direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen - 2
Plan: De Overlaet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002061-1501

Artikel 16 Wonen - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en daarbij behorende tuinen, erven, water; e.d.;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' mag maximaal 100 m2 worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens voor bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein onder de categorieën 1 en 2 of daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel,met uitzondering van supermarkten en volumineuze detailhandel, waarbij detailhandel in meubels wel is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens een kapsalon met een maximaal bruto vloeroppervlak van 100 m² met ondergeschikte en aanverwante detailhandel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor, praktijk- of atelierruimte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwing' uitsluitend erfbebouwing als bedoeld in lid 16.2.3;
  • h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
  • a. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • b. Hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende bouwvergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn maar niet voldoen aan dit bestemmingsplan, mogen worden gehandhaafd en opnieuw worden opgericht.
16.2.2 Hoofdbebouwing/Hoofdgebouw
  • a. Hoofdgebouwen dienen ten dienste van de bestemming, binnen het bouwvlak te worden gebouwd met uitzondering van het bepaalde in lid 16.1 onder g;
  • b. Bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de hoofdgebouwen aaneen gebouwd te worden;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dienen de hoofdgebouwen halfvrijstaand gebouwd te worden;
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dienen de hoofdgebouwen vrijstaand gebouwd te worden;
  • f. Met betrekking tot de hoogte van een hoofdgebouw geldt:
    • 1. de bouwhoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
    • 2. de goothoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
  • g. Indien geen dakvorm op de verbeelding is aangeduid, mag een tweezijdige of meerzijdige kap worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van een kap niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • h. Dak- en kapvormen die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning zijn opgericht, maar niet voldoen aan dit bestemmingsplan, mogen op de betreffende percelen worden gehandhaafd en opnieuw worden opgericht.
16.2.3 Erfbebouwingsregeling
  • a. Aanbouwen, bijgebouwen en uitbouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
  • b. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, mogen uitsluitend worden opgericht achter het hoofdgebouw op het desbetreffende bouwperceel, alsook naast het hoofdgebouw mits minimaal 1 meter achter de voorgevel, met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 25 m² mag bedragen;
  • c. Met betrekking tot de hoogte van een aanbouw, bijgebouw en uitbouw geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte zoals aangeduid in de bestemming, niet mag worden overschreden;
    • 2. de goothoogte zoals aangeduid in de bestemming, niet mag worden overschreden;
  • d. Dakterrassen zijn niet toegestaan;
  • e. De hoogte van erfafscheidingen, voor zover deze als bouwwerken geen gebouwen kunnen worden aangemerkt, mag van de voet af gemeten niet meer dan 1 meter bedragen, tenzij de afscheiding wordt geplaatst achter de voorgevelrooilijn; in geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden;
  • f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering.
16.4 Ontheffing van de bouwregels
16.4.1 Ontheffing met betrekking tot parkeervoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.2.1 mits:

  • a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
16.4.2 Ontheffing met betrekking tot de hoofdbebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.2.2 onder g ten behoeve van het bouwen van een lessenaarsdak, voorzover ter plaatse een kap is toegestaan, met een dakhelling van 15° tot 75° en waarvan de hoogte maximaal 5 meter mag bedragen.

16.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', 'detailhandel', 'dienstverlening' en 'kantoor' wordt het gebruik als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bewoner van de woning op het betreffende perceel, dient tevens werkzaam te zijn bij de aangeduide activiteit op het perceel;
    • 2. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    • 3. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    • 4. er mag, met uitzondering van het bepaalde in lid 16.1 onder d en e, geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
    • 5. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet Milieubeheer zijn niet toegestaan.
  • c. Indien op een perceel de aanduiding 'bedrijf', 'detailhandel', 'dienstverlening' en 'kantoor' niet is opgenomen, wordt op dat perceel het gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bepaalde in lid 16.1 sub b;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden;
    • 5. de ruimten binnen de woning en de bijgebouwen mogen niet worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwing' mogen de ruimten/gebouwen niet worden gebruikt als woning.
  • e. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd, tenzij ontheffing als bedoeld in 16.4.1 is verleend.
16.6 Ontheffing van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.5 onder c ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden.
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    • 5. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 16.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 8', wijzigen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. in het betreffende wijzigingsgebied wordt de bestemming "Wonen - 2" gewijzigd in de bestemming "Wonen - 1", met dien verstande dat er ten behoeve van de ontsluiting een doodlopende weg wordt aangelegd welke wordt gewijzigd in de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied";
  • b. er mogen maximaal drie nieuwe vrijstaande woningen en vier nieuwe twee-onder-een-kapwoningen worden gerealiseerd;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 meter;
  • e. alle woningen, zoals genoemd onder b, dienen te worden voorzien van een tweezijdige of meerzijdige kap, met dien verstande dat de hoogte van een kap niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • f. er is per woning maximaal één inrit is toegestaan;
  • g. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • h. met inachtneming van het in lid 16.7 bepaalde, is het bepaalde in de artikelen 13 en 15 van overeenkomstige toepassing;
  • i. door middel van bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en gebruik. Indien er voor een verontreiniging een saneringsnoodzaak vanuit de Wet Bodembescherming en ten behoeve van de planrealisatie bestaat, dan dient deze verontreiniging te worden gesaneerd conform de regels van de Wet bodembescherming;
  • j. een geohydrologisch onderzoek moet worden verricht naar de mogelijkheden om het hemelwater af te koppelen van de riolering;
  • k. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • l. er dient archeologisch onderzoek te worden verricht, waarbij het onderzoek zich richt op de vraag of bij de bouwplannen het archeologisch belang voldoende wordt ontzien en welke voorwaarden eventueel moeten worden gesteld ter bescherming van de archeologische waarden.