Gemeente:
Helmond
Plannaam:
Buitengebied Helmond - Ruwe Putten 3
Status:
vastgesteld
IDN naam:
NL.IMRO.0794.0000BP150010-2000

Regels

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 4 Antidubbeltelbepaling

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Artikel 6 Algemene bouwregels

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL

Artikel 8 Overgangsrecht

Artikel 9 Slotregel

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan

het bestemmingsplan Buitengebied Helmond - Ruwe Putten 3 met identificatienummer NL.IMRO.0794.0000BP150010-2000 van de gemeente Helmond;

 

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

 

andere-werken

werken, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

 

archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

bebouwingspercentage

het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

 

bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

 

bestaand

  1. bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming;

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen;

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

 

bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;

 

gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

 

hoofdgebouw

gebouw dat zowel functioneel als voor wat betreft de afmetingen bepalend is voor de bestemming;

 

kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde omstandigheden;

 

omgevingsvergunning aanlegactiviteit

een vergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3. onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

 

ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

 

peil

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan de hoofdtoegang aansluitende afgewerkte terrein;

 

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

straatmeubilair

alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeers-installaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

 

permanente teeltondersteunende voorziening

ondersteunende voorziening, niet zijnde een kas, die een onderdeel is van de totale bedrijfsvoering van een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomkwekerij, die gebruikt wordt om de bedrijfsvoering te optimaliseren. Door de voorziening vindt de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroering of - verlaten en/of het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;

 

uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

 

wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze wet luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

 

 

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren;

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een

daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of

het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein

ter plaatse van het bouwwerk.

 

hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen;

 

horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw;

 

verticale diepte van een bouwwerk:

van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw.

 

de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine

 

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m¹ bedraagt.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' tevens permanente teeltondersteunende voorzieningen;

  3. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen, anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;

  4. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;

  5. infrastructurele voorzieningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;

  6. sloten en watergangen;

  7. extensieve recreatie;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. groenvoorzieningen;

  4. overige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. voeropslag, waaronder begrepen kuilvoerplaten en sleufsilo's niet is toegestaan, tenzij bestaand ten tijde tervisielegging ontwerp bestemmingsplan;

  2. voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest niet zijn toegestaan;

  3. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als paardrijbak niet is toegestaan.

 

3.2 Bouwregels

Op de voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' mogen permanente teeltondersteunende voorzieningen met een maximum bouwhoogte van 3,5 m1 worden gebouwd.

  2. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde mag maximaal 1 m1 bedragen.

 

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. de landschappelijke waarde van de gronden;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de landschappelijke waarde.

 

3.4 Ontheffing van de gebruiksregels

 

3.4.1 Ontheffing

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder e ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- en ruiterpaden.

 

3.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in 3.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.

 

3.5 Aanlegvergunning

 

3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde gezag (omgevingsvergunning) de in de bijlage Tabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.

 

3.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3.5.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de landschappelijke waarden als bedoeld in 3.1.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap wijzigen in de bestemming 'Natuur':

 

3.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  4. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 4 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

 

5.1 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:

  1. het uitvoeren van de in de bijlage Tabel omgevingsvergunning aanlegactiviteit genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een 'T' is vermeld;

  2. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, of bij omgevingsvergunning een afwijking is vereist en deze is verleend.

 

5.2 Strijdig gebruik

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en/of de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en). Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  3. een gebruik van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk;

  4. een gebruik van gronden voor:

  1. volkstuinen, uitgezonderd gronden ter plaatse van de aanduiding volkstuin';

  2. het beoefenen van de modelvliegtuigsport alsmede voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen;

  1. militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoertuigen worden gebruikt;

  2. een gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  1. een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;

  2. een coffeeshop;

  3. een amusementshal voor speel- en gokautomaten;

  4. kienhal;

  5. casino.

 

 

Artikel 6 Algemene bouwregels

Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.

 

 

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

7.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

 

  1. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m¹, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

 

7.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning om af te wijken van de in lid 1 opgenomen regels kan slechts worden verleend, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  4. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL

 

Artikel 8 Overgangsrecht

 

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
    mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 9 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan "Buitengebied Helmond - Ruwe Putten 3".