direct naar inhoud van Artikel 3 Gemengd
Plan: Grintweg 7a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002149-1501

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, detailhandel en dienstverlening in de categorieën A en B van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. stalling en/of opslag van (onderdelen van) motorvoertuigen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' geen stalling en/of opslag is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend één bedrijfswoning;
  • d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitlsuitend gebouwen ten dienste van deze bestemming toegestaan;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag uitsluitend één bedrijfswoning worden opgericht;
  • d. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • e. de hoofdbebouwing van de bedrijfswoning dient voorzien te zijn van een kap, waarbij de hoogte van de kap ten hoogste 5 meter mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
  • g. de goothoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn, met uitzondering van erfafscheidingen, uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en het achtererfgebied;
  • b. het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, mag niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • c. het onbebouwd blijvende deel van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, mag geen kleinere aaneengesloten oppervlakte krijgen dan 25 m²;
  • d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, met uitzondering van het bepaalde in 3.2.3 sub e, ten hoogste 3 meter bedragen;
  • e. terrein- en erfafscheidingen mogen van af de voet gemeten maximaal 1,65 meter hoog zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken met betrekking tot de parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2.1, mits:

  • a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
3.4.2 Afwijken met betrekking tot bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 sub a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het voorerfgebied, mits:
    • 1. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 25 m²;
    • 2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter bedraagt;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig wordt geschaad;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 sub e met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, uitsluitend voor open, pergola-achtige constructies tot maximaal 2,5 meter hoog.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mogen de ruimten/bouwwerken uitsluitend worden gebruikt als bedrijfswoning.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen de ruimten/bouwwerken niet worden gebruikt als woning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 3.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.