direct naar inhoud van 5.6 Flora en Fauna
Plan: Zuiderparkweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002173-1401

5.6 Flora en Fauna

Realisatie van ruimtelijke ingrepen kan leiden tot overtreding van verbodsbepalingen in de Nederlandse natuurwetgeving. Aangezien er geen Natura 2000-gebieden aanwezig zijn binnen de invloedssfeer van de ingreep, is er geen noodzaak voor toetsing aan de Natuurbeschermingswet.Hierdoor is alleen de Flora- en faunawet van belang. De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van plant- en diersoorten.

De voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling is in een ecologische quickscan getoetst. Hiervoor is gekeken welke soorten hier (mogelijk) voorkomen. Gebleken is dat mogelijk vleermuizen en broedvogels in het gebied voorkomen.

Broedvogels

Alle broedvogels zijn beschermd door de Flora- en Faunawet. Conflicten met de wet kunnen gemakkelijk worden voorkomen door buiten het broedseizoen te werken. Daarnaast kunnen maatregelen worden genomen om broedgevallen te voorkomen tijdens de bouwperiode.

Vleermuizen

De gebouwen bevatten geschikte plekken voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Soorten die hier mogelijk voorkomen zijn de laatvlieger en de gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. De gebouwen kunnen als kraamverblijfplaats, zomerverblijf en als paar-/winterverblijfplaats worden gebruikt. Of de genoemde soorten werkelijk in het gebouw aanwezig zijn is op basis van deze quick scan niet duidelijk geworden. Hoewel het gebouw geschikt is zijn er geen sporen van vleermuizen gevonden.

Effect van ruimtelijke ontwikkeling

Om de ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken is het nodig de huidige bebouwing te slopen. Indien er geen vleermuizen gebruik maken van het gebouw, is compensatie of mitigatie niet nodig en hoeft er geen vergunning aangevraagd te worden. Indien er werkelijk vleermuizen gebruik maken van de gebouwen, betekent dit dat een verblijfplaats van een beschermde soort wordt vernietigd. Welke functionaliteit dit precies is, moet nog blijken uit vervolgonderzoek. Vaak kan de functionaliteit worden teruggebracht in de directe omgeving. In dit geval kan dat in de omliggende bebouwing. Hier kunnen maatregelen worden genomen om de gebouwen geschikt te maken als verblijfplaats. Daarnaast kunnen in de nieuwbouw voorzieningen worden aangebracht voor vleermuizen. Afhankelijk van het gebruik zal hiervoor een ontheffing nodig zijn. Ook is het mogelijk om de functionaliteit geheel te compenseren, zodat er geen effect optreed. In dit geval is er geen ontheffing nodig.

Voor broedvogels kunnen effecten worden voorkomen door buiten het broedseizoen te werken Daarnaast kunnen maatregelen worden genomen om broedgevallen te voorkomen tijdens de bouwperiode.

Conclusie

De ruimtelijke ontwikkeling heeft een maatschappelijke belang. Indien er geen vleermuizen blijken te zitten is een ontheffing niet nodig, mits rekening wordt gehouden met broedvogels. Indien het gebouw wordt gebruikt door vleermuizen zal dit gebruik waarschijnlijk beperkt zijn. Dit gebruik kan gecompenseerd of gemitigeerd worden door maatregelen te treffen in de directe omgeving. Hierdoor zal het effect op de vleermuizen niet aanwezig of beperkt zijn. Verwacht wordt daarom dat, indien een ontheffing nodig is, deze verkregen zal worden.