direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Rosmalen Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002141-1501

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorieën A, B of C, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. een aannemersbedrijf/bouwbedrijf al dan niet met werkplaats, met dien verstande dat de werkplaats niet groter mag zijn dan 800 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor;
  • d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bijgebouwen en overkappingen toegestaan waarbij het gezamenlijke grondoppervlak niet meer mag bedragen dan 650 m².
  • c. Ter van de aanduiding 'erf' zijn bijgebouwen en overkappingen toegestaan waarbij het gezamenlijke grondoppervlak niet meer mag bedragen dan 450 m².
3.2.2 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
  • d. de goothoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
  • e. hoofdgebouwen dienen te zijn afgedekt met een meerzijdige kap en/of dakschilden.
3.2.3 Bijgebouwen

Binnen deze bestemming mogen bijgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en binnen het achtererfgebied. Voor bijgebouwen in het bouwvlak gelden de bepalingen van 3.2.2 sub b t/m d en voor bijgebouwen in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, gelden de bepalingen van 3.2.3 sub b tot en met sub f;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. dakterrassen zijn niet toegestaan.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en het achtererfgebied;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, met uitzondering van het bepaalde in sub c, ten hoogste 3 meter bedragen;
  • c. terrein- en erfafscheidingen mogen vanaf de voet gemeten maximaal 2 meter hoog zijn.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken met betrekking tot de parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub a, mits:

  • a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
3.4.2 Afwijken met betrekking tot gebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 sub e voor het bouwen van een plat dak en/of eenzijdige kap mits het stedenbouwkundig beeld van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag is bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.5 sub a ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorieën A, B of C, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft.
  • b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in 3.5 sub a indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.