Op het plan zijn de regels van artikel 3, behorende bij het moederplan zoals genoemd in artikel 1.3, voor zover relevant, van toepassing. Met dien verstande dat de volgende regels aan het wijzigingsplan worden toegevoegd en/of gewijzigd.
Na artikel 3.4 (Specifieke gebruiksregels) wordt een nieuw artikel 3.4.1 toegevoegd luidend:
Artikel 3.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – voorwaardelijke verplichting’ ter plaatse van het bouwvlak en/of de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ conform de bestemming ‘Agrarisch’ is alleen toegestaan, indien de landschappelijke inpassing binnen maximaal 12 maanden na het onherroepelijk worden van het plan is aangelegd conform het inrichtingsplan en aldus in stand wordt gehouden. Onder inrichtingsplan wordt in deze planregels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
Aan artikel 3.5 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt na artikel 3.5.2 een nieuw artikel 3.5.3 toegevoegd luidend:
Artikel 3.5.3 Afwijken landschappelijk inpassingsplan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1, teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels toe te staan, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inpassingsplan overlegd.