Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Centrum III - de Waart Zuidrand
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0794.1000BP210222-2000
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
plan
het bestemmingsplan Centrum III - de Waart Zuidrand
met identificatienummer NL.IMRO.0794.1000BP210222-2000 van de gemeente Helmond;
 
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
aanduidingsvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
 
aan huis gebonden bedrijf
een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
 
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, vastgesteldtechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
 
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
 
achtergevellijn
de lijn langs de achtergevel van een gebouw; bij een verspringing in de achtergevel geldt als achtergevellijn de lijn langs het breedste deel van die achtergevel;
 
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
bebouwingspercentage
het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
 
bedrijfsvloeroppervlak
het totale oppervlak van de bouwlagen van een (horeca of dienstverlenend) bedrijf, kantoor of winkel met inbegrip van de daartoe behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;
 
bestaand
  1. bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het vastgesteld van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
 
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming;
 
bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
binnenterrein
een aan alle zijden, behoudens toegangswegen, grotendeels door zij- of achtergevels van bebouwing omsloten terrein;
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
bouwlaag
de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen;
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
 
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
 
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse, met dien verstande dat afhaalzaken niet onder detailhandel worden begrepen;
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;
 
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
 
geluidsgevoelig gebouw
een woning of een ander gebouw met een geluidsgevoelige functie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
 
gestapelde woning
een woning, waarboven of waaronder, andere woningen of delen daarvan zijn gelegen;
 
hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;
 
kamerverhuur
het verschaffen van onzelfstandige woonruimte;
 
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundigconstructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een bouwwerk, op of aan een van nature geaccidenteerd terrein, het gemiddelde aanliggende afgewerkte maaiveld;
 
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
 
straatmeubilair
alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeers-installaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;
 
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;
 
voorgevellijn
een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
 
wonen
het bewonen van een woning of als zodanig bestemd gebouw binnen de bestemming 'Wonen'.
 
woning
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten :
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf peil 1 tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouw zijnde gesitueerd op het dak van de gebouwde parkeervoorziening worden gemeten vanaf peil 2;
 
2.2 breedte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren;
 
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 de hoogte van een bouwlaag:
tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen;
 
2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw;
 
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.9 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, terrassen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen van balkons en/of terrassen niet meer dan 2,5 m1 en van overige ondergeschikte bouwonderdelen niet meer dan 1 m¹ bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor :
  1. woningen,
  2. aan huis gebonden beroepen met inachtneming van artikel 3.3.1 onder d.,
  3. tuinen en erven,
  4. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden en overige verhardingen met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het bestemmings- en langzaam verkeer,
  5. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een bestaande ondergrondse parkeergarage met daarbij behorende voorzieningen,
  6. parkeer-, groen-, afvalverzamel- en speelvoorzieningen,
  7. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen,
  8. leidingen en openbare nutsvoorzieningen,
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen :
  1. het aantal woningen bedraagt maximaal 104,
  2. een hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld',
  3. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte,
  4. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100%,
  5. woningen mogen slechts worden gebouwd onder voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  6. een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, conform de parkeernormen zoals opgenomen in de ‘Beleidsregel parkeernormen, Helmond 2022’, vastgesteld op 23 januari 2020. Indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  7. woningen mogen alleen worden gebouwd mits wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of wordt gebouwd conform het door burgemeester en wethouders verleende besluit hogere waarden Wet geluidhinder met de daarbij behorende voorwaarden;
  8. ondergrondse parkeergarage alsmede bovengrondse voorzieningen ten behoeve van deze parkeergarage zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’, waarbij de inrit van de garage tevens buiten het bouwvlak mag worden gesitueerd;
  9. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,5 m en een maximale oppervlakte van 30 m2.
 
3.2.2 Bijgebouwen
 
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  2. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte,
 
3.2.3. Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt:
    1. vóór de voorgevellijn maximaal 1 m;
    2. in of achter de voorgevellijn maximaal 2 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
  3. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten bedraagt maximaal 8 m;
 
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1. Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor:
  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Zie bijlage voor Staat van Bedrijfsactiviteiten voor Wonen).
  2. permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen;
  3. de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  4. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat;
    1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;
    2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
    3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
    4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Aan huis gebonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.1 onder c voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
  1. de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.) per woning maximaal 30 % van oppervlakte van de woning mag bedragen, met dien verstande dat het b.v.o. in ieder geval maximaal 60 m² mag bedragen;
  2. het betreft een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels
  3. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
  5. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
 
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
 
5.1. Algemeen
 
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
 
5.2. Verboden gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als :
 
  1. stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk;
  4. volkstuinen
  5. een seksinrichting, dan wel ten behoeve van prostitutie;
  6. een coffeeshop;
  7. een amusementshal voor speel- en gokautomaten;
  8. een kienhal;
  9. een casino.
 
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
 
6.1 Vrijwaringszone – straalpad
 
6.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – straalpad‘ zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding.
 
6.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 mag niet hoger worden gebouwd dan 51 meter ten opzichte van NAP ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – straalpad’.
 
6.1.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding.
 
6.2 Veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven
 
6.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven' geldt dat die gronden, naast de andere aangewezen bestemmingen, tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in de bodem.
 
6.2.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden -in aanvulling op het hierover gestelde in de overige bestemmingsregels- de volgende regels:
  1. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport in de vorm van een risicoanalyse te overleggen, waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport volgt uit een bureaustudie en betreft een historisch vooronderzoek-niet gesprongen explosieven
  2. Het rapport als bedoeld onder a bevat tevens een onderzoek naar de naoorlogse (graaf)werkzaamheden op de locatie, waaruit blijkt welke grond na de oorlog zodanig geroerd is dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein wordt.
  3. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de bescherming van het woon- en leefklimaat niet in voldoende mate is vastgesteld, dient de aanvrager aan te geven op welke wijze de risico's teniet gedaan worden. Dit kan door het indienen van:
    1. een Projectgebonden Risicoanalyse, waarbij voor het niet-gesprongen explosieven-risicogebied de naoorlogse uitgevoerde werkzaamheden in kaart worden gebracht, indien nodig gevolgd door
    2. Detectieonderzoek waarbij wordt nagegaan of zich verdachte objecten in de grond bevinden, en indien nodig gevolgd door een
    3. Benadering en veiligstelling van aangetroffen verdachte objecten
  4. Alle onder c genoemde onderzoeken moeten worden uitgevoerd conform de WSCS-OCE (inmiddels heet dit CS-OOO).
  5. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die mogen worden opgericht krachtens een reeds verleende vergunning.
 
6.2.3 Specifieke gebruiksregels
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
 
6.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden uit te voeren waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm.
  2. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing indien een rapport in de vorm van een (beperkte) risicoanalyse is overgelegd, waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Het rapport als bedoeld onder b volgt uit een bureaustudie en betreft een historisch vooronderzoek-niet gesprongen explosieven en bevat tevens informatie over de naoorlogse (graaf)werkzaamheden op de locatie, waaruit blijkt welke grond na de oorlog zodanig geroerd is dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein wordt.
  4. Het verbod als bedoeld onder a is tevens niet van toepassing op de volgende werken en/of werkzaamheden:
    1. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    2. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  5. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient de aanvrager aan te geven op welke wijze de risico's teniet worden gedaan. Dit kan door het indienen van:
    1. een Projectgebonden Risicoanalyse, waarbij voor het niet-gesprongen explosieven-risicogebied de naoorlogse uitgevoerde werkzaamheden in kaart worden gebracht, indien nodig gevolgd door
    2. Detectieonderzoek waarbij wordt nagegaan of zich verdachte objecten in de grond bevinden, en indien nodig gevolgd door een
    3. Benadering en veiligstelling van aangetroffen verdachte objecten
  6. Alle onder c genoemde onderzoeken moeten worden uitgevoerd conform de WSCS-OCE (inmiddels heet dit CS-OOO).
 
 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van deze maten;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. het bouwen van erkers, serres, balkons, trappenhuizen, liftopbouwen, overstekende daken, gedeeltelijke overbouwing van straten voor centrumfuncties, verbindingen tussen gebouwen, torentjes, masten en andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen;
  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  5. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
 
7.2 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning om af te wijken van de in lid 1 opgenomen regels kan slechts worden verleend, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
 
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
 
Artikel 9 Overige regels
 
9.1 Parkeereis
  1. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd en vervolgens in stand te worden gehouden. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, indien wordt voldaan aan de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020', als inwerking getreden op 23 januari 2020. Indien deze beleidsregel gedurende de werking van dit plan wordt gewijzigd, dient aan de gewijzigde beleidsregel te worden voldaan;
  2. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen dient hieraan op het betreffende perceel tenminste voldaan te worden.
 
9.2 Afwijken van de parkeereis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 indien:
  1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte en/of laad- en losruimte wordt voorzien;
  2. uit de bedrijfsvoering (aantoonbaar) blijkt dat minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  3. geheel of gedeeltelijk wordt voorzien in de aanleg van parkeerplaatsen in het openbaar gebied, mits:
    1. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein;
    2. ter compensatie kan worden voorzien in een parkeerplaats in de openbare ruimte;
    3. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.
 
9.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 9.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
    3. mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan "Centrum III - de Waart Zuidrand”.