direct naar inhoud van 4.4 Milieuhygiënische toets
Plan: De Omloop 15
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002174-1401

4.4 Milieuhygiënische toets

4.4.1 Geluid

Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Beoogde planwijziging zal naar verwachting resulteren in een minimale toename van het aantal vervoersbewegingen binnen de inrichting. Aangezien de dichtstbijzijnde woning op circa 200 meter afstand van het plangebied ligt, zullen eventuele effecten van de planwijziging ter plaatse van deze woningen niet waarneembaar zijn. Het onderhavige plan heeft daarom geen significante relevantie op het gebied van geluid. Daarbij is het bedrijf verplicht zich te houden aan de daarvoor geldende geluidsvoorschriften Wet milieubeheer om eventuele hinder te voorkomen. Ten aanzien van geluid zijn er voor onderhavig wijzigingsplan geen beperkingen.

4.4.2 Geur

Met het beoogde plan zullen twee sleufsilo's worden gerealiseerd ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Gezien de beoogde activiteiten en de afstand tot de dichtstbijzijnde woning is geur geen relevant aspect. Geurhinder als gevolg van onderhavig plan is niet aannemelijk.

4.4.3 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals opslag en transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Circa 100 meter ten oosten van het plangebied bevindt zich een ondergrondse buisleiding van defensie voor het onder druk (80 bar) transporteren van gevaarlijke stoffen. De PR-contour van deze leiding betreft 0 meter (komt niet buiten de leiding). Het plangebied ligt buiten de PR-contour van deze leiding. Tevens worden met beoogde planwijziging geen kwetsbare objecten (als woningen) gerealiseerd. Binnen onderhavig plan worden geen relevante activiteiten met gevaarlijke stoffen mogelijk gemaakt of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd. Het aspect externe veiligheid levert geen beperkingen voor onderhavig plan.

4.4.4 Luchtkwaliteit

Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn - en om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m3. De grens waarbij een plan als gevolg van extra verkeer niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ligt op meer dan 1800 vervoersbewegingen per etmaal van auto's of 90 vrachtwagenbewegingen per etmaal. Ten eerste worden er met onderhavig plan geen nieuwe kwetsbare functies bestemd. Daarbij zullen de activiteiten en de daarbij weinig optredende voertuigbewegingen als gevolg van de bouwblokvergroting ver beneden de genoemde drempels liggen en daarmee geen significante bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarbij zal het aantal vergunde dieren niet toenemen. Onderhavig plan draagt niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Er hoeft dus niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De conclusie is dat de luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan. Gezien de huidige concentraties aan fijnstof en NO2 (jaargemiddeld beneden 20 microgram/m3) in het gebied is de luchtkwaliteit er 'goed' te noemen.

4.4.5 Bodem

Het onderhavige plangebied is voldoende van kwaliteit zijn voor de reeds bestaande en bestemde functies. Concreet worden er binnen het plangebied geen nieuwe kwetsbare functies (zoals wonen) mogelijk gemaakt. Nieuwe ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de bodem moeten voldoen aan de daarvoor geldende regels (zoals bodembeschermende voorzieningen, maatregelen en/of bodemonderzoeken) conform de Wet milieubeheer. Hierdoor is bodem voor onderhavig plan geen gewichtig aspect. Bij het uitvoeren van eventuele werkzaamheden binnen onderhavig plangebied moet rekening gehouden worden met het eventueel vrijkomen van grond, en de noodzaak deze grond af te voeren. De vrijkomende grond valt, indien deze buiten de locatie hergebruikt gaat worden onder regime van het Besluit Bodemkwaliteit. Van de vrijkomende grond moet de kwaliteit afdoende bekend worden via bodemonderzoek, waarna er een passende bestemming of afvoermogelijkheid bepaald kan worden.