direct naar inhoud van Artikel 6 Centrum-Horeca
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002067-1401

Artikel 6 Centrum-Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum-Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijf categorie 1 en 2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' uitsluitend voor een horecabedrijf categorie 2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verdieping(en) tevens voor woondoeleinden, zoals omschreven in artikel 16.1 onder a;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel;
  • e. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Er worden in verband met de realisering van deze bestemming geen extra parkeerplaatsen geëist boven het aantal binnen deze bestemming aanwezige parkeerplaatsen, welke dienen te worden gehandhaafd.

6.2.2 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van de hoofdgebouwen in de voorste begrenzing van het bouwvlak moet worden geplaatst en dat binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' de bestaande achtergevel als bouwgrens aan de achterzijde geldt, welke niet mag worden overschreden;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van de sub a omschreven situaties, waarin de bestaande achtergevel als bouwgrens aan de achterzijde geldt, welke niet mag worden overschreden;
  • c. met betrekking tot de maatvoering van de gebouwen geldt de maximale en/of minimale goothoogte, de maximale hoogte en het maximum aantal bouwlagen als aangegeven in de bij deze voorschriften behorende bijlage 1 "Lijst van gebouwen binnenstad met hoogtematen en aantal bouwlagen", waarbij

geldt, dat hoofdgebouwen met een plat dak uitsluitend mogen worden verhoogd tot de aangegeven maximum hoogte om het hoofdgebouw te kunnen voorzien van een kap, dakschild of attiek;

  • d. maatvoeringen, die ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan reeds bestaan en afwijken van het bepaalde onder c tevens zijn toegestaan;
  • e. de bestaande parcellering en breedte van het hoofdgebouw moet worden gehandhaafd; .
  • f. samenvoeging van panden en doorbraken in zijmuren tussen panden zijn niet toegestaan; bestaande zijmuren dienen te worden gehandhaafd;
  • g. de bestaande kapvorm en nokrichting mag niet worden gewijzigd;
  • h. ingeval geen kap aanwezig is, mogen hoofdgebouwen worden voorzien van een kap, dakschild of attiek;
  • i. voor bestaande dakterrassen geldt, dat deze zijn toegestaan, zoals deze aanwezig waren ten tijde van inwerkingtreding van dit plan; voor nieuwe dakterrassen geldt, dat deze zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1. de dakterrassen mogen niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg; 2. de hoogte van afscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 meter, gemeten ten opzichte van de vloer waarop wordt gebouwd en worden uitgevoerd in een open transparante constructie; 3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van cultuurhistorische waarden.

  • j. kelders zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze aanwezig zijn ten tijde van het in werking treden van dit plan; bestaande kelders mogen niet worden gewijzigd;
  • k. balkons en erkers aan de voorgevel zijn uitsluitend zijn toegestaan, ingeval en voor zover deze aanwezig zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan van het plan;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding terras' de aanwezige winterterrassen worden gehandhaafd en verbouwd of herbouwd met inachtneming van de huidige maatvoering.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kunstobjecten en verlichting mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen maximaal 5 meter hoog zijn;
  • c. voor dakterrassen geldt het hiervoor bepaalde onder 6.2.2 onder i.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van:

  • a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht.
  • b. de cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. de situering van het laden en lossen op het perceel.
6.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.2, waarbij wordt toegestaan dat:

  • 1. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  • 2. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
  • 3. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
  • 4. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en het maken van doorbraken in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
  • 5. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid dan wel gewijzigd;
  • 6. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel ;
  • 7. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld;
  • 8. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  • 9. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • de cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 1 t/m 9 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 6.7.4 onder 2.

6.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming;
  • b. Het gebruik van de kelder dient ten dienste te staan en onderdeel te zijn van de functie van de begane grond en/of verdiepingen.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 6.5indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5 onder b en toestaan, dat een zelfstandige functie in een kelderruimte wordt gevestigd onafhankelijk van de beganegrondfunctie mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt,kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.

 

6.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

6.7.1 Vergunningplicht

Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

6.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub f of artikel 2.2, lid 1 onder b.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is vereist (rijks- of gemeentelijk monument).
6.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouwhistorische waarden van de gronden en opstallen .

6.7.4 Onderzoeksplicht en voorwaarden omgevingsvergunning

1. De onder 6.7.1 Vergunningplicht genoemde vergunning kan slechts worden verleend nadat:

  • a. bij de aanvrage een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  • b. naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende zijn vastgesteld, in welk geval het sub a. genoemde rapport niet nodig is.

2. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorschriften worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek/documentatie bouwhistorische zaken. Hiertoe kunnen in ieder geval de volgende voorschriften behoren: a. het opleggen van de verplichting tot het toestaan van het verrichten, door of van gemeentewege, van nader bouwhistorisch onderzoek tijdens de uitvoering van de vergunning; b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bouwhistorische waarden kunnen worden behouden; c. de verplichting de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkend bouwhistoricus; d. voorschriften in het belang van handhaving van en/óf onderzoek van documentatie bouwhistorische zaken, indien na afweging van belangen bouwhistorisch belangrijke elementen moeten verdwijnen.