Plan: | Eerste Hoefsteeg 6 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002123-1501 |
Voor elke ruimtelijk ontwikkeling is in de Waterwet het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In onderstaande paragraaf is verwoord hoe er in dit plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
Het plangebied ligt in de Rosmalense Polder en heeft vroeger gediend als overstromingsvlakte voor de Maas. De maaiveldhoogte varieert van 2.25-2.50m +NAP in het onbebouwde deel van het plangebied tot ca. 3.25m +NAP bij het bebouwde deel. Het huidige watersysteem dat het plangebied ontwatert is aangesloten op de Hoefgraaf, met een streefpeil in de winter van 1,5 en in de zomer van 1,7m NAP. In de praktijk liggen de peilen in de buurt van de Eerste Hoefsteeg 6 op respectievelijk 1,45 en 1,75m NAP.
De Hoefgraaf loopt parallel aan de Eerste Hoefsteeg, waarbij de dwarslopende schouw- en leggerwatergangen het gebied van water voorzien of afwateren (zie ).
Figuur . Watersysteem rondom de Eerste Hoefsteeg 6.
De bodem van het plangebied bestaat uit klei op fijn zand. De grondwatertrap III in het gebied geeft aan dat de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) minder dan 40cm onder maaiveld zit en de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) tussen 80 en 120cm onder maaiveld. De bodem is hierdoor matig geschikt voor infiltratie.
Het plangebied valt binnen het beheergebied van waterschap Aa en Maas. In het waterbeheerplan beschrijft het Waterschap de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk 2027. Van belang zijn de beleidsuitgangspunten en -principes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water:
1. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater
Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse kan een compromis gesloten worden, waarbij de minimale inzet (in bestaand bebouwd gebied) is om het vuile en het schone water gescheiden aan te bieden op het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap zal echter niet akkoord gaan met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels.
2. Doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer'
In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer' (afgeleid van de trits 'vasthouden -bergen - afvoeren') doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen en dergelijke. Voor particuliere woningen wordt dit niet gestimuleerd.
3. Hydrologisch neutraal bouwen
Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Er geldt dat eventuele toename van verharding gecompenseerd zal moeten worden. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan.
4. Water als kans
'Water' wordt vaak benaderd als een probleem: 'er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden en m2 zijn duur'. Dat is erg jammer, want 'water' kan ook een meerwaarde geven aan het plan. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild. Een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door veel inwoners gewaardeerd.
5. Meervoudig ruimtegebruik
'Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur'. Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het 'verlies' van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe taluds ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is).
6. Voorkomen van vervuiling
Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces. Eén van de aspecten die hierbij wordt nagestreefd, is om ervoor te zorgen dat regenwater niet meer direct via het riool wordt afgevoerd (afkoppeling verhard oppervlak). Tevens moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van niet uitloogbare bouwmaterialen.
7. Wateroverlastvrij bestemmen
Het doel is hierbij om locaties aan te wijzen waarbij met een nieuwe functie het gebied nog blijft voldoen aan de NBW-normen. Wanneer een gebiedsfunctie veranderd van landbouw naar stedelijk, hoort hier een kleinere kans op inundatie bij volgens de NBW-normen. Het is daarbij efficiënt om de locaties voor nieuwe ontwikkelingen zo te kiezen dat ook met een nieuwe functie het gebied blijft voldoen.
8. Waterschapsbelangen
Overige waterschapsbelangen, zoals ecologische verbindingzones, stankzones rondom riooloverstorten en de zones die vanwege de Keur (2009) een beschermde status hebben.
In het gebied (buitengebied) ligt geen riolering. Het vuilwater kan daarom afgevoerd worden naar het mestdepot dat bij agrarische bedrijven en woningen doorgaans wordt gebruikt ter verwerking van het vuile water. Het hemelwater moet vastgehouden worden in het plangebied. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van berging op de daken (groene daken), onder de woning of verharding of in een wadi of vijver. Ook is het mogelijk om het hemelwater te gebruiken als proceswater of spoelwater.
De voorgenomen ontwikkeling heeft ten opzichte van de huidige situatie een toename van bijna 1,5ha verhard oppervlak tot gevolg. Om het watersysteem in de regio niet meer te belasten, is volgens het hydrologisch neutraal bouwen-principe een bergingsvoorziening van ca. 700m3 binnen het plangebied nodig. Dit zorgt voor een toegestane peilstijging van 0,3m voor een T = 10 situatie. Om een peilstijging van 0,4m te bewerkstelligen (T=100) bij de genoemde verhardingstoename is een bergingsvoorziening van ca. 900m3 benodigd. Het waterschap eist een berging van hemelwater in een T=10 situatie.
Afvoer van hemelwater vindt alleen plaats wanneer de bergingsvoorziening de hoeveelheid water niet aan kan, bijvoorbeeld via een noodoverloop op een greppel of sloot. Dit zal bij neerslaggebeurtenissen voorkomen met een grotere herhalingstijd dan eens per 100 jaar.
Om verontreiniging van grondwater te voorkomen worden enkel duurzame (niet-uitlogende of gecoate) materialen toegepast. Tevens wordt aangeraden om terughoudend te zijn met bestrijdingsmiddelen en strooizout.
In het plangebied wordt geen wateroverlast vanuit oppervlaktewater verwacht. Het plangebied grenst niet aan een legger- of schouwsloot, waardoor andere belangen van het waterschap afwezig zijn.