daarnaast liggen er enkele vijvers/plassen binnen het plangebied. Tussen de opritten van de snelweg A59 liggen enkele geïsoleerde vijvers, welke niet gevoed worden. De oostelijke spoorsloot wordt gevoed door hemelwater en door water dat vanaf Empel en de Maaspoort wordt ingelaten. Overtollig water wordt afgevoerd in zuidelijke richting naar het afwateringsgebied Noord. Het plangebied ligt voor het grootste deel in het afwateringsgebied 'Maaspoort', dat een vast peil heeft van 2,20 m NAP. Dit peil kan zo'n 25 cm stijgen tijdens heftige neerslag welke eens per circa 100 jaar voorkomt. Alleen het gedeelte Hambakenwetering ligt binnen het afwateringsgebied van Noord, met een peil van 1,80 m NAP. Dit peil kan ruim 30 cm stijgen tijdens heftige neerslag welke eens per circa 100 jaar voorkomt.

Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. De grondwaterstand is niet in detail bekend, maar ligt rond 2,4 – 2,6 m NAP. Tijdens hoogwater op de Maas kan de grondwaterstand oplopen tot 2,80 m NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002178-1401_0020.jpg"

Afbeelding 20 Watersysteem Maaspoort, Hambakenwetering en Treurenburg

De Herven / de Vliert
Het plangebied van de Herven de Vliert is oorspronkelijk een poldergebied. De bodem is deels opgehoogd met zand uit de rioleringssleuven, tot 3,0 – 3,25 m NAP.

In het plangebied lopen een aantal watergangen, welke zorgen voor de afvoer van hemelwater richting het noorden. De watergangen worden gevoed door hemelwater en door water dat vanaf de Maaspoort wordt ingelaten. Het plangebied ligt in het afwateringsgebied 'Noord', met een vast peil van 1,80 m NAP. Dit peil kan ruim 30 cm stijgen tijdens heftige neerslag welke eens per circa 100 jaar voorkomt. Het watersysteem staat niet in contact met het regionale systeem van de Dommel en Aa.

Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. De grondwaterstand is niet in detail bekend, maar ligt rond 2,1 – 2,4 m NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002178-1401_0021.jpg"

Afbeelding 21 Watersysteem De Herven / De Vliert

Het plangebied is bijna geheel verbeterd gescheiden gerioleerd. Alleen in de uiterste zuidwesthoek ligt de stadionweg, welke is aangesloten op het gemengde rioolstelsel. Het pompregime van het Verbeterd Gescheiden Stelsel zal op korte termijn anders worden afgesteld, met als doel om meer hemelwater naar het oppervlaktewater te brengen in plaats van naar de RWZI. Hiermee vind extra aanvulling en doorstroming van de watergangen plaats.

Brabantpoort
De bodem in het gebied Brabantpoort is niet opgehoogd en heeft een hoogte van circa 2,8 m NAP. De wegen liggen hier op ongeveer dezelfde hoogte.

Aan de randen van het bedrijventerrein, langs de Bruistensingel en langs de A2, lopen enkele waterlopen. Deze liggen echter buiten het plangebied. Het water van het bedrijventerrein wordt verzameld in de op het terrein gelegen plas. Vandaaruit stroomt het naar de randsloot, langs de A2. Vervolgens stroomt het water naar de Rosmalense plas. Via een stuw kan overtollig water van de plas naar de sloot in het noord-westen. Deze voert het water via gemaal Gewande naar de Maas. Het watersysteem van Brabantpoort is momenteel krap gedimensioneerd.

In het gebied ligt een rioolpersleiding. Het gebied heeft een verbeterd gescheiden rioolstelsel.

Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. De grondwaterstand is niet in detail bekend, maar ligt rond 2,2 m NAP.

De Brand
Het plangebied van de Brand is oorspronkelijk een poldergebied. Het grenst aan de A2, de Zuid-Willemsvaart, de gemeentegrens en de Aa.

Het plangebied wordt nagenoeg omringd door oppervlaktewater. Alleen het zuid-westelijke deel ligt aan de overkant van twee watergangen. De ring aan water rondom de bestaande bebouwing watert af via een stuw met een vast peil van 2,2 m NAP. Uit de lager gelegen watergang wordt overtollig water uitgemalen op het regionale systeem van de Aa. Aan de westkant van het plangebied is een parallelsloot aanwezig, een extra aanvoer voor de Stads Aa. Het peil in de Aa ligt doorgaans enkele centimeters boven de 2,2 m NAP, maar kan oplopen tot boven de 4 m NAP bij hoogwater op de Maas of in Dommel en Aa.

Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. Het grondwater wordt beïnvloed door lokale kwel vanaf de Zuid-Willemsvaart, dat alhier een peil heeft van 4,75 m NAP. De grondwaterstand is niet in detail bekend, maar kan ver van de watergangen dicht aan het maaiveld komen in zeer natte perioden.

Het plangebied heeft in zijn geheel een verbeterd gescheiden stelsel. Het pompregime van het Verbeterd Gescheiden Stelsel zal op korte termijn anders worden afgesteld, met als doel om meer hemelwater naar het oppervlaktewater te brengen in plaats van naar de RWZI Vinkel. Hiermee vind extra aanvulling en doorstroming van de watergangen plaats.

De waterpartij aan de noordoostzijde van het bedrijventerrein valt binnen het regionaal waterbergingsgebied en heeft derhalve een specifieke waterbergingsfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002178-1401_0022.jpg"

Afbeelding 22 Watersysteem De Brand

4.5.3 Legger Regionale Waterkeringen

Voor de waterkeringen langs het Drongelenskanaal, langs de Dieze, langs de Aa, langs de Groote Wetering en langs het Afleidingskanaal (zogenaamde regionale waterkeringen), heeft het Waterschap Aa en Maas de Legger Regionale Waterkeringen in procedure gebracht. Via het vaststellen van de legger voldoet het waterschap aan de verplichting uit de nieuwe Waterwet van 2009. Men verwacht dat de Legger begin 2013 zal zijn vastgesteld.

De functie van deze waterkeringen is om het achterliggende gebied te beschermen tegen overstromingen. Voor deze waterkeringen geldt een norm van 1/150 jaar. Dit betekent dat de waterkeringen een waterstand moeten kunnen keren die gemiddeld eens in de 150 jaar voorkomt.
In de Legger zijn langs de waterkeringen beschermingszones van 10 tot 30 meter opgenomen, ter bescherming van de stabiliteit van de waterkeringen. De breedte van de beschermingszone is afhankelijk van de grondsamenstelling en de bijbehorende manier waarop een dijk kan bezwijken. Voor graafwerkzaamheden in of op de waterkering en binnen de beschermingszone is een verguning van het waterschap nodig op grond van de Keur.

Hieronder zijn voor dit plan de regionale waterkeringen en de beschermingszones aangegeven, zoals deze in de ontwerp-Legger Regionale Waterkeringen zijn opgenomen. Het gaat om de waterkeringen bij Treurenburg en De Brand.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002178-1401_0023.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002178-1401_0024.jpg"

Afbeelding 23 Regionale waterkeringen Treurenburg en De Brand

4.5.4 Vertaling beleid

Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan, dat geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Bij toekomstige ontwikkelingen (buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan) is het van belang om eerdergenoemde uitgangspunten op het gebied van water mee te nemen in de planvorming.

Ruimtelijke plannen met een toename van de oppervlakte aan verharding dienen hydrologisch neutraal ontwikkeld te worden. Deze bergingsopgave dient berekend te worden met de zogenaamde HNO-tool van Waterschap Aa en Maas en komt ruwweg overeen met 40 liter per m2 verharding. Wanneer vervuilende activiteiten plaatsvinden op het perceel of erf dient dit hemelwater eerst te worden gezuiverd.
Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moet bij her- en nieuwbouw worden afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen (goten en leidingen).