HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Stiphout- 2e ontsluiting' met identificatienummer NL.IMRO. 0794.1700BP110129-2000 van de gemeente Helmond;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis gebonden bedrijf
een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.4 aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.9 achtergevellijn
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.12 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.13 bestaand
-
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die is verleend voor het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
-
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag
de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen;
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;
1.24 speelvoorzieningen
speelvoorzieningen vervaardigd van natuurlijke materialen zoals houten palen;
1.25 erker
een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout;
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.28 hoofdgebouw
gebouw dat zowel functioneel als voor wat betreft de afmetingen bepalend is voor de bestemming;
1.29 mantelzorg
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.30 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.31 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;
1.32 overkapping
een bouwwerk al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden;
1.33 peil
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijke verschil ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.34 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.35 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.36 straatmeubilair
alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;
1.37 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.38 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.39 voorgevellijn
een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.40 aanduidingsvlak
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
1.41 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt hieronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, champignonkwekerij, een witlofkwekerij, een boomkwekerij, een bloembollenteeltbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een viskwekerij en een wormkwekerij;
1.42 bebouwingsvlak
een op de kaart als zodanig aangegeven vlak, dat niet door bebouwing mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens deze regels is of kan worden toegestaan;
1.43 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch- recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en serveren van ontbijt, waarbij sprake is van maximaal 8 overnachtingsplaatsen. Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerhuur;
1.44 bedrijfsvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de bouwlagen van een (horeca of dienstverlenend) bedrijf, kantoor of winkel met inbegrip van de daartoe behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;
1.45 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.46 bijbouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen' waarop volgens de regels aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
1.47 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.48 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
1.49 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op ene terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.50 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
1.51 extensieve recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang;
1.52 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf waar de nadruk ligt op het africhten van paarden dan wel het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenpensions), niet zijnde een manege;
1.53 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.54 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden vertrekt en/of waar logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;
1.55 kampeermiddel
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
een omgevingsvergunning is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.56 kantoor
een bedrijf gericht op het verlenen van zakelijke diensten en/of het uitvoeren of verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, adviesbureaus, belasting-, assurantie-, advocaten-, notaris- en makelaarskosten;
1.57 kap
afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;
1.58 kleinschalig parkeerterrein
een kampeerterrein voor niet meer dan 10 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.59 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet- levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik;
1.60 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, arken, woonwagens, kampeerauto's, tentwagens en caravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
1.61 productgerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;
1.62 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.63 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor (recreatief) (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.64 teeltondersteunende voorziening
ondersteunende voorziening, die een onderdeel is van de totale bedrijfsvoering van een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomkwekerij, die gebruikt wordt om de bedrijfsvoering te optimaliseren. Door de voorziening vindt de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of - verlating en/of het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;
1.65 woning
een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.66 andere werken
werken, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.67 bebouwingsvlak
een op de kaart als zodanig aangegeven vlak dat niet door bebouwing mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens deze regels is of kan worden toegestaan;
1.68 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.69 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.70 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.71 manege
een bedrijf waar de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructies in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden, al dan niet gecombineerd met het bieden van huisvesting aan die paarden;
1.72 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige, ecologische en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.73 normale onderhouds- en exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel;
2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot of de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.4 de horizontale diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een bouwwerk;
2.1.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.7 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.1.8 de verticale diepte van een bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) bouwwerk;
2.1.9 de hoogte van een bouwlaag
tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen;
2.1.10 de breedte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren;
2.1.11 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.12 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch- Paardenhouderij
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij (geen manege), waaronder begrepen de stalling van pensionpaarden, dan wel een combinatie van een gebruiksgerichte en een productiegerichte paardenhouderij, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardenhouderij is toegestaan;
-
een kleinschalig kampeerterrein;
-
bed & breakfast;
-
stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;
-
landschappelijke inpassing;
-
de waterhuishouding en waterinfiltratie;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, buitenrijbakken, tuinen, erven, ontsluitingspaden, voorzieningen, agrarische gronden.
3.1.2 Landschappelijke verplichting en instandhouding
-
Het gebruik van de gronden met de bestemming 'Agrarisch- Paardenhouderij' is pas toegestaan nadat de landschappelijke inpassing is aangelegd overeenkomstig het inrichtings- en beplantingsplan en vervolgens aldus in stand wordt gehouden;
-
Onder inrichtingsplan wordt verstaan het bij deze regels behorend Landschappelijk inpassingsplan van Borgo Tuin- en Landschapsarchitectuur van april 2013 en de Kaart terreinplan van Van den Bosch Architecten B.V. d.d. 19 april 2013, welke als bijlagen bij deze regels zijn gevoegd.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
-
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten bebouwing';
-
de maximum goothoogte bedraagt 5 m, tenzij ter plaatse anders aangeduid;
-
de maximum bouwhoogte bedraagt 10 m, tenzij ter plaatse anders aangeduid;
-
de minimum dakhelling bedraagt 15 º, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één rijhal aanwezig zijn, waarvan de maximum oppervlakte 2.224 m² bedraagt.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor een bedrijfswoning gelden daarnaast de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig zijn, tenzij ter plaatse anders aangeduid;
-
de maximum inhoud bedraagt 2.100 m³;
-
de maximum dakhelling bedraagt 35°.
3.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning
Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden daarnaast de volgende regels:
-
de maximum gezamenlijke oppervlakte bedraagt 80 m²;
-
de maximum goothoogte bedraagt 3 m;
-
de maximum bouwhoogte bedraagt 6 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 10 m;
-
de maximum bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt 2 m bedragen, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, bedraagt 1 m;
-
in overige gevallen bedraagt de maximum bouwhoogte 5 m.
3.2.5 Afwijkende maatvoering
In afwijking van het bepaalde in 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3 en 3.2.4 geldt dat, indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:
-
deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw;
-
deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het beginsel van bebouwingsconcentratie;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de landschappelijke inpassing;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
3.2.1 onder c ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de maximum goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m en de hogere goothoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
-
3.2.1 onder d ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de maximum bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere
bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
-
3.2.1onder e ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking, mits dit ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is.
3.4.2 Afwegingskader
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het aanleggen van verkeers- of publieksaantrekkende voorzieningen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wijzigen in een andere bestemming ten behoeve van:
-
recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;
-
natuur- en landschapsbeheer;
-
natuur- en landschapseducatie;
-
agrarisch dienstverlenende bedrijven;
-
statische binnenopslag;
mits:
-
het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;
-
de maximum oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m², tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de maximum oppervlakte 1.000 m² bedraagt;
-
overtollige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
-
geen buitenopslag plaatsvindt;
-
de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;
-
landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;
en, voor zover het betreft de onder punt 4 en 5 genoemde agrarische dienstverlenende bedrijven en statische binnenopslag, de beoogde ontwikkeling niet leidt tot:
- een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m2 ;
- een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
- twee of meer zelfstandige bedrijven;
- al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2.
3.6.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
-
het weiden van vee en het verbouwen van gewassen, anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
-
infrastructurele voorzieningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
-
waterlopen en waterbergingen;
-
extensieve recreatie;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde; andere-werken; groenvoorzieningen; overige voorzieningen, met dien verstande dat:
-
voeropslag, waaronder begrepen kuilvoerplaten en sleufsilo's, niet is toegestaan tenzij bestaand ten tijde tervisielegging ontwerp bestemmingsplan;
-
voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest niet zijn toegestaan;
-
teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan met dien verstande dat tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels zijn toegelaten indien daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als paardrijbak niet is toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen en schuren die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.
4.2.2 Bouwwwerken geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de landschappelijke waarde van de gronden;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de landschappelijke waarde.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 onder d ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- en ruiterpaden.
4.4.2 Afwegingskader
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in 4.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.
4.5 Aanlegactiviteit
4.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) werken of werkzaamheden uit te voeren die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage Tabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.
4.5.2 Uitzondering op verbod
Het in 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.5.3 Afwegingskader
Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de landschappelijke waarden als bedoeld in 4.1.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' wijzigen in de bestemming 'Natuur'.
4.6.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden- Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
-
het weiden van vee en het verbouwen van gewassen, anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde en van de natuurlijke waarde van de gronden, zoals die natuurlijke waarden tot uitdrukking komen in de met de biotopen samenhangende fauna;
-
infrastructurele voorzieningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
-
waterlopen en waterbergingen;
-
extensieve recreatie;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde; andere werken; groenvoorzieningen; overige voorzieningen, met dien verstande dat:
-
voeropslag, waaronder begrepen kuilvoerplaten en sleufsilo's niet is toegestaan;
-
voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest niet zijn toegestaan;
-
teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan met dien verstande dat tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels zijn toegelaten indien daarvoor een omgevingsvergunning aanlegactiviteit is verleend;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als paardrijbak niet is toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen en schuren die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de landschappelijke en/of natuurlijke waarde van de gronden;
-
de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 onder d ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- of ruiterpaden.
5.4.2 Afwegingskader
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgewekenvan het bepaalde in 9.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.
5.5 Aanlegactiviteit
5.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) werken of werkzaamheden uit te voeren die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage Tabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.
5.5.2 Uitzonderingen op verbod
Het in 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.5.3 Afwegingskader
Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de landschappelijke en natuurlijke waarden als bedoeld in 5.1 .
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' wijzigen in de bestemming:Natuur'.
5.6.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' uitsluitend een zend-/ontvangstinstallatie;
-
leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bedrijfsgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere werken, tuinen en erven, groenvoorzieningen, ontsluitingspaden en overige verhardingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen;
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
-
de maximum bouwhoogte van de zend-/ontvangstinstallatie bedraagt 40 m;
-
in overige gevallen bedraagt de maximum bouwhoogte 3 m bedragen; tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de maximum bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt 2 m;
-
de maximum bouwhoogte van een zend-/ ontvangstinstallatie bedraagt 40 m;
-
in overige gevallen bedraagt de maximum bouwhoogte 5 m.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor
-
groenvoorzieningen;
-
de waterhuishouding en waterinfiltratie;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde; andere werken; paden en verhardingen; speelvoorzieningen; water; waterhuishoudkundige voorzieningen; parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de maximum bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt 2 m;
-
in overige gevallen bedraagt de maximum bouwhoogte 5 m.
7.2.2 Afwijkende maatvoering
In afwijking van het bepaalde in 7.2.1 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk.
Artikel 8 Natuur
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bos en/of natuur;
-
het behoud, de bescherming en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde van het gebied;
-
extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
-
infrastructurele voorzieningen zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
-
waterlopen en waterbergingen zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere werken en voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen geldt de regel dat een gebouw uitsluitend mag worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de regel dat de maximum bouwhoogte 1,5 m bedraagt.
8.2.3 Afwijkende maatvoering
In afwijking van het bepaalde in 8.2.2 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk.
8.3 Afwijken van de gebruiksregels
8.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 onder d en e ten behoeve van respectievelijk nieuwe fiets-, wandel- en ruiterpaden en nieuwe waterlopen en waterbergingen, mits deze qua aard en schaal passen bij de bestemming.
8.3.2 Afwegingskader
Bij het afwijken van de gebruiksregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.
8.4 Aanlegactiviteiten
8.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) werken of werkzaamheden uit te voeren die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage Tabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.
8.4.2 Uitzondering op verbod
Het in artikel 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
-
die het normale onderhoud betreffen;
-
die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
waarvoor een vergunning (te verlenen door de minister) is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
-
die worden uitgevoerd krachtens een op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 vastgesteld beheersplan.
8.4.3 Afwegingskader
Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de natuurlijke en landschappelijke waarde van de gronden als bedoeld in 8.1
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
-
parkeervoorzieningen;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere-werken, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en waterkeringen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
9.2.1 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedraagt de maximum bouwhoogte 8,5 m;
9.2.2 Afwijkende maatvoering
In afwijking van het bepaalde in 9.2.1 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en uitbreidingen van dat bouwwerk.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee rijstroken.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 en toestaan dat meer rijstroken worden aangelegd.
9.5.2 Afwegingskader
Een in 9.5.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie optreedt.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterberging;
-
waterhuishouding;
-
waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
-
het behoud, de bescherming en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere-werken, kruisingen met (spoor)wegen; waaronder bruggen, dammen en duikers.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde bedraagt de maximum bouwhoogte 10 m.
10.2.2 Afwijkende maatvoering
In afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.1 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en uitbreidingen van dat bouwwerk.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Leiding
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-gas', een ondergrondse hogedruk hoofdaardgastransportleiding met een belemmerde strook ter breedte van 5 meter; alsmede een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding met een belemmerde strook ter breedte van 4 meter, beide aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;
met daarbijbehorende leidingzone; veiligheidszone; gebouwen; bouwwerken, geen gebouw zijnde; andere werken.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
11.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw geldt de regel dat de maximum bouwhoogte 3 m bedraagt.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van een andere daar voorkomende bestemming.
11.3.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels wordt slechts verleend indien en voorzover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen geen bezwaar bestaat.
11.4 Aanlegactiviteiten
11.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) werken of werkzaamheden uit te voeren die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage Tabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.
11.4.2 Uitzondering op verbod
Het in 11.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
11.4.3 Afwegingskader
Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de functie van de leiding zijn gewaarborgd.
11.4.4 Procedure
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).
11.4.5 Voorrang dubbelbestemming
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 12 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;
met daarbijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, niet worden gebouwd, met uitzondering van:
-
verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
-
bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een maximum oppervlakte van 2.500 m2;
-
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in 12.1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:
-
met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
-
in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
-
in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
12.4 Aanlegactiviteiten
12.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) werken of werkzaamheden uit te voeren die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage Tabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.
12.4.2 Uitzondering op verbod
Het in 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
-
ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
-
die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
-
die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet.
12.4.3 Afwegingskader
De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.
Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning aanlegactiviteit het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' van de plankaart verwijderen, indien en voorzover met een archeologische onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene bouwregels
-
Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grote mate zal gaan afwijken van het plan.
-
Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerk zijnde, gelden, uitgezonderd het bepaalde in de artikelen 4, 5,8, 11 en 12 van dit plan, geen nadere beperkingen.
-
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen;
-
de maximum verticale diepte bedraagt 3 m.
Artikel 15 Algemene gebruiksregels
15.1 Algemeen
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en/of de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).
15.2 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:
-
de uitoefening van een vrij beroep in een woning alsmede beroepsbeoefening aan huis voor zover de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft en niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning daartoe wordt benut;
-
het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt onderdeel is van de totale toegestane bedrijfsuitoefening en de verkoop van de goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;
-
het uitvoeren van de in de bijlageTabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een 'T' is vermeld;
-
het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, of bij omgevingsvergunning een afwijking is vereist en deze is verleend;
-
het aanleggen of laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
-
aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
-
transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
-
hoogspanningsleidingen;
-
buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;
-
het aanleggen of laten aanleggen van bergbezinkbassins.
15.3 Strijdig gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
-
het uitvoeren van de in de bijlage Tabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een 'S' is vermeld;
-
het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
-
bewoning van bijgebouwen;
-
het bewonen van aanbouwen door een ander huishouden dan het huishouden dat het hoofdgebouw bewoont.
15.4 Afstemmingsregel
Indien in de bijlage Tabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit voor bepaalde gronden een 'S' en/of een 'A' en/of een 'T' zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de 'S', de 'A' en de 'T'.
Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
16.1 Vrijwaringszone- straalpad
16.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn de gronden mede bestemd voor de (radio)straalverbinding.
16.1.2 Bouwregels
Op de voor 'vrijwaringszone - straalpad' aangewezen gronden bedraagt de maximum bouwhoogte van de bebouwing ten dienste van de bestemmingen 61 m.
Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
17.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de maximum bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde 10 m bedraagt;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van beroepsuitoefening aan huis, mits:
-
de woning als zodanig blijft functioneren;
-
geen sprake is van overlast of hinder voor de woonomgeving;
-
de beroepsuitoefening niet vergunningplichtig is op basis van de Wet milieubeheer;
-
geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met de beroepsuitoefening aan huis;
-
de benodigde parkeerruimte aanwezig is;
-
het bepaalde in 15.3 onder c en/of d ten behoeve van mantelzorg in een bijgebouw respectievelijk een aanbouw, mits:
-
de zorgbehoefte objectief is aangetoond;
-
mantelzorg plaatsvindt op een maximum oppervlakte van 75 m²;
-
in geval van een bijgebouw: het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is.
17.2 Afwegingskader
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van regels in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond.
Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
18.1 Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
-
nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de plankaart verwijderen;
-
de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de landschappelijke waarde;
-
de cultuurhistorische waarde;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
18.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
Artikel 19 Overige regels
19.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard (artikel 9 van de Woningwet) blijven buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
-
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
-
de ruimte tussen bouwwerken in verband met de brandveiligheid en bereikbaarheid door hulpdiensten.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van het bepaalde onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan/inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.3, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Stiphout- 2e ontsluiting'.
|