direct naar inhoud van Artikel 28 Algemene aanduidingsregels
Plan: 't Ven Hondsberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002102-1501

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

28.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden
28.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    het uitvoeren van grondwerken (zoals uitgraven, afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) op een diepte van meer dan 0,80 meter beneden peil en met een oppervlakte groter dan 50 m2.
  • b. Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    het uitvoeren van grondwerken (zoals uitgraven, afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) op een diepte van meer dan 0,50 meter beneden peil en met een oppervlakte groter dan 100 m2.
  • c. Het onder a en b vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
28.1.2 Toelaatbaarheid
  • a. De onder 28.1.1 sub b en c genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden 1' voor de onder 28.1.1 sub a bedoelde werken op een diepte van meer dan 0,80 meter beneden peil en met een oppervlakte groter dan 50 m2 een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden 2' voor de onder 28.1.1 sub b bedoelde werken op een diepte van meer dan 0,50 meter beneden peil en met een oppervlakte groter dan 100 m2 een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. Een rapport als bedoeld onder b en c is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een dergelijk rapport beschouwd.
  • e. Indien uit het onder b, c of d bedoelde rapport, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.