direct naar inhoud van Artikel 9 Groen
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002067-1401

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fiets en/of voetpaden;
  • c. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • d. de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen en watersystemen, zodanig dat voor fauna, en in voorkomende gevallen ook flora, verbindingen ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden en herstel van watersystemen, in ieder geval ter plaatse van de aangegeven aanduiding 'ecologische verbindingszone ;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' voorzieningen voor de waterhuishouding c.q. berging van rioolwater;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vestingwerken' tevens voor behoud en herstel van walmuren en overige vestingwerken;
  • g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a. op gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding onbebouwd' mogen uitsluitend erfafscheidingen met een maximale hoogte van 2,25 m worden gebouwd; b. voor het overige geldt, dat: 1. de hoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 5 meter mag bedragen. 2. de hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet betreffende de walmuren en overige vestingwerken, ten hoogste 3 meter mag bedragen;

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  • a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • b. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 9.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
9.6.1 Vergunningplicht

Het is ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden, uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen, egaliseren en het aanleggen van verhardingen en kaden;
  • b. het aanbrengen van drainage.
9.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht
  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
9.6.3 Beoordelingscriteria

De onder 9.6.1 Vergunningplicht genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien er geen sprake van is, dat door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van die gronden, welke het plan beoogt te beschermen onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind. De bovenbedoelde waarden of functies betreffen de instandhouding van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor fauna, en in voorkomend geval ook flora, verbindingen aanwezig blijven dan wel (kunnen) ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden ten zuiden en ten noorden van het plangebied, alsook het herstel en behoud van watersystemen.

9.6.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en zij kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de natuurlijke ecologische waarden kunnen worden behouden.