direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: De Overlaet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002061-1501

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend een kleinschalig garagebedrijf gericht op reparatie en onderhoud van motorvoertuigen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt' uitlsuitend een groothandel in bouwmaterialen met maximaal 1.000 m² aan detailhandel in bouwmaterialen en gereedschappen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht;
  • e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.

3.2.2 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. de bouwhoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
  • d. de goothoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a mogen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd', gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel; de bouwhoogte van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1 onder d, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. terrein- en erfafscheidingen mogen van af de voet gemeten maximaal 1 meter hoog zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Ontheffing met betrekking tot parkeervoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1, mits:

  • a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd, tenzij ontheffing als bedoeld in 3.4.1 is verleend.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 3.5 onder a indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 7', wijzigen met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. in het betreffende wijzigingsgebied wordt de bestemming "Bedrijf" gewijzigd in de bestemming "Wonen - 1";
    • 2. het object/garagepand wordt een bijgebouw behorende bij de woning aan Bruggen 44;
    • 3. met inachtneming van het in lid 3.7 sub a onder 1 en 2 bepaalde, is het bepaalde in artikel 15 van dit bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de maatvoering van het object/garagepand gehandhaafd blijft.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 9', wijzigen met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. in het betreffende wijzigingsgebied wordt de bestemming "Bedrijf" gewijzigd in de bestemming "Wonen - 1";
    • 2. het ter plaatse aanwezige bedrijfspand dient te zijn gesloopt;
    • 3. er is binnen het wijzigingsgebied één vrijstaande woning toegestaan, waarbij het bouwvlak is gelegen op minimaal 3 meter afstand van de zijdelingse perceelsgrenzen;
    • 4. de breedte van het bouwvlak bedraagt maximaal 7 meter;
    • 5. de diepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 10 meter;
    • 6. de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter;
    • 7. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
    • 8. de woning dient te worden georiënteerd op de Wethouder Noppenlaan;
    • 9. de woning dient te worden ontsloten aan de Wethouder Noppenlaan;
    • 10. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd, waarbij minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
    • 11. met inachtneming van het in lid 3.7 onder b bepaalde, is het bepaalde in artikel 15 van overeenkomstige toepassing;
    • 12. er dient afstemming op de omliggende bebouwing plaats te vinden, waarbij de woning inpasbaar dient te zijn vanuit stedenbouwkundig/ruimtelijk oogpunt;
    • 13. er mag geen sprake zijn van een nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 14. door middel van bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en gebruik. Indien er voor een verontreiniging een saneringsnoodzaak vanuit de Wet bodembescherming en ten behoeve van de planrealisatie bestaat, dan dient deze verontreiniging te worden gesaneerd conform de regels van de Wet bodembescherming;
    • 15. een geohydrologisch onderzoek moet worden verricht naar de mogelijkheden om het hemelwater af te koppelen van de riolering;
    • 16. er dient archeologisch onderzoek te worden verricht, waarbij het onderzoek zich richt op de vraag of bij de bouwplannen het archeologisch belang voldoende wordt ontzien en welke voorwaarden eventueel moeten worden gesteld ter bescherming van de archeologische waarden;
    • 17. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.