Plan: | 't Hout - De Hoefkens |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "'t Hout - De Hoefkens" van de gemeente Helmond.
Op de locatie aan de Hoefkens 5 is binnen de bedrijfsbestemming een leegstaand bedrijfspand gesitueerd. De initiatiefnemer is voornemens om de bestaande bebouwing te saneren en ter plaatse 31 woningen, bestaande uit rijwoningen en levensloopbestendige patiowoningen te realiseren.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan “'t Hout”, omdat ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' de realisatie van reguliere woningbouw is uitgesloten. De gemeente Helmond heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor het realiseren van 31 woningen.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden van de woningbouwontwikkeling zijn kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie T, nummer 8019. De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 7.450 m2.
In verband met het verlagen van de milieucategorie voor delen van enkele omliggende percelen (zie paragraaf 4.7) is het plangebied alleen voor deze planologische regeling vergroot tot onderstaand plangebied.
De toelichting van voorliggend bestemmingsplan concentreert zich verder op het ontwikkelingsgebied.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLANNEN
Ontwikkelingslocatie
Ter plaatse van het plangebied van de ontwikkelingslocatie vigeert het bestemmingsplan "'t Hout", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 3 april 2012. Bovenstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding.
De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Bedrijf'.
De gronden in de bestemming 'Bedrijf' zijn onder andere aangewezen voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren, leidingen en openbare nutsvoorzieningen.
Verder zijn bijbehorende (bedrijfs)gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen bestemd voor de aangewezen gronden.
Conclusie
Het planvoornemen omvat de realisatie van 31 woningen binnen de bestemming 'Bedrijf'. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' geen reguliere woningen zijn toegestaan. Het opstellen van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Bedrijfslocaties verlaging milieucategorie
Ter plaatse van de zuidelijke percelen vigeert ook het bestemmingsplan "'t Hout" met de bestemming 'Bedrijf' waar bedrijven in categorie 1 en 2 zijn toegestaan. Daarnaast geldt ter plaatse ook de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'. Daar zijn bedrijven in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren toegestaan.
Ten noorden het plangebied vigeert op de bedrijfspercelen het bestemmingsplan “t Hout - Hoek Dr. Dreeslaan – Hoefkens”. Hier zijn gronden als de bestemming 'Bedrijf' bestemd met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2'. Daar zijn bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren toegestaan.
Conclusie
Beide bestemmingen met de bedrijfsmogelijkheden zorgen voor een belemmering voor de ontwikkeling van de woningen. Om het initiatief toch te kunnen realiseren is besloten ter plaatse van deze gronden de milieucategorieën te beperken tot milieucategorie 2 en 3.1. Het meenemen van de betreffende gronden binnen voorliggend bestemmingsplan is daarvoor noodzakelijk.
In dit hoofdstuk worden zowel het gebied waar de ontwikkeling plaats gaat vinden als het plan zelf beschreven. Tevens wordt ingegaan op de stedenbouwkundige en ruimtelijke effecten van het plan. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Helmond is circa 850 jaar geleden ontstaan op een kruispunt van routes aan het beekdal van de rivier de Aa. Van oudsher is ’t Hout een klein kerkdorp dat gelegen is tussen Helmond, Stiphout en Mierlo. ‘t Hout lag aan de straatweg Houtsche straat (nu: Mierloseweg, Hoofdstraat en Houtsestraat) tussen de drie kernen in en de bebouwing concentreerde zich met name op deze wegen.
Sinds 1968 is ‘t Hout een stadsdeel van Helmond geworden. Hiervoor hoorde ‘t Hout bij gemeente Mierlo. ’t Hout is vanaf 1950 flink getransformeerd. Nu zijn er ongeveer 11.000 inwoners. De transformatie is in meerdere stappen verlopen, waardoor ’t Hout een lappendeken is geworden van buurten die achter de historische wegen en de Heeklaan gelegen zijn.
Het plangebied ligt aan straat De Hoefkens en is gelegen in het noorden van de wijk 't Hout., in het zuidwesten van Helmond.
In de huidige situatie is ter plaatse van De Hoefkens 5 een leegstaand bedrijfspand met bijhorende parkeervoorzieningen gelegen en wordt het plangebied middels twee ontsluitingen op De Hoefkens ontsloten.
Het plangebied grenst aan de noord-, oost-, en voor een deel aan de zuidkant aan bedrijven. Ten zuidwesten van het plangebied is groen aanwezig in de vorm van bomen en beplanting. Daarnaast grenst het plangebied aan de westkant en voor een deel aan de zuidkant aan woningen. Verder is in de nabijheid van het plangebied de spoorlijn Eindhoven-Venlo gelegen.
Het nieuwbouwplan voorziet in 31 grondgebonden woningen. Onderstaande afbeeldingen geven de beoogde toestand van het plangebied weer.
INRICHTINGSSCHETS
Het voornemen bestaat om aan de Hoefkens 5, ter plaatse van de bedrijfsbestemming, het leegstaand bedrijfspand te slopen en ter plaatse 31 woningen te realiseren. Van de 31 woningen worden 16 patiowoningen en 15 rijwoningen gerealiseerd.
Van de 16 patiowoningen zullen 14 twee-onder-een-kap woningen en 2 geschakelde woningen worden gerealiseerd. De patiowoningen beschikken over anderhalve bouwlaag. Met zowel de slaapkamer, badkamer en berging op de begane grond, worden de patiowoningen levensloopbestendig ingericht. De patiowoningen hebben allemaal een voor- en achtertuin en zijn voorzien van een eigen oprit waarop 1 parkeerplaats per patiowoning worden gerealiseerd. De patiowoningen zijn bedoeld voor één a twee persoonshuishoudens, met als doelgroep 55+.
De rijwoningen zullen beschikken over twee bouwlagen met een kap en worden daarmee als een volwaardige gezinswoning gerealiseerd. De rijwoningen hebben een voor- en achtertuin. De achtertuinen beschikken allemaal over een berging. De rijwoningen zijn bedoeld voor eengezinshuishoudens.
Met deze ontwikkeling worden nieuwe woningen in de nabijheid van de voorzieningen gerealiseerd. Verder sluiten de nieuwe woningen aan bij de reeds aanwezige woningen in de directe omgeving van het plangebied.
De volgende gevelaanzichten en 3D-impressies geven een beeld van de beoogde situatie.
ZIJAANZICHTEN
VOORAANZICHTEN PATIOWONINGEN
VOORAANZICHTEN RIJWONINGEN
3D-IMPRESSIES
Ten behoeve van de ontwikkeling van 31 woningen, wordt een U-vormige verbindingsweg met trottoir gerealiseerd. Beide wegen die uitkomen op de Hoefkens worden met een uitritconstructie vormgegeven waarbij het verkeer op De Hoefkens voorrang heeft. Langs De Hoefkens zal geen hoge beplanting worden aangeplant (o.a. onder de bestaande bomen) om het zicht niet te belemmeren.
Ook worden voetpaden gerealiseerd, die ervoor zorgen dat alle woningen ook achterom te bereiken zijn. De te realiseren verbindingsweg wordt middels de twee bestaande ontsluitingen op De Hoefkens ontsloten. De Hoefkens is in de gemeentelijke wegencategorisering aangewezen als een erftoegangsweg. Uitwegen zijn op dit type wegen toegestaan. Op deze locatie zijn geen problemen te verwachten voor wat betreft de ontsluiting.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' die op d.d. 23 januari 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Helmond is vastgesteld. Voorliggend initiatief wordt als 'rest bebouwde kom' aangemerkt.
Huidige situatie
In de huidige situatie is een leegstaand bedrijfspand aanwezig. Om de parkeerbehoefte van de huidige situatie te bepalen wordt het leegstaand kantoorpand op basis van de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020' als 'Arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven' aangemerkt. In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte van de huidige situatie uitgezet.
Onderdeel | Parkeren | Aantal | Parkeerbehoefte | Bezoekersaandeel | Totaal |
Arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven | 0,8 per 100 m2 | 3.350 m2 | 26,8 | 1,4 (o.b.v. 5 %) | 28,2 |
Totaal | 28,2 |
Op basis van het bestaande oppervlak bedrijfsbebouwing en de gekoppelde parkeernorm uit de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' moeten in de huidige situatie 29 parkeerplaatsen aanwezig zijn. In de feitelijke situatie zijn er 5 bezoekers parkeerplaatsen en 25 parkeerplaatsen ten behoeve van de werknemers.
Nieuwe situatie
Ten behoeve van de nieuwe situatie wordt het benodigd aantal parkeerplaatsen bepaald op basis van 2 onderdelen: 16 patiowoningen (koopwoningen, middenklasse) en 15 rijwoningen woningen (koopwoningen, goedkoop). In de onderstaande tabel is de berekening van de parkeernorm voor de toekomstige situatie uiteengezet.
Onderdeel | Parkeren | Aantal | Parkeerbehoefte | Bezoekersaandeel | Totaal |
koopwoningen, middenklasse | 1,8 per woning | 16 woningen | 24 | 4,8 (o.b.v. 0,3 per woning) | 28,8 |
koopwoningen, goedkoop | 1,6 per woning | 15 woningen | 19,5 | 4,5 (o.b.v. 0,3 per woning) | 24 |
Totaal | 9,3 | 52,8 |
In overeenstemming met de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' moeten in de nieuwe situatie 53 parkeerplaatsen aanwezig zijn.
Het planvoornemen voorziet in 54 parkeerplaatsen. Hiervan zullen 16 parkeerplaatsen bij de patiowoningen, verdeeld over 1 parkeerplaats per patiowoning gerealiseerd worden. Daarnaast worden aan de straat 38 vrij toegankelijke langparkeerplaatsen worden gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de vraag naar parkeren.
Van de 54 benodigde parkeerplaatsen zullen 9 parkeerplaatsen voor bezoekers bestemd zijn.
De realisatie van 31 woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Helmond wordt aangeduid als sterk stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Helmond tot de rest bebouwde kom behoort.
Huidige situatie
In de huidige situatie is een leegstaand bedrijfspand aanwezig. Om de verkeersgeneratie van de huidige situatie te bepalen, wordt het leegstaand bedrijfspand op basis van de digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) als 'Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief' aangeduid. In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie van de huidige situatie uitgezet.
Onderdeel | Verkeer | Aantal | Verkeersgeneratie | Bezoekers- aandeel | Totaal |
Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief | 3,6- 5,3 per 100 m2 | 3.350 m2 | 120,6 - 177,6 | 6,0 - 8,9 (o.b.v. 5 %) | 126,6 - 186,5 |
Totaal | 126,6 - 186,5 |
Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de huidige situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 187 verkeersbewegingen per etmaal. De Hoefkens en omliggende wegen kan de verkeersgeneratie op basis van de bestaande situatie goed verwerken.
Nieuwe situatie
Ten behoeve van de nieuwe situatie wordt de verkeersgeneratie op basis van 2 onderdelen bepaald: 16 patiowoningen (koop, huis, twee-onder-een-kap) en 15 rijwoningen (koop, huis, tussen/hoek). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeer | Aantal | Totaal | ||
koop, huis, twee-onder-een-kap | 7,4- 8,2 | 16 woningen | 118.4 - 131,2 | ||
koop, huis, tussen/hoek | 6,7 - 7,5 | 15 woningen | 110,5- 112,5 | ||
Totaal | 228,9- 253,7 |
Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 254 verkeersbewegingen per etmaal. Op basis van de bestaande situatie is in de toekomstige situatie sprake van een toename van 67 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Deze toename van de verkeersgeneratie kunnen De Hoefkens en omliggende wegen in de toekomstige situatie goed verwerken.
Conclusie
De capaciteit van De Hoefkens en omliggende wegen wordt als voldoende geacht om de extra motorvoertuigbewegingen te kunnen verwerken.
Binnen het initiatief worden de woningen voorzien van individueel in te richten voor- en achtertuinen. In de noordzijde van het plangebied aan De Hoefkens wordt een openbare groenstrook gerealiseerd. Het planvoornemen omvat geen aanleg van oppervlaktewater.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt bij aan de energietransitie, omdat de woningen 'aardgasvrij' worden gebouwd.
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.
De NOVI is op 11 september 2020 ondertekend en inmiddels in werking treden. De NOVI is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
Analyse
Het initiatief betreft het slopen van een leegstaand bedrijfspand aan De Hoefkens 5 in Helmond en ter plaatse 31 woningen, waaronder 16 levensloopbestendige patiowoningen en 15 rijwoningen te realiseren.
Deze ontwikkeling draagt bij aan de opgave om tussen 2020 en 2035 circa 1,1 miljoen woningen toe te voegen aan de bestaande Nederlandse woningvoorraad. Middels deze ontwikkeling wordt zorg gedragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften in Nederland. Hierbij worden kwaliteit en bereikbaarheid onder meer als uitgangspunten genomen, waardoor een goede leefomgevingskwaliteit gerealiseerd kan worden. Daarnaast wordt bij het realiseren van de woonwijk rekening gehouden met het veranderende klimaat en wordt middels diverse maatregelen ervoor gezorgd dat er sprake is van een klimaatbestendige ontwikkeling. Op deze manier draagt het planvoornemen bij aan de nationale doelstelling om de gebouwde omgeving in 2050 CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief te maken. Bovendien blijkt uit diverse uitgevoerde onderzoeken ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling, dat deze ontwikkeling geen negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid heeft. Hiermee wordt een gezonde en veilige fysieke leefomgeving gewaarborgd.
Conclusie
Het plan geeft invulling aan het beleid, zoals omschreven in de Nationale Omgevingsvisie.
Om de 13 nationale belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen van lagere overheden zijn naast de SVIR het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2014) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro, 2014) in werking getreden. Voor Helmond zijn de volgende aspecten hieruit relevant, in die zin dat ze direct dienen door te werken in bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen:
Analyse
Het plangebied valt niet binnen vrijwaringszones langs rijksvaarwegen, noch binnen tracés voor hoogspanningsverbindingen.
Het plangebied is gelegen binnen het 'Radarverstoringsgebied' van radarstation Volkel en Herwijnen. Defensie heeft zeven radarstations in gebruik. Deze vervullen taken voor zowel het militaire apparaat (verkeers- en gevechtsleiding) als voor de nationale veiligheid. Om de werking van deze radarstations niet te beperken, zijn om deze stations radarverstoringsgebieden aangewezen waarbinnen windmolens en hoge gebouwen beperkt mogelijk zijn. Met het planvoornemen wordt bebouwing van ten hoogste 10 meter toegestaan. Hiermee wordt de werking van de radarstations niet beperkt.
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).
Betekenis voor het plangebied
Het plan voorziet in de realisatie van 31 woningen, waaronder 16 patiowoningen en 15 rijwoningen, op de locatie waar in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf' geldt. Dit betekent dat de ze locatie nog niet als woningbouwlocatie is bestemd en in totaal 0 woningen mogelijk zijn. Met voorliggende ontwikkeling is sprake van een toename van 31 extra wooneenheden. Het planvoornemen valt onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.
Regionale afstemming
De negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven werken al jaren samen. Deze samenwerking is vastgelegd in de Samenwerkingsagenda 2018 – 2025. In deze agenda is vastgelegd welke thema's en onderwerpen de gemeenten binnen de samenwerking oppakken, waaronder het thema Wonen.
De samenwerking tussen de negen SGE gemeenten op het terrein van wonen heeft in oktober 2017 geresulteerd in het 'Afsprakenkader Wonen 2017, Aantrekkelijke woonmilieus in Stedelijk Gebied Eindhoven'. Deze notitie heeft de gemeenteraad van Helmond eind 2017 vastgesteld. Hierin is onder andere afgesproken samen toe te werken naar een regionale visie op wonen.
Deze visie is inmiddels opgesteld. De visie heeft tot doel voldoende woningen te realiseren om de groei van de bevolking op te kunnen vangen, instromers aan te trekken en starters en doorstromers vast te houden aan de regio. In de visie is nadrukkelijk aandacht geschonken aan de unieke kwaliteiten van de regio, het gaat daarbij om:
De Visie op Wonen gaat uit van een inclusieve en gezonde verstedelijking. Voor de gemeente Helmond is een functie weggelegd als “city of arrival” (inwoners starten vaak als 1-persoonhuishouden, naar enkele jaren verhuist men al of niet binnen de gemeente).
In de kwadrantenbenadering wordt de gemeente Helmond getypeerd door de kwaliteiten centrum, shop & culture, bedrijvigheid en eigenheid. Het Stedelijk Gebied Eindhoven zal in de periode tot 2040 met 50.000 inwoners groeien naar 550.000 inwoners. De groei van de gemeente Helmond bedraagt in deze periode 10.000 inwoners. De ontwikkeling van de woningbouwcapaciteit in het centrumplan van Helmond past in de regionale afspraken.
In het voorjaar van 2019 heeft het Stedelijk Gebied Eindhoven, de provincie Noord-Brabant en het ministerie van BZK een woondeal gesloten. Hierin is een versnelling van de woningbouwproductie afgesproken (27.000 woningen in de periode 2019 tot en met 2023), daarbij is het volgende afgesproken:
Voor de gemeente Helmond betekent de versnelling dat de jaarlijks woningbouwproductie voor de komende periode moet worden verhoogd naar ca. 800 woningen per jaar. De realisatie van onderhavig planvoornemen maakt onderdeel uit van deze woningbouwproductie.
Verantwoording
De toevoeging van 31 extra woningen sluit aan bij de toenemende vraag naar woningen in de regio. Voor de gemeente Helmond ligt een actuele vraag naar in totaal 5.500 woningen tot 2030. Met de toevoeging van 31 extra wooneenheden en de vergroting van de diversiteit van de woningen voldoet het bestemmingsplan aan de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 3.5.2). Daarnaast zijn in de woningbouwplanning van de gemeente Helmond ruim 1.000 nieuwe woningen in het Centrum of nabij het Centrum opgenomen. Voorts voorziet de ontwikkeling in een intensivering van (delen van) de bestaande bebouwing, waardoor het realiseren van extra woningen mogelijk wordt. De binnen het plangebied opgenomen nieuwbouw van woningen kan worden aangemerkt als transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De binnen het plangebied opgenomen nieuwbouw van woningen kan worden aangemerkt als transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.
Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022 en geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast.
In het Nationaal Water Programma 2022-2027 worden ambities opgenomen om te werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Daarnaast worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen beschreven aan de hand van drie hoofdambities voor het waterbeleid:
Analyse
Met voorliggend initiatief is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De waterhuishoudkundige situatie van zowel de bestaande als de toekomstige situatie wordt in paragraaf 5.1 behandeld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot planologische belemmeringen voor het aspect 'Water' leidt.
Conclusie
Voorliggend plan past binnen het Nationaal Water Programma 2022-2027.
De relevante beleidsontwikkelingen op het gebied van water worden bij het Rijk opgenomen in het Deltaprogramma. Hierin is voor verschillende thema's beschreven wat het beleid is en hoe het Rijk dat in overleg met overige partners wil gaan bereiken. Het Deltaprogramma bestaat uit verschillende onderwerpen op het gebied van water. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie het meest relevant, omdat hierin de consequenties van de klimaatontwikkelingen voor Nederland zijn opgenomen, evenals de maatregelen die we moeten nemen om 'klimaatadaptief' te worden. Een deel van deze maatregelen zal ruimtelijke impact hebben.
Met 'klimaatadaptief' wordt bedoeld: het klimaatrobuust en klimaatbestendig inrichten van Nederland, gegeven de klimaatontwikkelingen die op ons afkomen. Op basis van de internationale en nationale klimaatmodellen is de verwachting dat het weer in Nederland extremer gaat worden. Dat betekent: meer hevige regenbuien (veel neerslag in korte tijd) en langere periodes met droogte en hitte. Dit heeft consequenties voor de leefbaarheid in steden en dorpen en voor bijna alle (economische) sectoren in Nederland. Met het nemen van klimaatrobuuste maatregelen wordt ingespeeld op deze veranderingen waarmee we steden en dorpen leefbaar houden en (economische) schade door wateroverlast, droogte en hitte beperken.
Analyse
Met voorliggend initiatief wordt het water op eigen terrein geborgen, wordt groen aangelegd ten behoeve van opname van stikstof en CO2 en worden half-open verharde parkeerplaatsen ten behoeve van de waterberging gerealiseerd. Hiermee wordt rekening gehouden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Conclusie
Voorliggend plan past binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.
De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem. Met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte, biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid, knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).
Dit is vertaald in de volgende 14 provinciale ruimtelijke belangen:
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING
Analyse nieuwe woningen binnen stedelijk concentratiegebied
Het plangebied ligt binnen Helmond dat onderdeel is van het 'stedelijk concentratiegebied'. Conform het structuurvisiebeleid wordt in het stedelijk concentratiegebied (met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking) het grootste gedeelte van de verstedelijkingsopgave opgevangen. Daarbij is zuinig ruimtegebruik aan de orde: functiemenging, herstructurering en inbreiding vóór stedelijke uitbreidingen.
Het plan omvat het toevoegen van 31 woningen ter plaatse van een leegstaand bedrijfspand. De lokale behoefte is aangetoond in het gemeentelijke woningbouwprogramma, zie paragraaf 3.5.3.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Het plan voorziet in de realisatie van 31 woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied worden aardgasvrij gebouwd en zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de wooneenheden. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de wooneenheden kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Met voorliggend initiatief wordt het water op eigen terrein geborgen, wordt groen aangelegd ten behoeve van opname van stikstof en CO2 en worden parkeerplaatsen met half-open verharding ten behoeve van de waterberging gerealiseerd. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Het is zaak om bij woningbouw eerst te onderzoeken of dit kan gebeuren binnen bestaand stedelijk gebied. De 31 woningen worden gerealiseerd op de plek van een leegstaand bedrijfspand. Dit houdt in dat het bestaand stedelijk gebied niet wordt vergroot. Hieraan wordt voldaan binnen dit planvoornemen. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2023 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 woningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.
''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Voorliggend plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies. Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit).
Toetsing aan artikel 3.5 zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Een bestemmingsplan geeft bij de evenwichtige toedeling van functies invulling aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving. Voor een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving wordt rekening gehouden met:
Deze aspecten worden hierna beschreven.
Toetsing aan artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik
Hierna worden de regels van artikel 22.2 IOV N-B beschreven en vervolgens de ontwikkeling getoetst.
Regels
Toetsing
Conclusie
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de regels voor zorgvuldig ruimtegebruik, er wordt voldaan aan de regels van artikel 3.6 van Iov N-B.
Toetsing aan artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering
Hierna worden de regels van artikel 3.7 IOV N-B beschreven en vervolgens de ontwikkeling getoetst.
Regels
Toetsing
De toepassing van de lagenbenadering is een hulpmiddel om de effecten van een ontwikkeling in beeld te brengen. Het gaat daarbij om het effect op de lagen in wisselwerking met elkaar waarbij de factor tijd actief wordt benut. Het is van belang om te weten hoe de omgeving in elkaar steekt en te kijken naar alle lagen: de ondergrond, de netwerklaag, de bovenlaag en de tijdsdimensie. Tussen deze lagen bestaat een wisselwerking. Iedere laag kent zijn eigen dynamiek, verschillende veranderingssnelheid en mate van omkeerbaarheid bij ingrepen. Voor een aantal aspecten die bij de lagenbenadering betrokken worden, bevat de IOV N-B specifieke regels, zoals het Natuur Netwerk, de groenblauwe mantel, cultuurhistorische- en aardkundige waarden, stiltegebied en delen van het watersysteem.
Er dient rekening gehouden te worden met de laag dynamische ondergrond, maar ook met de effecten op de andere lagen en met toekomstige effecten. Bij de afweging gaat het niet alleen om de effecten op de omliggende functies in het gebied maar ook op effecten van een ontwikkeling elders. Niet alleen de effecten nu maar ook de effecten naar de toekomst.
Met het beoogde plan worden maximaal 31 woningen gerealiseerd. Ten behoeve van deze ontwikkeling is de lagenbenadering uitgevoerd. Uit de lagenbenadering blijkt dat een stedelijke ontwikkeling binnen het plangebied voorstelbaar is. De aanwezige waarden en structuren in en om het plangebied dienen daarbij in acht te worden genomen. Voorliggend plan wordt gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied en zorgt voor een transformatie van een deel van het bedrijventerrein gelegen tussen woongebieden naar een wwongebied. De woningen sluiten hiermee aan op het ten westen gelegen woongebied. Het stedenbouwkundig plan is middels zorgvuldige afweging (tussen ontwikkelaar en gemeente) tot stand gekomen.
In hoofdstuk 5 van deze toelichting worden de effecten op onder andere de bodem, het grondwater, archeologische waarden, infrastructuur, natuurnetwerk, water, cultuurhistorische waarden en landschappelijke waarden beschreven. Hieruit blijkt dat met de beoogde ontwikkeling geen nadelige effecten aanwezig zijn.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling voldoet aan het principe van de lagenbenadering.
Toetsing aan artikel 3.8 Meerwaardecreatie
Hierna worden de regels van artikel 3.8 IOV N-B beschreven en vervolgens de ontwikkeling getoetst.
Regels
Toetsing
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt meerwaarde gecreëerd door het toekennen van een nieuwe functie passend in de omgeving, namelijk de realisatie van maximaal 31 woningen. De locatie wordt fysiek en beleefbaar betrokken bij de omgeving. De situering van de woningen sluit aan bij de verkavelingsstructuur in directe omgeving. Er wordt hierin aansluiting gezocht bij de omliggende percelen. Het planvoornemen sluit ook aan bij de doelstellingen geformuleerd in de woonvisie (paragraaf 3.5.2). Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.
Conclusie
Er wordt voldaan aan het basisprincipe van meerwaardecreatie.
Toetsing aan artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. De gemeente Helmond heeft dit uitgewerkt in de Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap Helmond 2015. In paragraaf 3.5.7 is de toetsing aan deze beleidsregel beschreven.
Conclusie
Er wordt voldaan aan het basisprincipe van Kwaliteitsverbetering landschap.
Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.
Het Provinciaal Regionaal Water - en Bodem Programma (RWP) is de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. Het is onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland, samen met het Nationaal Water Programma en de waterbeheerprogramma's van de waterschappen.
Doel van het RWP is een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Het geeft invulling aan het op orde houden van de basis van het natuurlijk water- en bodemsysteem. Een belangrijke rode draad in het programma is het herstellen van de systeemwerking. Vele generaties lang had het waterbeleid als doel wateroverlast te voorkomen en water zo snel mogelijk af te voeren. Inmiddels is dit gewijzigd naar water zo veel mogelijk vasthouden. Verder vraagt het plan een meer systeemgerichte aanpak van een probleemgerichte aanpak.
De Brabantse Omgevingsvisie kent kernwaarden voor het handelen van de provincie. Deze kernwaarden zijn vertaald in zeven handelingsprincipes, specifiek voor het beleid en de uitvoering op het vlak van water- en bodem:
Analyse
Met voorliggend initiatief is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De waterhuishoudkundige situatie van zowel de bestaande als de toekomstige situatie wordt in paragraaf 5.1 behandeld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot planologische belemmeringen voor het aspect 'Water' leidt.
Conclusie
Het plan past binnen het Provinciaal Regionaal Water - en Bodem Programma.
De negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven werken al jaren samen. Deze samenwerking is vastgelegd in de Samenwerkingsagenda 2018 - 2025. In deze agenda is vastgelegd welke thema's en onderwerpen de gemeenten binnen de samenwerking oppakken, waaronder het thema Wonen. De samenwerking tussen de negen SGE gemeenten op het terrein van wonen heeft in oktober 2017 geresulteerd in het 'Afsprakenkader Wonen 2017, Aantrekkelijke woonmilieus in Stedelijk Gebied Eindhoven'. Deze notitie heeft de gemeenteraad van Helmond eind 2017 vastgesteld. Hierin is onder andere afgesproken samen toe te werken naar een regionale visie op wonen. Deze visie is in maart 2019 vastgesteld. De visie heeft tot doel voldoende woningen te realiseren om de groei van de bevolking op te kunnen vangen, instromers aan te trekken en starters en doorstromers vast te houden aan de regio.
In de visie is nadrukkelijk aandacht geschonken aan de unieke kwaliteiten van de regio, het gaat daarbij om:
De Visie op Wonen gaat uit van een inclusieve en gezonde verstedelijking. Voor de gemeente Helmond is een functie weggelegd als "city of arrival" (inwoners starten vaak als 1-persoonhuishouden, naar enkele jaren verhuist men al of niet binnen de gemeente).
In de kwadrantenbenadering wordt de gemeente Helmond getypeerd door de kwaliteiten centrum, shop & culture, bedrijvigheid en eigenheid. In het Regionale afsprakenkader wonen 2022 is deze benadering vervangen door een woningmarkt aquarel.
De gemeente Helmond is hierin opgedeeld in drie deelgebieden:
Voor het stedelijk gebied zijn in het voorjaar van 2019 met het rijk en de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over het versnellen van de woningbouw (de Woondeal). De versnelling moet in de periode tot 2024 zo'n 27.000 woningen opleveren in het SGE en tot 2040 in totaal 62.000 woningen (32% van de totale voorraad van het Stedelijk Gebied Eindhoven). Ook het MIRT-Onderzoek Verstedelijking en Mobiliteit Brainportregio Eindhoven (mei 2020) constateert dat het voor de regio Brainport Eindhoven noodzakelijk is om een duurzame kwalitatieve schaalsprong te maken. De regionale opgave werd eind 2021 door de gemeenteraden vastgelegd in het Regionale afsprakenkader Wonen 2022. Dit afsprakenkader geeft richting aan de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwopgave, alsmede inzicht in de woningbouwlocaties.
In de regio is de afspraak dat ruim baan gegeven wordt aan initiatieven die uitgaan van herstructurering, transformatie en inbreiding. Alle overige initiatieven worden regionaal afgestemd, waarbij geldt dat geen nieuwe uitleglocaties worden ontwikkeld, tenzij aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
In het najaar van 2022 zullen nieuwe woningbouwafspraken gemaakt tussen het Rijk, de Provincie Noord-Brabant en de gemeenten in het SGE gebied.
Op 5 maart 2020 is het regionale beleidsdocument 'Concretisering brainport principes' vastgesteld. Voor alle gemeenten die deel uitmaken van het Stedelijk Gebied Eindhoven geldt dat alle nieuwe woningbouwontwikkelingen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van 7 Brainport Principes.
De basis voor deze principes is vastgelegd in het regionale Afsprakenkader Wonen - Stedelijk Gebied Eindhoven (oktober 2017).
De Brainport Principes zijn: 1. Koesteren van Identiteit; 2. Ruimte voor Innovatie; 3. Invloed voor bewoners; 4. Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus: de wauw-factor; 5. Vraaggericht ontwikkelen; 6. Benutting regionaal schaalniveau; 7. Gezonde verstedelijking. |
![]() |
Het plan is gelegen in stadsdeel 't Hout in het zuidwesten van Helmond. In dit stadsdeel zijn overwegend bedrijven en woningen gelegen afgewisseld met enkele dagelijkse voorzieningen. De voorgenomen woningbouwontwikkeling op ter plaatse van De Hoefkens 5 sluit daarom aan bij de rest van het stadsdeel. Het toevoegen van woningen aan de De Hoefkens leidt er tevens toe dat meer bewoners van stadsdeel 't Hout gebruik zullen maken van de dagelijkse voorzieningen. De identiteit van het stadsdeel 't Hout, waar wonen centraal staat, wordt met de voorgenomen ontwikkeling versterkt.
Het vooroplopen in techniek van de hele Brainportregio hoort een uitwerking te krijgen in de gebouwde omgeving. Het plan omarmt nieuwe gebouwtechnieken om te komen tot een duurzame en gezonde leefomgeving. Op het gebied van duurzaamheid worden de woningen 'aardgasvrij' gebouwd. Aanvullend wordt er groen aangelegd en bomen geplant ten behoeve van de opname van stikstof en CO2 en worden de parkeerplaatsen voorzien van half-open verharding ten behoeve van waterberging.
Er is afgestemd met de bedrijven in de directe omgeving (zie paragraaf 8.2 en bijlage 14). Op basis van de verslaglegging van deze contacten blijkt dat er een positieve houding is over dit plan. De toekomstige bewoners van het plan zijn nog niet bekend, dus daar is geen afstemming mee geweest.
Hoewel de woningen wegens de aaneengeschakelde structuur aansluiten bij de omgeving, Aangezien met voorliggend initiatief zowel rijwoningen als levensloopbestendige patiowoningen worden gerealiseerd, biedt het een aantrekkelijke woonlocatie voor diverse doelgroepen. Daarnaast zijn de rijwoningen georiënteerd richting het binnengebied, wat sociale controle bevordert en ontmoetingen met zich meebrengt.
Met de behoefte naar zowel levensloopbestendige patiowoningen als rijwoningen , zal voorliggend plan inspelen op de vraag naar deze type woningen.
Het plan ligt binnen het stedelijk gebied van Helmond op een goed bereikbare locatie. Het plangebied ligt op loopafstand van het station. Het plan biedt daarmee mogelijkheden voor zowel bewoners die op Helmond gericht zijn als op de ruimere stedelijke regio.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met een duurzame en gezonde leefomgeving. Het planvoornemen draagt bij aan de energietransitie, aangezien de woningen 'aardgasvrij' worden gebouwd. Daarnaast is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling, aangezien de waterberging plaatsvindt op eigen terrein, er groen aangelegd wordt en bomen geplant worden ten behoeve van de opname van stikstof en CO2 en de parkeerplaatsen voorzien worden half-open verharding ten behoeve van waterberging.
Waterschap Aa en Maas heeft zijn waterbeleid uitgewerkt in het nieuwe Waterbeheerplan 2022-2027. Om in te spelen op de maatschappelijke veranderingen (waaronder klimaatverandering, stikstofproblematiek, gezondheid, landbouwtransitie etc.) heeft het waterschap 3 programma's geformuleerd: Programma Waterveiligheid, Programma Klimaatbestendig en gezond watersysteem, en Programma Schoon water. In deze programma's hebben ze hun doelen geformuleerd, hoe zij deze doelen gaan bereiken en de kosten die daarbij horen.
Keur
De drie waterschappen in Noord-Brabant (Waterschap de Dommel, Waterschap Aa en Maas en Waterschap Brabantse Delta) hebben de Keur op elkaar afgestemd.
Het waterschap heeft tevens haar regels vastgelegd in de Keur. Het geeft aan welke plichten er zijn voor activiteiten met betrekking tot het oppervlaktewater, grondwater, en kunstwerken. De Keurregels voor afvoeren van hemelwater bevat richtlijnen voor het waterhuishoudkundig onderzoek en kan worden gebruikt voor het uitvoeren daarvan.
Plannen met een verhardingstoename tot 500 m2 worden vrijgesteld van compensatie door waterberging. Het bepalen van de compensatie wordt gedaan conform de rekenregel: benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Deze rekenregel is ook gebruikt voor de watertoets paragraaf 5.1.
Analyse
Met voorliggend initiatief is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De waterhuishoudkundige situatie van zowel de bestaande als de toekomstige situatie wordt in paragraaf 5.1 behandeld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot planologische belemmeringen voor het aspect 'Water' leidt.
Conclusie
Dit bestemmingsplan past binnen het beleid van het Waterschap.
Door de gemeente Helmond is op 4 februari 2014 de Structuurvisie 'Structuurvisie Helmond 2030' vastgesteld. Deze structuurvisie is geen blauwdrukplan met een vastomlijnde koers, maar juist een flexibel meebewegend beleidskader dat beter toegerust is op de snel veranderende (ruimtelijke) behoeften en opgaven van deze tijd. De structuurvisie gaat veel minder dan voorheen uit van een lagenbenadering. In plaats daarvan is de structuurvisie opgebouwd rond een achttal ruimtelijk relevante thema's de in samenhang het Ruimtelijk perspectief Helmond 2030 vormen.
UITSNEDE STRUCTUURVISIE hELMOND 2030
De belangrijkste opgave in de woningbouw is gelegen in de transformatie van de huidige woningvoorraad naar de vraag en naar de specifieke eisen die de woonconsument van morgen aan de woning stelt. Dit betekent meer flexibiliteit en het bieden van meer verantwoordelijkheid aan de koper of huurder voor de realisatie van woonwensen. Daarvoor is het nodig dat mensen langer zelfstandig in hun woning kunnen blijven wonen. Uitgangspunt moet niet alleen zijn "kwaliteit gaat voor kwantiteit" maar ook "voeg niet toe wat in de bestaande woningvoorraad al voldoende beschikbaar is".
Analyse
Het plangebied is op de uitsnede uit de structuurvisie weergegeven en ligt binnen het stedelijk gebied van Helmond. Het stedelijk gebied van Helmond is onderdeel van een netwerk van grotere en kleinere woongebieden, werkgebieden, natuur-, landbouw- en recreatiegebieden en infrastructuur. Binnen het plangebied zijn volgens de structuurvisie geen grote ontwikkelingen voorzien, maar transformatie van bedrijvigheid naar wonen past in de gewenste ontwikkeling dat (grotere) bedrijven geleidelijk verdwijnen uit woonwijken. Daarnaast voorziet het plan in het optimaal benutten van inbreidingsmogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied.
Het plan omvat de realisatie van 31 nieuwbouwwoning, bestaande uit rijwoningen en levensloopbestendige patiowoningen. Dit sluit tevens aan bij het zorgen voor het invullen van de kwalitatieve vraag, waarbij de veranderende woningbehoefte een rol speelt. Het planvoornemen voorziet in verschillende type woningen voor diverse doelgroepen.
Conclusie
Het plan sluit aan bij de Structuurvisie Helmond 2030.
Op 10 mei 2016 heeft de gemeenteraad van de gemeente Helmond de Woonvisie 2016 – 2020 vastgesteld. De visie geeft een beleidskader op het gebied van woningbouw, woonruimteverdeling en woningcorporaties.
Voor wat betreft de demografische ontwikkelingen wordt uitgegaan van de provinciale bevolkingsprognose (2014). Deze prognose laat een groei van 90.000 inwoners naar 95.000 inwoners in 2030 zien, waarbij sprake is van verandering in samenstelling van huishoudens (meer 1 persoonshuishoudens) en toenemende vergrijzing.
Het woningbouwprogramma gaat uit van de bouw van 2.750 woningen in de periode 2016 – 2020 met een aandeel sociale huur van 35 %. Voorts wordt er van uitgegaan dat er geen nieuwe uitleglocaties worden ontwikkeld en terughoudendheid wordt betracht met de toevoeging van capaciteit binnenstedelijk/kavelsplitsing. Verder wordt aandacht geschonken in de Woonvisie aan de huisvesting van bijzondere doelgroepen, het langer zelfstandig blijven wonen van ouderen en verandering in wijkopbouw/leefbaarheid.
Elke 2 jaar wordt de Woonvisie geëvalueerd en elke 4 jaar geactualiseerd. In 2019 is gekozen voor het vaststellen van een Woonagenda 2019 – 2021 (gemeenteraad 2 juli 2019).
De Woonagenda is geen volledige actualisatie van de Woonvisie, maar een aanpassing op onderdelen. Vanwege de gewijzigde marktomstandigheden, het coalitieakkoord 2018 – 2022, de hiervoor genoemde regionale afspraken en de geactualiseerde bevolkingsprognose is besloten de Woonvisie 2016 op onderdelen aan te passen. In de Woonagenda is onder andere opgenomen:
Inmiddels wordt gewerkt aan een volledige actualisatie van de Woonvisie.
De gemeente Helmond wil in de periode 2020 -2040 15.000 nieuwe woningen bouwen.
Op basis van de provinciale bevolkingsprognose 2020 is sprake van een woningbouwprogramma van 9.100 woningen, waardoor de woningvoorraad groeit van 40.790 woningen naar 49.890 woningen.
Het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) van 2021 heeft vervolgens geleid tot het formuleren van een schaalsprong: 10.000 woningen in het Centrumgebied. Omdat wordt aangenomen dat reeds 5.000 woningen in de bestaande capaciteit zijn opgenomen gaat het om een opgave van 5.000 woningen extra in het Centrumgebied, of wel een verhoging van de geprognotiseerde opgave met 6.000 woningen.
Jaarlijks dienen gemiddeld 750 nieuwe woningen te worden opgeleverd, ter vergelijking in de afgelopen 20 jaar bedroeg het aantal opgeleverde woningen jaarlijks gemiddeld 450 woningen.
Analyse
Met voorliggend bestemmingsplan wordt op de uitgangspunten uit de woonagenda en op de maatschappelijke en demografische ontwikkelingen van de gemeente Helmond ingespeeld. Het bouwplan voorziet in de ontwikkeling van 31 nieuwbouwwoningen, waarvan 14 twee-onder-een-kap patiowoningen, 2 vrijstaande patiowoningen en 15 rijwoningen. De patiowoningen betreffen koopwoningen voor het middensegment. De patiowoningen zijn bestemd voor één a twee persoonshuishoudens, met als doelgroep 55+. De rijwoningen betreffen koopwoningen voor het goedkope segment en zijn voor eengezinshuishoudens bedoeld.
Conclusie
Gelet hierop is de voorliggende ontwikkeling passend binnen de kaders van de Woonagenda 2019 - 2021.
De gemeente Helmond heeft een breed gedragen klimaatbeleidsvisie met een haalbare ambitie vastgesteld, waarbij in een concreet Meerjaren Uitvoeringsprogramma de uit te voeren projecten verwerkt zijn. De nota Klimaatbeleid is een paraplu van alle gemaakte afspraken, getekende convenanten en ambities op het gebied van klimaat, energie en duurzaam bouwen.
Er zal bij nieuwe ontwikkelingen altijd gestreefd moeten worden naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening. Naast het toepassen van duurzame materialen, worden daarbij afwegingen gemaakt op basis van de zogenaamde 'Trias Energetica'. Dit is een breed geaccepteerd model en beschrijft drie logische en opeenvolgende stappen om te komen tot een duurzame energievoorziening:
In de gemeente Helmond wordt gestreefd naar duurzame (nieuw)bouw. Voor woningbouw gelden hiertoe voorwaarden waarop wordt getoetst in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
De gemeente streeft naar nieuwbouw, waarbij het energieverbruik zoveel mogelijk wordt teruggedrongen en het benodigde energiedeel ingevuld wordt door bijvoorbeeld duurzame energie toepassingen. Tevens wordt het toepassen van duurzame materialen gestimuleerd. Vanaf 1 januari 2018 heeft het college expliciet bepaald dat bij de realisatie van nieuwbouwwoningen uitgegaan wordt van aardgasvrij bouwen. Ook voor onderwerpen als openbare verlichting en openbaar groen worden vanuit duurzaamheid eisen gesteld aan het ontwerp en de aanleg ervan.
Bij realisatie dienen in het kader van de toepassing van GPR gebouw hierover nadere afspraken te worden gemaakt. Per 1 januari 2009 is het gebruik van het programma GPR-gebouw ingevoerd. GPR Gebouw staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn en is hét hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, utilitaire gebouwen en scholen. GPR Gebouw® is een praktisch en gebruiksvriendelijk programma om plankwaliteit en milieubelasting van een project in samenhang te optimaliseren. Daarbij spelen 5 modules een rol:
De prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers. Hierbij behaal je een 7 als je bouwt volgens het Bouwbesluit. Het streven naar maximale duurzaamheid wordt vertaald in een score van 10. De ambities die behaald moeten worden zijn minimaal een 7 voor Energie, waarbij gestreefd moet worden naar een 8, een 8,5 voor Gebruikskwaliteit (afhankelijk van het woningtype zoals seniorenwoning een 9) en gemiddeld een 7 voor de overige modulen. Binnen dit kader bestaat voor de initiatiefnemer enige ruimte/flexibiliteit om de kwaliteitseisen in te vullen.
Analyse
Onderhavig plan voldoet aan het bouwbesluit en aan de GPR-eisen van de gemeente.
Conclusie
Het plan sluit aan bij de duurzaamheidsvisie van de gemeente Helmond.
Door de gemeente Helmond is op 23 januari 2020 de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020' vastgesteld.
Analyse
Het plan omvat de realisatie van 31 nieuwbouwwoning ter plaatse van een leegstaand bedrijfspand. In paragraaf 2.2.2.2 is met deze gegevens de verkeersaantrekkende werking en de benodigde parkeervoorzieningen berekend.
Conclusie
Het plan sluit aan bij de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020'.
Het waterbeleid van de gemeente Helmond is vastgelegd in het Waterplan 2012-2015/2018 dat door de gemeenteraad is vastgesteld en geeft de kaders aan waarbinnen het waterbeheer in Helmond vorm moet krijgen. Het Waterplan is door de gemeenteraad verlengd voor de periode tot en met 2018 en wordt momenteel nog steeds gebruikt. Het waterplan wordt vanwege de komst van de Omgevingswet niet meer geactualiseerd.
Het gemeentelijke waterplan is een gezamenlijk product van gemeente en waterbeheerder en geeft een uitgewerkte visie op de plaats die het water nu en in de toekomst in Helmond kan innemen. Het geeft daarbij aan wat als gewenste ontwikkeling wordt gezien. De visie is richtinggevend voor het onderdeel water bij planvorming en invulling van projecten. Belangrijke onderwerpen in het Waterplan 2012-2015/2020 zijn:
Op deze wijze wordt het mogelijk het aspect water te betrekken bij integrale beleidsafwegingen en daarbij de consequenties van keuzes voor het water aan te geven.
Het onderwerp 'klimaatadaptatie' is benoemd in het programmaplan Duurzame en Gezonde Stad. De gemeente heeft nog geen beleid vastgesteld over dit onderwerp. Naar verwachting wordt in 2021 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daar waar mogelijk worden klimaatadaptieve maatregelen al wel meegenomen in projecten en plannen.
Analyse
In paragraaf 5.1 is de waterhuishoudkundige uitwerking beschreven.
Grondwater
Ondergrondse voorzieningen moeten waterdicht worden aangelegd, indien het verblijfsruimten betreft (eis Bouwbesluit). Als de ondergrondse voorziening geen verblijfsruimte is, is het waterdicht maken niet verplicht op grond van het Bouwbesluit. De gemeente kan echter niet aangesproken worden op het handhaven van een bepaald grondwaterpeil om diepliggende ondergrondse voorzieningen droog te houden. Bij grondwateroverlast is de perceeleigenaar in eerste instantie aan zet om het probleem te verhelpen. Het beleid ten aanzien van grondwateroverlast is vastgelegd in het 'verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023.
Riolering
Momenteel is binnen het plangebied een bedrijfspand gelegen met riolering gelegen.
Voorkeursvolgorde omgaan met regenwater
De voorkeursvolgorde voor het omgaan met regenwater is: hergebruik, infiltratie, buffering en afvoer. Bij hergebruik kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met een aantal proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de aangescherpte regelgeving maakt het grootschalige hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. In dit plan wordt geen rekening gehouden met hergebruik van regenwater. Voor de aspecten infiltratie, buffering en afvoer wordt in paragraaf 5.1.3 aangegeven hoe hiermee omgegaan wordt.
Het plan sluit aan bij het Waterplan 2012-2015/2018.
In navolging van de beleidsregels 'Kwaliteitsverbetering landschap (artikel 3.9)' uit de omgevingsverordening, heeft de gemeente Helmond de 'Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015' opgesteld. Hierin zijn naast gebieden in het landelijk gebied ook gebieden binnen het stedelijk gebied aangewezen waar kwaliteitsverbetering voor het landschap vereist is.
Op de navolgende afbeelding is te zien dat het plangebied niet is aangeduid als gebied waarvoor een bijdrage geleverd zal moeten worden aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Hiermee is toetsing aan dit aspect niet aan de orde.
UITSNEDE BELEIDSREGELS KWALITEITSVERBETERING LANDSCHAP 2015
Conclusie
Het plan sluit aan bij het Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015.
Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid hebben de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving als gemeenschappelijke doelstelling. Alleen in een zorgvuldig afwegingsproces kan een optimale afstemming plaatsvinden tussen aan gebieden toegekende functies en het veilig stellen van een beschermingsniveau van het leefmilieu. Bestaande en nieuwe bestemmingen in een gebied zijn niet altijd op voorhand verenigbaar. Milieudoelstellingen en randvoorwaarden worden daarom integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het ruimtelijke planvormingsproces meegewogen, zodat het gebruik van de schaars beschikbare ruimte niet leidt tot conflictsituaties.
Naast een ruimtelijke invalshoek zijn er ook kwalitatieve aspecten die een rol spelen. De duurzame ontwikkeling van de stad Helmond is een belangrijk uitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. In dit verband is duurzaamheid op te vatten als “hoe is een plangebied te beheren of te ontwikkelen, zodat het ook door latere generaties optimaal kan worden benut”.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de duurzaamheid en de kwaliteit van de leefomgeving in en rond het plan ‘De Hoefkens, Helmond’. In het hiernavolgende komen de volgende milieuaspecten aan de orde die een rol spelen bij het plan:
In het kader van bedrijven en milieuzonering is gebleken dat voor een deel van de omliggende bedrijfsgronden een verlaging van de toegestane milieucategorie benodigd was om de ontwikkeling buiten de richtafstanden van bedrijfsactiviteiten te realiseren. Op deze gronden vinden verder geen nieuwe ontwikkelingen plaats. In de volgende paragrafen is voor de onderzoeken daarom alleen de woningbouwontwikkeling meegenomen als plangebied.
De m.e.r.-regelgeving is erop gericht het milieu een volwaardige plaats in besluitvormingsprocessen te geven. Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt altijd om een integrale afweging. In bepaalde gevallen is de verplichting opgelegd om de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit evenals alternatieven hiervoor en mogelijke maatregelen, te beschrijven. In deze paragraaf is getoetst of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.
De ontwikkeling in het plangebied is aan te merken als een activiteit genoemd onder D.11.2 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) van de bijlage behorend bij het Besluit milieueffectrapportage, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Het voornemen omvat de bouw van 31 woningen, waaronder 16 levensloopbestendige patiowoningen en 15 rijwoningen. Dat wil zeggen dat er een motivering moet worden gegeven, gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij een m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Deze m.e.r.-aanmeldnotitie is bijgevoegd in bijlage 1.
Er heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Risiconormering
In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico:
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= T). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag(veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer groepsrisicoverantwoording |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer binnen invloedsgebied ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10%en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Weg, spoorweg of binnenwater (Bevt) | Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes) ten opzichte van het plangebied. De ligging van het ontwikkelingsgebied is aangeduid.
Ter plaatse van de bedrijven ten noorden en ten zuiden van het ontwikkelingsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In deze deelgebieden wordt alleen en de milieucategorie verlaagd. Deze zijn dan ook niet meegenomen in het onderzoek.
UITSNEDE RISICOKAART
Het algemene Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:
Bij de inventarisatie van voornoemde risicovolle activiteiten is gebruik gemaakt van o.a. de provinciale risicokaart en diverse gemeentelijke informatiebronnen. Uit de inventarisatie volgt dat nabij het plangebied aan de De Hoefkens twee relevante risicobron is geïdentificeerd die mogelijk van invloed kan zijn op het plan. Het betreft de spoorlijn Eindhoven – Venlo en een hogedruk aardgasleiding.
Inrichtingen
Het plangebied is niet gelegen binnen de risicocontouren van een inrichting, waarbinnen gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen of waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen.
Transportroutes: Spoorlijn Eindhoven – Venlo
Ten zuiden van het plangebied, op een afstand van circa 65 meter is de spoorlijn Eindhoven-Venlo gelegen. Hiermee is het plangebied binnen het invloedsgebied van de Spoorlijn Eindhoven - Venlo gelegen. Over dit spoor vindt, conform de Regeling basisnet, vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen langs een basisnetroute moeten vooraf worden getoetst aan de voor de desbetreffende basisnetroute vastgestelde basisnetafstand. Daarom heeft Kragten een externe veiligheidsonderzoek voor het spoor uitgevoerd: rapport: 'Externe veiligheid Spoor: De Hoefkens 5 te Helmond' (8 september 2022, HEL119). Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2.
Kragten concludeert dat voor zowel de huidige als toekomstige situatie sprake is van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Er vindt geen rekenkundige toename van de hoogte van het groepsrisico plaats. De risico's als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen over het spoor dienen meegenomen te worden in een beperkte verantwoording van de hoogte van het groepsrisico.
Buisleidingen: hogedruk aardgasleiding
Ten zuiden van het plangebied, op een afstand van circa 55 meter ligt de hogedruk aardgasleiding 'Z-514-15' van de Gasunie. Hiermee is het plangebied binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding gelegen. Om te onderzoeken of deze buisleiding een belemmering voor het plangebied vormt, heeft Kragten een externe veiligheidsonderzoek voor buisleidingen uitgevoerd: rapport 'Externe veiligheid buisleidingen: De Hoefkens 5 te Helmond' (8 september 2022, HEL119). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
Kragten concludeert dat voor zowel de huidige als toekomstige situatie sprake is van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Er vindt een geringe rekenkundige toename (0,07%) plaats van de hoogte van het groepsrisico na planvorming, echter ook in de toekomstige situatie is nog steeds sprake van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht.
Verantwoording hoogte groepsrisico
Om de externe veiligheidsrisico's van zowel de hogedruk aardgasleiding en de Spoorlijn Eindhoven - Venlo inzichtelijk te maken heeft Kragten een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd: Notitie "Verantwoording hoogte groepsrisico De Hoefkens 5 Helmond" (8 september 2022, HEL119). De notitie is bijgevoegd als bijlage 4.
In deze notitie wordt de verantwoordingsplicht ingevuld waarbij antwoord wordt gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen zijn getroffen om het risico zoveel mogelijk te beperken.
Bevt - Water-, weg- en spoorwegtransport
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft de regionale brandweer/Veiligheidsregio een wettelijke adviestaak bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Het advies van de regionale brandweer/ Veiligheidsregio gaat vooral over het groepsrisico en mogelijkheden om een ramp of zwaar ongeval te voorkomen of de omvang ervan te beperken en de zelfredzaamheid van personen te vergroten.
In artikel 7 en 8 van het Bevt is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht waarbij de verantwoording dient in te gaan op de volgende onderdelen:
Bevb - Transport door buisleidingen
In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht voor de buisleiding, waarbij de verantwoording dient in te gaan op de volgende onderdelen:
Advies veiligheidsregio
Overeenkomstig het gestelde in artikel 7, 8 en 12 van het Bevt is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om hierover een advies uit te brengen. De Veiligheidsregio heeft het volgende geadviseerd:
Beide adviezen worden ter harte genomen. Bij de uitwerking zal de afdeling planvorming betrokken worden en de nieuwe bewoners zullen worden geïnformeerd over de risico's.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
De planlocatie is gelegen binnen de wettelijke geluidzone van de wegen, Mierloseweg, Hoofdstraat, Houtse Parallelweg en de spoorlijn Helmond Brandevoort – Helmond 't Hout – Helmond centraal. De overige wegen nabij het plangebied zijn 30 km/uur wegen en volgens de Wet geluidhinder uitgezonderd van zonering.
Omdat het plangebied binnen de zone van een weg en spoorweg ligt, is een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai en spoorweglawaai vereist.
(Spoorweg)verkeerslawaai
Om de akoestische situatie inzichtelijk te maken heeft Kragten een akoestisch onderzoek verkeerslawaai uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek verkeerslawaai De Hoefkens te Helmond" (18 oktober 2022, HEL119). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 6.
Kragten concludeert het volgende:
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder is de geluidbelasting ten gevolge van de Mierloseweg, Hoofdstraat en de Houtse Parallelweg inzichtelijk gemaakt. De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Mierloseweg, Hoofdstraat en de Houtse Parallelweg respecteren de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor alle woningen.
Spoorweglawaai
De voorkeurswaarde voor de geluidbelasting vanwege het railverkeer van 55 dB (art. 4.9, lid 1 Besluit geluidhinder) voor nieuwe woningen wordt ter plaatse van G-2, G-10 en G-11 overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 60 dB ter plaatse van G-2. De voorkeurgrenswaarde van 55 dB wordt niet gerespecteerd. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt wel gerespecteerd. Maatregelen zijn onderzocht en stuiten op overwegende bezwaren. Alle woningen beschikken wel over een geluidsluwe gevel.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidbelasting ten gevolge van alle wegen inzichtelijk gemaakt en de geluidbelasting ten gevolge van omliggende 30 km/uur-wegen berekend.
De geluidbelastingen van de Dr. Dreeslaan en de Noord Parallelweg bedragen niet meer dan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. De geluidbelasting van De Hoefkens bedraagt ten hoogste 50 dB (inclusief aftrek). De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt niet gerespecteerd, de maximale ontheffingswaarde wordt wel gerespecteerd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de gecumuleerde en ongecorrigeerde geluidbelasting ten gevolge van alle geluidbronnen (inclusief 30 km/uur-wegen) inzichtelijk gemaakt. Aangezien de wettelijke beoordeling voor railverkeer geldt is de ongecorrigeerde cumulatieve geluidbelasting berekend voor LRL,cum. De ongecorrigeerde gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 61 dB.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt geadviseerd om bij het onderzoek naar de geluidwering van de gevel uit te gaan van de cumulatieve geluidbelasting inclusief 30 km/uur-wegen.
Hogere waarde en gemeentelijk geluidbeleid
Het plan voldoet aan het gemeentelijk geluidbeleid. Na het verlenen van een hogere waarde voor de van toepassing zijnde gebouwen, G-2, G-10 en G-11, vormt het aspect geluid vanwege de omliggende spoorlijn geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde wordt voor de woningen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels noodzakelijk geacht. Bij toepassing van standaard geluidwerende materialen en maatregelen is een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Zoals opgenomen in paragraaf 4.7 dient echter wel beoordeeld te worden of de nieuwe woningen mogelijk hinder ondervinden van de naastgelegen bedrijvigheid en andersom dat deze niet worden belemmerd door de nieuwe woningbouw. Hiervoor is een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 7 opgenomen en wordt in paragraaf 4.7 nader besproken. Met de aanpassing van de milieucategorieën middels voorliggend bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen van uit de omliggende bedrijven.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat 31 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Mierloseweg, Helmond; 43081 '.
categorie | grenswaarde | 2020 | 2030 |
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 19,9 | 13,1 |
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 17,7 | 15,2 |
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 9,9 | 8,0 |
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 6,2 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie onderstaande tabel.
Concentratiegebied | Niet-concentratiegebied | ||
Binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ | max. 2 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |
Buiten bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Geurnormen Wgv
De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.
Regeling geurhinder en veehouderij
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Analyse
Gezien de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom van Helmond zijn er in de directe nabijheid geen veehouderijen aanwezig. De dichtstbijzijnde veehouderij is op circa 1 km afstand gelegen.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Omgeving
De omgeving van het plangebied bestaat rondom voornamelijk uit (woon)werkbestemmingen. Gezien de omliggende bestemmingen kan het gebied als gemengd gebied worden aangemerkt.
Analyse
Milieukundig onderzoek
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving. Omgekeerd kan het plan wel beperkingen opleggen aan de omliggende bedrijven.
Om te bepalen hoe groot de beperkingen van de woningbouw op de omliggende bedrijven is door Kragten een onderzoek 'Bedrijvenmilieuzonering Industrielawaai' (22 juli 2022, HEL119-0001) uitgevoerd.
Uit het onderzoek blijkt dat de woningen (deels) gelegen zijn binnen de richtafstanden van de bedrijfsgronden ten noorden en zuiden van de woningbouwontwikkeling.
Onderzocht is of het afwaarderen van de milieucategorieën mogelijkheden zou bieden voor de woningbouwontwikkeling.
In de rapportage is getoond met welke milieucategorieën wel voldaan kan worden aan de richtafstanden. Voor de bedrijvigheid ten zuiden van het gebied zijn geen belemmeringen ten aanzien van de bestaande bedrijfsactiviteiten te voorzien bij verlaging van de milieucategorieën naar 3.1 en 2.
Ten noorden van de woningbouwontwikkeling is op De Hoefkens 2a t/m 4n een bedrijfsverzamelgebouw aanwezig met bedrijfsunits waar planologisch gezien onder voorwaarden bedrijfsactiviteiten t/m cat. 3.2 mogelijk zijn. De nieuwe woningbouw ligt binnen de richtafstanden. Ook hier kan met een beperkte verlaging van de toegestane milieucategorieën naar cat 2 en 3.1 de woningbouw buiten de bijbehorende richtafstanden komen liggen.
Beoordeling beperking bedrijfsactiviteiten
Hierna is beoordeeld is of de verlaging van de milieucategorie een onevenredige beperking van de huidige bedrijfsactiviteiten veroorzaakt.
Met betrekking tot de categorie 3.2 op het voorterrein van De Hoefkens 2/4 het volgende. Op het voorterrein is wel de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' opgenomen waar categorie 3.2 mogelijk zou zijn, maar wel onder voorwaarden:
Aan de 1e voorwaarde wordt voor het voorterrein niet voldaan. Dus voor het voorterrein mag in de huidige situatie uitgegaan worden van maximaal categorie 1 en 2. Ook voor de toekomstige situatie kan worden gezegd dat door de inrichting van het terrein met een toegangsweg naar de achtergelegen bedrijfsunits en ligging buiten het bouwvlak geen categorie 3.1 of 3.2 bedrijvigheid gevestigd kan worden en het terugbrengen naar categorie 2 geen beperking is.
Dit betekent dus dat er nu alleen naar het bouwvlak gekeken hoeft te worden.
Feitelijk gezien gaat het over 3 bedrijfsunits die vallen binnen de zone waarvoor wordt voorgesteld deze terug te brengen van categorie 3.2 naar 3.1. Daarom is gekeken of door het terugbrengen naar categorie 3.1 de huidige bedrijven beperkt worden in hun activiteiten.
Voor geen van de units is een melding gedaan of vergunning aangevraagd. Niet ieder bedrijf is vergunning-, dan wel meldingplichtig in het kader van de milieuwetgeving. De zogeheten type A inrichtingen vallen wel onder het Activiteitenbesluit, en moeten zich dus ook aan de voorschriften daarvan houden, maar hoeven geen melding te doen.
Er is door de gemeente een controle uitgevoerd op de units De Hoefkens 2A, 4A en 4B. Uit het verslag van de controle valt op te maken dat er zeker geen sprake is van categorie 3.2 activiteiten.
In unit 2A is een wijnhandel (webshop) gevestigd, met daarnaast stalling van privé-auto's. Deze bedrijfsactiviteiten betreffen hoogstens milieucategorie 2.
In unit 4A is een timmerwerkplaats gevestigd, met voornamelijk opslag van materieel, gereedschappen en hout. Er zijn wel houtbewerkingsmachines aanwezig, maar activiteiten vinden vooral plaats op locatie elders. Een Timmerbedrijf met een productie-oppervlak < 200 m2 valt in milieucategorie 3.1, daarboven in milieucategorie 3.2. De bedrijfsunits zijn kleiner van 200 m2, het gaat dus hoogstens om milieucategorie 3.1.
In unit 4B is een bedrijf gevestigd voor inkoop, reparatie en verkoop van auto's. De bedrijfsactiviteiten zijn kleinschalig. Er vinden geen verfspuitwerkzaamheden plaats, dus geen geuruitstoot. De bedrijfsactiviteiten vallen hoogstens in milieucategorie 3.1. Ook voor dit bedrijf geldt dat gekeken naar de grootte van de bedrijfsunits hier geen categorie 3.2 bedrijf gevestigd kan zijn.
Uit voorgaande kan worden geconcludeerd dat er geen beperking van de huidige bedrijfsactiviteiten plaats zal vinden bij verlaging van de milieucategorie naar respectievelijk 2 en 3.1. Het vestigen van bedrijvigheid in milieucategorie 3.2 kan gezien het gebruik van het voorterrein en de grootte van het bedrijfsunits nu niet plaatsvinden. In de overige bedrijfsunits zou, theoretisch gezien, wel categorie 3.2 bedrijvigheid mogen blijven plaatsvinden.
Gezien het feit dat er in de huidige situatie geen beperkingen optreden en er slechts 3 bedrijfsunits (van de 23) in hun planologische mogelijkheden worden beperkt is beoordeeld dat de verlaging van de milieucategorie geen onevenredige beperking toebrengt aan de bedrijfsmogelijkheden van het bedrijfsverzamelgebouw en zal worden doorgevoerd in het bestemmingsplan.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan wanneer de voorgestelde verlaging van de milieucategorieën plaatsvindt. In voorliggend bestemmingsplan zijn daarvoor ook (deels) de gronden van omliggende bedrijven opgenomen om de verlaging van de milieucategorie ook op de verbeelding en in de regels vast te leggen.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit van het plangebied inzichtelijk te maken dient voor de gronden ter plaatse van De Hoefkens 5 een bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Gezien het plangebied momenteel nog volledig bebouwd is, is het momenteel niet zinvol om een bodemonderzoek uit te voeren. Na de sloop van de bebouwing zal bodemonderzoek uitgevoerd worden.
Voorafgaand aan het nog uit te voeren bodemonderzoek heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V., op basis van de Concept Nota Randvoorwaarden en Uitgangspunten (d.d. 21 december 2021) over de herontwikkeling van de locatie de Hoefkens 5 te Helmond een memo over de 'bodemkwaliteit' opgesteld. De memo is als bijlage 8 bijgevoegd .
Bodemverontreiniging zware metalen
Lankelma concludeert dat ter plaatse van de planlocatie is sprake van een bodemverontreiniging met zware metalen, welke vrijwel zeker te relateren is aan het gebruik van zinkassen op de locatie. De sterk verhoogde gehalten aan zware metalen worden aangetroffen in de matig tot sterk puinhoudende bovengrond tot een diepte van maximaal 1,1 m-mv. De omvang van deze bodemverontreiniging is in beeld en vastgelegd in een beschikking (kenmerk 1199000321 Mi/PB, d.d. 10 augustus 2011) door de gemeente Helmond.
Overige verontreinigingen
Door de gemeente Helmond (Cluster Milieu) is in de betreffende conceptnota vastgesteld dat sprake is van de volgende overige verontreinigingen:
Op basis van de door Lankelma opgestelde memo over de 'bodemkwaliteit' wordt geconcludeerd dat sprake is van een verontreiniging van zware metalen. In de memo wordt het volgende aangehaald:
Ter plaatse van de planlocatie is sprake van een bodemverontreiniging met zware metalen, welke vrijwel zeker te relateren is aan het gebruik van zinkassen op de locatie. De sterk verhoogde gehalten aan zware metalen worden aangetroffen in de matig tot sterk puinhoudende bovengrond tot een diepte van maximaal 1,1 m-mv. De omvang van deze bodemverontreiniging is in beeld en vastgelegd in een beschikking (kenmerk 1199000321 Mi/PB, d.d. 10 augustus 2011) door de gemeente Helmond.
Omdat de bestaande bebouwing een gedegen bodemonderzoek niet toelaat zal na de sloop van de bebouwing ter plaatse het bodemonderzoek uitgevoerd worden. De financiële risico's welke verbonden zijn aan de aanwezigheid van de bodemverontreiniging met zware metalen en de daarmee samenhangende saneringskosten, plus de mogelijke overige verontreinigingen maken onderdeel uit van de herontwikkelingskosten.
Door de opdrachtgever is aangegeven dat deze kosten gedragen kunnen worden door de verwachte revenuen van de herontwikkeling. De financiële risico's zijn hiermee verdisconteerd in de herontwikkelingskosten en derhalve als zodanig niet meer aanwezig.
Het aspect bodem vormt geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan.
Voor trillingen geldt geen wetgeving, wel is er een Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen gepubliceerd door het ministerie van I&W in mei 2019. Deze handreiking hanteert de toetsingscriteria die voorheen ook werden toegepast, dit zijn de beoordelingscriteria zoals opgenomen in de publicatie van de Stichting Bouw Research: Trillingsrichtlijn SBR. In de richtlijn zijn streefwaarden gedefinieerd en hangen af van de aard van de trillingen en van het feit of sprake is van een 'bestaande' of 'nieuwe situatie' en gelden voor het trillingsniveau op de vloer van de woning.
Via uitgevoerd trillingsonderzoek van treinen in de gemeente Helmond is gebleken dat zeker tot 100 m trillinghinder kan bestaan vanwege langsrijdende treinen.
Voor het onderzoeksgebied dient rekening gehouden te worden dat trillingsreducerende maatregelen in het ontwerp van de woning dienen te worden getroffen. Hierbij kan worden opgemerkt dat licht bouwen leidt tot een vergroot risico op trillingshinder.
Onderzoek dient te worden gedaan naar zwaardere bouwconstructies om mogelijke trillinghinder vanwege treinen zoveel mogelijk te reduceren. Hieronder zijn de regels met betrekking tot trillingen van treinen opgenomen.
Voordat een omgevingsvergunning voor de bouw kan worden afgegeven dient een trillingsonderzoek te worden uitgevoerd dat de volgende onderwerpen bevat:
Om trillinghinder van treinen zoveel mogelijk te reduceren dient nader onderzoek plaats te vinden naar de constructie van de woningen in relatie tot de gestelde streef- en grenswaarden zoals opgenomen in de SBR-B richtlijn. In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, zodat aan de SBR-B richtlijn voldaan wordt.
Het aspect trillingen vormt, mits de nodige bouwkundige maatregelen getroffen worden, geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode. Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 2.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 31 woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig en kunnen geen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 31 woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 1.300 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan.
Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Voorkomen vervuiling
Uitgangspunt bij elke ruimtelijke ontwikkeling is, dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Waar mogelijk wordt een verbetering nagestreefd. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door het (veranderende) ruimtegebruik en het gebruik van bouwmaterialen.
Het nieuwbouwplan brengt wel enige verandering van het huidige ruimtegebruik met zich mee, maar geen sprake is van een geheel andere situatie. Eerder is in de toekomstige situatie sprake van een vergelijkbare met de huidige, waarbij omdat sprake is van nieuwbouw wel rekening kan worden gehouden met de te gebruiken bouwmaterialen.
Bouwmaterialen
De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beïnvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen en is ook van toepassing op het onderhavige plangebied.
Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat deze het vrijkomende regenwater niet onnodig vervuild en daarom geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt.
Het gebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied, waardoor er geen extra eisen vanuit de Provinciale Milieuverordening van toepassing zijn.
Gebruik onkruidwerende middelen in groen en op verhardingen
Voor het gebruik van onkruidwerende middelen in groen en op verharding volgt de gemeente Helmond het landelijke beleid. Onkruidwerende middelen worden al sinds enkele jaren niet meer gebruikt in openbaar groen. Voor bestrijding op verhardingen vindt gebruik, voor zover toegestaan, plaats via de DOB-systematiek. Vanaf 2015 vindt bestrijding op verhardingen alleen nog mechanisch plaats, dat wil zeggen: branden, heet water en/of borstelen.
Infiltratiecapaciteit
Hoe om te gaan met afstromend hemelwater hangt grotendeels af van de infiltratiecapaciteit van de bodem en de grondwaterfluctuatie ter plaatse. Kragten heeft op locatie infiltratieonderzoek laten uitvoeren door MilBoTech. Tijdens het onderzoek zijn infiltratiemetingen uitgevoerd op een vijftal locaties. De boorprofielen behorende bij deze locaties zijn weergegeven in Bijlage 9. De bodemopbouw bestaat uit zowel een zand- als een kleilaag.
Tijdens het infiltratieonderzoek is gelijkmatig over het onderzoeksgebied machinaal een vijftal boringen geplaatst tot maximaal 4 m-mv (of 1 m beneden de aangetroffen grondwaterstand). Aan de hand van deze boringen is de bodemopbouw inzichtelijk gemaakt en de textuur uit de te onderscheiden horizonten geclassificeerd. De horizontale waterdoorlatendheid van de ondergrond is gemeten op een vijftal plaatsen. De diepte van deze meting is bepaald aan de hand van de aangetroffen bodemopbouw.
De rekenwaarde voor de infiltratiecapaciteit van de zandlaag bedraagt 0,94 m/d. Dit betekent dat deze laag een matige tot goede doorlatendheid heeft en daarmee het meest geschikt is voor infiltratie. De rekenwaarde voor de infiltratiecapaciteit van de kleilaag bedraagt 0,05 m/d. Dit betekent dat deze laag een slechte doorlatendheid heeft en het minst geschikt is voor infiltratie. Het wordt aangeraden infiltratie te laten plaatsvinden in de zandlaag. Deze laag bevindt van maaiveld tot grofweg 1,5 m beneden maaiveld. Een andere mogelijkheid is infiltreren in de zandlaag onder de kleilaag. De verwachting is dat de doorlatendheid hiervan ongeveer gelijk is aan de eerste zandlaag (afgerond 1 m/d).
Oppervlaktewater
Er is in de huidige situatie geen oppervlaktewater in de buurt. Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Waterschapsbelangen
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Riolering
In de huidige situatie is geen riolering aanwezig. Voor de toekomstige situatie wordt het gebied voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel. Het plangebied vraagt geen extra zorg met betrekking tot wateroverlast / water-op-straat vanuit het rioolstelsel.
Het verhard oppervlak in de nieuwe situatie is kleiner dan het oorspronkelijke verhard oppervlak. Er zijn dan ook geen compensatiemaatregelen vereist voor de opvang van regenwater.
Wadi's
Ten behoeve van het opvangen en infiltreren van regenwater worden wadi's aangelegd. Waarin ongeveer 200 m3 regenwater opgevangen kan worden.
Kragten heeft een Watertoets opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het vuil- en regenwater is opgenomen: notitie 'Watertoets De Hoefkens 5, Helmond' (4 juli 2022, HEL119). De notitie is als bijlage 10 bij deze toelichting opgenomen. Hierna is een samenvatting opgenomen.
Regenwatersysteem/omgang met hemelwater
Verhard oppervlak
Volgens de situatietekening van KdV Architectuur van 26-04-2022 bedraagt het verhard oppervlak binnen het projectgebied in de toekomst circa 4.900 m2. Hiervan is circa 2.350 m2 gebouwen en 2.550 m2 terreinverharding. In de huidige situatie beslaat het verhard oppervlak 6.400 m2. Het verhard oppervlak neemt dus af.
Regenwatercompensatie
Omdat het verhard oppervlak niet toeneemt, hoeft geen regenwater op eigen terrein geborgen te worden. Indien de opdrachtgever het projectgebied duurzaam wil inrichten, kan dit natuurlijk nog steeds gedaan worden.
Volgens Waterschap Aan en Maas dient dan de benodigde compensatie voor het toenemend verhard oppervlak als volgt berekent te worden: Benodigde compensatie (in m3) = Toename verhard oppervlak (in m2) * Gevoeligheidsfactor * 0,06 (in m). Hierbij bedraagt de gevoeligheidsfactor 1
Compensatiemaatregelen
Binnen de voorziene plannen is ruimte beschikbaar voor een wadi aan de noordkant van het projectgebied. Hier is ongeveer 150 m2 aan oppervlak beschikbaar voor een wadi. Aan de noordkant van het projectgebied is tevens ongeveer 100 m2 beschikbaar voor een wadi. Aan de zuidkant van het projectgebied is ook ongeveer100 m2 beschikbaar en aan de overkant van de weg (het zuidelijkste punt van het projectgebied) nog eens ongeveer 100 m2. Er is in totaal dus ruim 400 m2 ruimte beschikbaar voor wadi's. Wanneer de wadi's uitgevoerd worden met een diepte van gemiddeld 0,5 m, kan in totaal 400 * 0,5 = 200 m3 regenwater geborgen worden. De GHG ligt ongeveer 1,2 m beneden maaiveld, waar door er dus voldoende ruimte is tussen de onderkant van de wadi en de GHG.
Leegloop
Waterschap Aa en Maas houdt over het algemeen aan dat de voorziening binnen 5 droge dagen weer volledig beschikbaar is. Grofweg uitgaande van een infiltratieoppervlak van 400 m2 is met een infiltratiecapaciteit van 0,94 m/d een volume van 200 m3 binnen (200 * 24 ) / (400 * 0,94) = 13 uur geïnfiltreerd, waardoor de ledigingstijd voldoet aan de eisen.
Overstortmogelijkheid
Voor het geval de bergingsinhoud ter plaatse van de voorzieningen overbelast raakt om welke reden dan ook, dient een overstortmogelijkheid te worden voorzien. Op de perceelsgrens moet het water vrijelijk kunnen overstorten naar het openbare gebied zonder daarbij overlast te veroorzaken. Er liggen geen watergangen in de directe omgeving van het projectgebied liggen. Een overstort op richting de straat (en daarmee naar het rioolstelsel) ligt daarom het meest voor de hand. Dit dient te worden afgestemd met de gemeente.
Riolering
In de toegangsweg naar de zij-ingang van het te slopen pand ligt momenteel riolering van goede kwaliteit. Deze kan mogelijk ingepast worden in het bouwplan. Voor de toekomstige situatie wordt het gebied voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel die mogelijk aangesloten kan worden op de aanwezige riolering.
Het plangebied vraagt geen extra zorg met betrekking tot wateroverlast / water-op-straat vanuit het rioolstelsel.
Het Waterschap heeft op basis van het huidig Waterschapsbeleid geen opmerkingen op het voorliggend plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Een NNB-toets met compensatieplicht is daarmee niet aan de orde.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (14 februari 2023, HEL119) is als bijlage 11 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
Quickscan natuurwetgeving
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Kragten heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd om de effecten van het plan op beschermde soorten te bepalen: rapport "Hoefkens 5 te Helmond - Verkennend flora en faunaonderzoek " 24 januari 2022, HEL119). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 12.
Op basis van dit onderzoek concludeert Kragten dat:
Nader onderzoek natuurwaarden
Op basis van de conclusies uit de quickscan flora en fauna diende een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd te worden om de negatieve effecten op gebouwbewonende vleermuizen binnen het onderzoeksgebied ten gevolge van de ingreep te kunnen uitsluiten. Uit het nader onderzoek vleermuizen: rapport "Hoefkens 5 te Helmond - Nader onderzoek vleermuizen "7 december 2022, 20221207 RAP2.0) blijkt dat er binnen het onderzoeksgebied geen vleermuizen zijn aangetroffen. Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 13.
Er gaan door de ingreep geen verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis of andere vleermuissoorten verloren. Indien rekening gehouden wordt met het lichtschuw houden van de paarverblijfplaats in het naburige pand op Noord Parallelweg 23, worden geen vleermuizen verstoord door de werkzaamheden, voor wat betreft in de omgeving aanwezige paarplaatsen en foerageergedrag. Overige passende maatregelen zijn niet nodig.
Het onderzoeksgebied fungeert niet als essentieel leefgebied of essentiële vliegroute voor de gewone dwergvleermuis of andere soorten vleermuizen.
De ingreep leidt niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming.
Bescherming van houtopstanden
In het kader van de beoogde ontwikkeling is geen kap van bomen voorzien. Aangezien er geen bomen gekapt worden, is artikel 4.2 Houtopstanden van de Wet natuurbescherming niet van toepassing.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan. Met in acht neming van uitkomsten aanvullend onderzoek.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De op 26 september 2017 door de gemeenteraad vastgestelde 'Archeologische beleidskaart Helmond' (versie april 2017) geeft de gebieden aan waar archeologische resten in de bodem aanwezig zijn of verwacht mogen worden. Volgens de 'archeologische beleidskaart Helmond' is het plangebied gewaardeerd met een 'hoge archeologische verwachting'. In de omgeving van het plangebied zijn in het verleden veel sporen en vondsten verzameld uit de steentijd, ijzertijd en Romeinse tijd. De verwachting is dat sporen van nederzettingen ook in het plangebied liggen.
Dit betekent dat archeologisch onderzoek nodig is als de ingreep in de bodem groter is dan 100 m2 en dieper dan 50 cm beneden maaiveld. Het archeologisch onderzoek dient uitgevoerd te worden op basis van een, door het bevoegde gezag, goedgekeurd Programma van Eisen Archeologie.
De gronden van het plangebied zijn echter in de huidige situatie geheel bebouwd en bestraat. het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is op dit moment niet mogelijk.
Om de onderzoeksverplichting in de regels bij dit bestemmingsplan te borgen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' in de regels opgenomen.
Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Bij de ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met archeologisch onderzoek voorafgaand aan alle bodemingrepen. Dit betekent dat bestaande bouwwerken tot maaiveld mogen worden gesloopt. Verdere bodemingrepen moeten uitgevoerd worden op basis van een goedgekeurd Programma van Eisen Archeologie.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied bevinden zich geen gemeentelijke of van rijkswege beschermde monumenten. De 'Cultuurhistorische Waardenkaart' van de provincie Noord-Brabant geeft geen aanvullende cultuurhistorische informatie over het plangebied.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro). In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.
De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer waarmee de kosten 'anderszins verzekerd' zijn.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘'t Hout - De Hoefkens’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting in hoofdstuk 8 worden vermeld.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Bedrijf -1 (artikel 4)
De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bedrijf -2 (artikel 3)
De voor 'Bedrijf-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Groen (artikel 5)
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting; geluidwerende voorzieningen; speelvoorzieningen; waterpartijen, waterberging, waterlopen, wateropvang- en waterinfiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, leidingen en openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 6)
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer; parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen; geluidwerende voorzieningen; waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Wonen (artikel 7)
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
Waarde - Archeologie hoog (artikel 8 )
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' ligt op terreinen waarvoor conform de “Archeologische Waardenkaart Helmond” een hoge archeologische verwachting geldt. Binnen de aangewezen gebieden mag niet worden gebouwd. Hiervan kan worden afgeweken, mits:
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 9)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 10)
Hierin staat een verbod om te bouwen als daardoor andere bouwwerken met bijbehorend bouwperceel niet langer voldoen aan, en/of meer gaan afwijken van plan.
Algemene gebruiksregels (artikel 11)
Hier is een verbod opgenomen om de gronden en/of bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming(en).
Algemene afwijkingsregels (artikel 12)
Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen.
Algemene wijzigingsregels (artikel 13)
Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan onder voorwaarden te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van de bestemmingsgrenzen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 14)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 15)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Op 24 februari 2022 is de kennisgeving als bedoeld in artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd waarin is aangegeven dat er voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is.
Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening is een omgevingsdialoog gehouden. De eigenaren van de direct liggende bedrijven zijn persoonlijk geïnformeerd. De resultaten hiervan zijn verwerkt in een verslag en is deze als bijlage 14 opgenomen.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Omdat het een binnenstedelijk plan betreft zijn er geen provinciale belangen aan de orde. Het Waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op de in de toelichting en bijlage 10 opgenomen watertoets.
Het ontwerpbestemmingsplan ''t Hout - De Hoefkens' is, conform de wettelijke procedure, op 19 januari 2023 gepubliceerd en heeft vanaf 20 januari 2023 zes weken ter inzage
gelegen. Er zijn binnen genoemde termijn 3 schriftelijke zienswijzen naar voren gebracht die in de Nota van Zienswijzen kort zijn samengevat en becommentarieerd. De Nota van Zienswijzen is opgenomen in bijlage 15.
Het bestemmingsplan ''t Hout - De Hoefkens' is op 20 juni 2023 ongewijzigd vastgesteld.