In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Berkendonk I” van de gemeente Helmond;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0794.1800BP120159-2000 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan huis gebonden bedrijf:
een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.4 aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend niet zijnde een kapper, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.5 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen onde
rgeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 aanduidingsvlak:
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
1.9 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.10 achtergevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt hieronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, en champignonkwekerij, een witlofkwekerij, een boomkwkerij, een bloembollenteeltbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een viskwekerij en een wormkwekerij.
1.12 ambachtelijk bedrijf:
bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van het bedrijf;
1.12 ambachtelijk bedrijf:
bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van het bedrijf;
1.13 archeologisch advies:
advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.14 archeologische begeleiding:
begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.15 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.16 archeologisch onderzoek:
inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.17 archeologisch onderzoeksgebied:
gebied waar naar verwachting behoudenswaardige archeologische waarden voorkomen maar waar deze nog niet zijn vastgesteld;
1.18 archeologische opgraving:
opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie waarbij de archeologische waarden worden veiliggesteld;
1.19 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.20 archeologisch waardevol gebied:
gebied met behoudenswaardige archeologische waarden;
1.21 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.22 bebouwingspercentage:
het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.23 bebouwingsvlak:
een op de kaart als zodanig aangegeven vlak, dat niet door bebouwing mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens deze regels is of kan worden toegestaan.
1.24 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid van overnachting en het serveren van ontbijt, waarbij sprake is van maximaal 8 overnachtingsplaatsen; onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.25 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.26 bedrijfsvloeroppervlak:
het totale oppervlak van de bouwlagen van een (horeca of dienstverlenend) bedrijf, kantoor of winkel met inbe-grip van de daartoe behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;
1.27 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.28 bestaand:
-
bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
-
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat. tenzij in de regels anders is bepaald;
1.29 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.30 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming;
1.31 bijbouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen' waarop volgens deze regels aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
1.32 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.33 binnenterrein:
een aan alle zijden, behoudens toegangswegen, grotendeels door zij- of achtergevels van bebouwing omsloten terrein;
1.34 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.35 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.36 bouwlaag:
de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen;
1.37 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.38 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.39 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
1.40 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.41 carport:
open, doch overdekte plaats voor het stallen van een personenauto, ten hoogste slechts aan één zijde geheel of gedeeltelijk van een wand voorzien;
1.42 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;
1.43 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
1.44 ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden op het gebied van flora, fauna en hun leefmilieu, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen in onderlinge samenhang.
1.45 erker:
een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout;
1.46 evenement
elke voor publiek toegankelijke verrichting, georganiseerde gebeurtenis, openluchtmanifestatie, themadag of -week, braderie, een optocht niet zijnde een betoging, feest, muziekvoorstelling enz., die al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks of jaaroverstijgend) plaatsvindt.
1.47 evenement categorie 1
evenement met onversterkte, dan wel licht versterkte (straat)muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties, met een maximale gevelbelasting van 75 dB(A) en maximaal 10.000 bezoekers gelijktijdig.
1.48 evenement categorie 2
evenement met spreekinstallaties, versterkte (live)muziek, orkest, taptoe etc., met een maximale gevelbelasting van 80 dB(A) en maximaal 10.000 bezoekers gelijktijdig. Een evenement duurt maximaal 8 dagen, niet noodzakelijkerwijs aaneengesloten.
1.49 evenement categorie 3
evenement zoals een popconcert, live-optreden, houseparty, DJ's, dance-event dan wel muziekprogramma's van radio-en TV-omroepen etc., met een mogelijke gevelbelasting van meer dan 80 dB(A) en waar meer dan 10.000 bezoekers gelijktijdig aanwezig kunnen zijn.
1.50 extensieve recreatie
recreatief medegebruik van gronden hoofdzakelijk gericht op op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;
1.51 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;
1.52 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.53 geluidgevoelig gebouw:
een woning of een ander gebouw met een geluidsgevoelige functie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.54 groenvoorzieningen:
voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etcetera.
1.55 hoofdgebouw:
gebouw dat zowel functioneel als voor wat betreft de afmetingen bepalend is voor de bestemming;
1.56 horeca:
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;
1.57 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer, met uitzondering van bedrijven of delen daarvan:
-
waar melkrundvee, schapen of paarden worden gehouden; onder melkrundvee wordt begrepen melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gfemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn drooggezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;
-
waar dieren biologisch worden gehouden overeenkomstig de artikel 2 Landbouwkwaliteitswet gestelde regels;
-
waar dieren uitsluitend of in hoofdzaak worden gehouden ten behoeve van natuurbeheer.
1.58 kantoor:
een bedrijf gericht op het verlenen van zakelijke diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, adviesbureaus, belasting-, assurantie-, advocaten-, notaris- en makelaarskantoren;
1.59 kap:
afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;
1.60 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein voor niet meer dan 10 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.61 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.62 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden op het gebied van natuur en cultuur, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.62 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden op het gebied van natuur en cultuur, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.63 maatschappelijke voorzieningen:
openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, godsdienstuitoefening, verenigingsleven, onderwijs, volksgezondheid, sport en cultuur;
1.64 mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.65 omgevingsvergunning aanlegactiviteit:
een vergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.66 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;
1.67 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, arken, woonwagens, kampeerauto's, tentwagens en caravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.
1.68 peil:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan de hoofdtoegang aansluitende afgewerkte terrein; aanpassen met WABO
1.69 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.70 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.71 staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.72 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.73 uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven
1.74 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;
1.74 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;
1.75 voorgevellijn:
een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.76 voorgevelbouwgrens:
de naar de weg of het openbaar gebied, niet zijnde een (toegangsweg tot een) binnenterrein, gekeerde bouwgrens;
1.77 voorgevelrooilijn:
de lijn die wordt gevormd door de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan en die, met uitzondering van overschrijdingen die volgens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan, door de bebouwing niet mag worden overschreden;
1.78 woning:
een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
|