Plan: | Grintweg 19 Rosmalen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002101-1501 |
Het initiatief levert milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen op voor de omgeving. De revisievergunning5ex artikel 8.4 Wet milieubeheer voor het bedrijf inclusief de uitbreiding is verleend d.d. 8 mei 2009. De conclusie van de considerans van het besluit tot de revisievergunning is dat door het stellen van voorschriften de nadelige gevolgen voor het milieu door de inrichting in voldoende mate kunnen worden voorkomen dan wel kunnen worden beperkt.
Hieronder is een samenvatting van de milieuhygiënische overwegingen opgenomen voor de specifieke onderdelen verzuring en geur.
Verzuring
Wet ammoniak en veehouderij
Voor het beoordelen van het aspect ammoniak afkomstig van dierenverblijven van veehouderijen, is de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) het toetsingskader (lex specialis). Onderdeel van de Wet ammoniak en veehouderij is de Regeling ammoniak en veehouderij waarin de ammoniakuitstoot per diersoort en stalsysteem staat aangegeven.
De wet maakt onderscheid in de ligging binnen of buiten een zone van 250 meter van een zeer kwetsbaar gebied. Ingevolge artikel 4 en 6 van de Wav wordt vergunning geweigerd voor het oprichten of uitbreiden van een veehouderij indien deze is gelegen binnen een zeer kwetsbaar gebied of binnen een zone van 250 meter daar omheen. Op grond van artikel 2, eerste lid van de Wav wijzen de Provinciale staten de gebieden aan die als “zeer kwetsbaar gebied" worden aangemerkt. Een dergelijk aanwijzingsbesluit is op 3 december 2008 genomen. Het meest nabijgelegen zeer kwetsbare gebied is het gebied de Nulandsche Heide. Het gebied ligt op meer dan 2.200 meter van de inrichting. Het bedrijf is dus gelegen buiten een zone van 250 meter van dit “zeer kwetsbaar Wav gebied”. Buiten de zone wordt alleen rekening gehouden met een kwetsbaar gebied indien de aangevraagde inrichting valt onder de werking van Richtlijn nr. 96/61/EG van de Raad van de Europese Unie (IPPC-richtlijn). Uit bijlage I van deze richtlijn blijkt onder 6.6 dat de richtlijn van toepassing is op de aangevraagde inrichting. De toetsing aan de beleidslijn “IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij” heeft plaatsgevonden door middel van een berekening. Uit deze berekening blijkt dat aan voornoemde beleidslijn wordt voldaan.
Directe opname ammoniak uit de lucht door planten en bomen
Bij een intensieve veehouderij dient bovendien rekening te worden gehouden met de mogelijke gevolgen van de directe opname uit de lucht van ammoniak door planten en bomen. Voor de beoordeling van de gevolgen wordt volgens de jurisprudentie het rapport Stallucht en Planten uit juli 1981 van het Instituut Plantenziektenkundig Onderzoek (IPO) gehanteerd. In dit rapport is onderzoek gedaan naar de mogelijke schade aan planten en bomen als gevolg van de uitstoot van ammoniak uit stallen waarin dieren worden gehouden. Schade door de uitstoot van ammoniak kan zich in de praktijk voordoen bij intensieve kippen- en varkenshouderijen. Ter voorkoming van dergelijke schade blijkt dat een afstand van minimaal 50 meter tussen stallen en meer gevoelige planten en bomen, zoals coniferen, en een afstand van minimaal 25 meter tot minder gevoelige planten en bomen kan worden aangehouden. Toetsing aan dit rapport is blijkens de jurisprudentie nog steeds conform de meest recente, algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten. Binnen 50 meter van de inrichting liggen geen percelen waar gevoelige gewassen, zoals vermeld in het rapport, worden geteeld. Tevens zijn er binnen 25 meter van de inrichting geen minder gevoelige planten en bomen aanwezig. Het bedrijf voldoet aan de eisen die volgen uit het rapport, waardoor directe ammoniakschade niet te verwachten is.
Geur
Wet geurhinder en veehouderij
Voor het beoordelen van het aspect geur afkomstig van dierenverblijven van veehouderijen, is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) die op 1 januari 2007 in werking is getreden het toetsingskader. De Wgv maakt onderscheid in dieren waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld en dieren waarvoor geen emissiefactor is vastgesteld. Daarnaast maakt de wet onderscheid in de ligging van geurgevoelige objecten binnen of buiten de bebouwde kom. De gemeente 's-Hertogenbosch is gelegen in concentratiegebied Zuid.
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) worden de geuremissiefactoren en de afstanden voor pelsdieren weergegeven.
Geurbeleid
De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om binnen bepaalde grenzen af te wijken van de standaard geurnormen zoals gesteld in artikel 6 lid 1 van deze wet. De gemeenteraad heeft op 21 mei 2008 een geurverordening vastgesteld op basis van de Wgv. Tevens is een gebiedsvisie vastgesteld ter onderbouwing van deze verordening. Het doel is om met het opleggen van geurnormen een goed woon- en leefklimaat binnen de gemeente te waarborgen. Tevens moeten er uitbreidingsmogelijkheden voor de veehouderijen gewaarborgd blijven.
Er zijn twee soorten geurbelasting waar rekening mee dient te worden gehouden: voorgrondbelasting en achtergrondbelasting. Onder voorgrondbelasting wordt verstaan de individuele geurbelasting van de betreffende veehouderij op een locatie. Onder achtergrondbelasting wordt verstaan de cumulatieve geurbelasting op een locatie als gevolg van de aanwezige veehouderijen in de omgeving. Als vuistregel geldt dat de voorgrondbelasting maatgevend is, indien die tenminste de helft (of meer) bedraagt van de achtergrondbelasting en vice versa.
Achtergrondbelasting
De achtergrondbelasting is weergegeven op onderstaande kaart. Het geurbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft voor stedelijk gebied een streefwaarde van 2 tot 5 Ou/m3. Bij een achtergrondbelasting van 2 Ou/m3 zijn er 6% geurgehinderden. Bij een achtergrondbelasting van 5 Ou/m3 zijn er 12% geurgehinderden. Deze 12% geurgehinderden wordt nog als acceptabel beschouwd in het geurbeleid van de gemeente. Deze 12% geurgehinderden wordt ook landelijk als acceptabel beschouwd.
Voorgrondbelasting
Voor de gemeente is er een norm van 1 Oue/m3 (geur uitgedrukt in odourunits per kubieke meter lucht) opgenomen voor zogeheten geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom. Deze komt in plaats van de wettelijke norm van 3 Oue/m3. Voor de nog te realiseren delen van de woonwijk de Groote Wielen aan de noordzijde geldt in afwijking hiervan een norm van 5 Oue/m3. Voor de bebouwde kom van Gewande, Bokhoven en de Kruisstraat is tevens een norm opgenomen van 5 Oue/m3. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom is een norm opgenomen van 10 Oue/m3 in plaats van de wettelijke norm van 14 Oue/m3.
Toetsing odourunits
Op de gerealiseerde delen van de nieuwbouwwijk De Groote Wielen wordt er getoetst met odourunits. Voor deze woningen geldt een norm uit het geurbeleid van 1 Oue/m3 ter plaatse van de gevels. In een v-stacks-vergunning berekening die onderdeel uitmaakt van de revisievergunning, is de geurbelasting uitgerekend op zes woningen van de nieuwbouwwijk De Watertuinen van de Groote Wielen. Uit deze berekening blijkt dat de voorgrondbelasting op geen enkele woning de norm van 1 Oue/m3 overschrijdt. De achtergrondbelasting bedraagt ter plaatse 2 tot 5 Ou/m3. Aangezien de vuistregel geldt dat de achtergrondbelasting maatgevend is, indien die tenminste de helft (of meer) bedraagt van de voorgrondbelasting, is in dit geval de achtergrondbelasting maatgevend voor het woon- en leefklimaat. Deze achtergrondbelasting van geur is ter plaatse van de wijk Watertuinen van de Groote Wielen conform de streefwaarde voor stedelijk gebied uit het gemeentelijk geurbeleid. De conclusie is dan ook dat vanwege het bedrijf aan de Grintweg 19 geen negatieve invloed uitgaat op het woon- en leefklimaat in de woonwijk Watertuinen.
Toetsing vaste afstanden
Voor bedrijfswoningen geldt dat toetsing plaats vindt aan de hand van vaste afstanden en gevelafstanden. Het dichtstbijgelegen stankgevoelige object die op vaste afstanden en gevelafstanden moet worden getoetst is de agrarische bedrijfswoning Grintweg 14. Er dient getoetst te worden aan het gestelde in artikel 3 lid 2 en artikel 5 lid 1 van de Wgv. Op basis van artikel 3 lid 2 Wgv moet er een afstand tussen de gevel van de woning Grintweg 14 en het dichtstbijgelegen emissiepunt van stal 1 aanwezig zijn van minimaal 50 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Op basis van artikel 5 lid 1 Wgv moet er een afstand tussen de gevel van de bedrijfswoning Grintweg 14 en de gevel van de meest nabij gelegen stal, een afstand aanwezig zijn van minimaal 25 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.
Afbeelding 4: Ligging ontwikkeling ten opzichte van omgeving