direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Heikant 10, Helvoirt
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.WP16BGDeHeikant10-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "De Heikant 10, Helvoirt" van de gemeente Haaren.

1.1 Aanleiding en doel

Op het adres De Heikant 10 in het buitengebied van Helvoirt staan een burgerwoning en enkele bijgebouwen. Het perceel heeft een oppervlakte van totaal circa 14.000 m², waarvan 3420 m² voor 'Wonen' is bestemd. Het overige perceeldeel heeft een agrarische bestemming met landschaps- en natuurwaarden.

Eigenaar de heer M. Trum wil een onoverdekte paardenbak bij zijn woning aanleggen. Conform het vigerende bestemmingsplan moet een dergelijke voorziening binnen de woonbestemming worden gerealiseerd. Hoewel de bestemming 'Wonen' ter plaatse voldoende groot is, is de vorm van de bestemming dusdanig dat er geen paardenbak (40x20 meter) kan worden aangelegd.

Het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Haaren" (2011) (inclusief de correctieve herziening van 2014) bevat een wijzigingsbevoegdheid die onder voorwaarden een vormverandering van de woonbestemming mogelijk maakt.

Voorliggende toelichting bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.WP16BGDeHeikant10-ON01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.WP16BGDeHeikant10-ON01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Helvoirt, sectie B, nummer 1497 (gedeeltelijk).

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 3.675 m². De gronden zijn eigendom van de heer M. Trum.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeren twee bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan "Buitengebied Haaren", vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juli 2009;
  • bestemmingsplan "Buitengebied Haaren, correctieve herziening", vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2014.

De correctieve herziening bevat voor onderhavig plangebied uitsluitend een gedeeltelijke aanpassing van de regels. De verbeelding van het bestemmingsplan uit 2009 is van toepassing gebleven.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.WP16BGDeHeikant10-ON01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van een groot deel van het plangebied geldt de bestemming 'Wonen', waarbinnen maximaal één woning is toegestaan.
Het oostelijk deel van het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1', waar onder meer grondgebonden agrarische bedrijfsvoering mag plaatsvinden. Het aanleggen van een paardenbak buiten een bouwvlak is niet toegestaan.
Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1' gelden tevens de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied'.

Binnen het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Hierop wordt in paragraaf 5.2.1 nader ingegaan.

Artikel 40.1 van de planregels bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden verschuiven van bestemmingsgrenzen. In paragraaf 7.1 zijn de voorwaarden en een toetsing daaraan opgenomen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

In dit hoofdstuk is een analyse van het plangebied en omgeving opgenomen. Onderstaande afbeelding geeft het plangebied in zijn omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.WP16BGDeHeikant10-ON01_0004.jpg"

PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING

Het plangebied is onderdeel van het buitengebied tussen de kern Helvoirt en de Loonse en Drunense Duinen. Het landschap bestaat uit een afwisseling van open agrarische percelen en bospercelen, een kenmerk van de Brabantse zandgronden.

Langs het plangebied loopt de beek de Zandleij, die zowel een functie voor de waterhuishouding vervult, als een ecologische verbindingszone vormt. In de omgeving van het plan wordt het beekdal niet ervaren, noch door de maaiveldhoogten, noch door de parcellering.

Het plangebied ligt aan het einde van de doodlopende weg De Heikant. De weg liep overigens tot medio jaren '80 door tot de Udenhoutseweg ten zuiden van de Zandleij (niet afgebeeld). Enkele lijnen in het landschap en solitaire bomen herinneren hier nog aan.

Direct ten westen van het plangebied ligt een melkveehouderij met de nodige bedrijfsgebouwen en twee bedrijfswoningen.

In het plangebied staat een woonboerderij met enkele bijgebouwen. Ten zuiden van de woonboerderij is een moestuin aangelegd. Het woonperceel wordt aan de noord- en zuidzijde begrensd door bomenrijen. Aan de oostzijde is zicht op het open landschap.

Hoofdstuk 3 Plan

Het plan omvat het in gebruik nemen van het noordelijke bijgebouw voor het stallen van enkele paarden. Het aantal paarden blijft binnen de grenzen van het hobbymatige. Voorts wordt direct ten oosten van de woonboerderij een nieuwe paardenbak aangelegd. De paardenbak, met de officiële afmetingen van 40 x 20 meter, is uitsluitend voor eigen gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.WP16BGDeHeikant10-ON01_0005.jpg"

SITUERING PAARDENBAK

Voor de landschappelijke inpassing van de paardenbak en het woonperceel is een landschapsplan opgesteld, zie bijlage 1 van de regels. De uitvoering en instandhouding van de in het landschapsplan opgenomen maatregelen zijn in de planregels geborgd.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Vanwege de beperkte omvang van het plan wordt uitsluitend ingegaan op het beleid op:

  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de Verordening ruimte 2014.

4.1.1 Verordening ruimte 2014

De Verordening ruimte 2014 (geconsolideerde versie per 1 januari 2016) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De structuren zijn provinciedekkend. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied gelden er één of meerdere aanduidingen.
Het plangebied ligt binnen de structuur 'Groenblauwe mantel'. In de zone langs de Zandleij gelden de aanduidingen 'ecologische verbindingszone' en 'behoud en herstel watersystemen'. Daarnaast geldt de algemene regel aangaande de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.

Groenblauwe mantel
In het buitengebied van de provincie Noord-Brabant - dat bestaat uit de structuren 'Ecologische hoofdstructuur', 'Groenblauwe mantel' en 'Gemengd landelijk gebied' - mogen in principe geen nieuwe woningen worden toegevoegd. Daarvan is hier ook geen sprake. De Verordening spreekt zich niet uit over de vorm van de woonbestemming. De voorgenomen vormverandering van het bestemmingsvlak past binnen de doelstellingen van de Verordening.

Ecologische verbindingszone en Behoud en herstel watersystemen

Hoewel er langs de Zandleij geen fysieke ontwikkelingen voorzien zijn, leidt de vormverandering ertoe dat de woonbestemming niet meer direct aan de Zandleij zal grenzen. Hierdoor ontstaat planologische ruimte voor eventuele natuurlijke of waterhuishoudkundige ontwikkelingen langs de Zandleij.

Bevordering ruimtelijke kwaliteit
Conform artikel 3 van de Verordening moet een ruimtelijk plan bijdragen aan de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in zorgvuldig ruimtegebruik en kwaliteitsverbetering van het landschap.

Voorliggend plan voorziet in zorgvuldig ruimtegebruik, doordat er door de vormverandering sprake blijft van een compact bestemmingsvlak 'Wonen'. Er wordt geen onnodige ruimte voor de woonfunctie ingenomen.

Omdat het plan uitsluitend in een vormverandering (zonder uitbreiding) van een bestaande woonbestemming voorziet, is geen bijdrage aan de kwaliteit van het landschap (artikel 3.2 Verordening) nodig. Omdat een landschappelijke inpassing gewenst is, is een landschapsplan opgesteld (zie hoofdstuk 3). De uitvoering en instandhouding van het landschapsplan is in de planregels geborgd.

Het plan voldoet aan de doelstelling van de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Verordening ruimte.

4.2 Gemeentelijk niveau

4.2.1 Structuurvisie Haaren

Op 22 januari 2015 heeft de gemeenteraad van Haaren de "Structuurvisie Haaren" vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke projecten. De structuurvisie bevat tevens handreikingen voor de omgang met het landschap bij ruimtelijke ontwikkelingen: het Haarens Kwaliteitsmenu.

De structuurvisie stelt geen specifieke kaders aan de vormverandering van bestaande woonpercelen. In algemene zin geldt dat de gemeente Haaren de woonwensen van de eigen en nieuwe inwoners centraal stelt. Medewerking verlenen aan de vormverandering van het woonperceel De Heikant 10 sluit hierbij aan.

Het plangebied ligt binnen de zone Beekdal Zandleij - een gebied met groene kamers waarbinnen de beek is opgenomen. Het opgestelde landschapsplan is gericht op de landschappelijke inpassing van de paardenbak en het woonperceel, en draagt daarmee bij aan de kwaliteit van het beekdal.

Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Haaren.

4.2.2 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

Naar aanleiding van het uitgangspunt ten aanzien van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte 2014 (zie paragraaf 4.1.1) en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken heeft de gemeente Haaren op 21 februari 2013 de Regeling 'Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Haaren' vastgesteld.

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Verordening in relatie tot voorliggend wijzigingsplan.

In de gemeentelijke Regeling is opgenomen dat de basisinspanning voor de kwaliteitsverbetering 20% bedraagt van de waardevermeerdering van de grond. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de waarde van de grond op basis van het vigerende bestemmingsplan en de waarde op basis van het nieuwe bestemmingsplan, uitgedrukt in euro's.

Voorliggend plan voorziet in de vormverandering van een bestaande woonbestemming. Er vindt geen uitbreiding van de bestemming plaats. Er is derhalve geen sprake van een waardevermeerdering van de grond. Er hoeft geen kwaliteitsverbetering van het landschap plaats te vinden.
Voor een goede landschappelijke inpassing van de paardenbak en het woonperceel is een landschapsplan opgesteld, waarvan de uitvoering en instandhouding in de planregels is geborgd. Hiermee wordt voldaan aan de Regeling 'Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Haaren'.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

De voorgenomen vormverandering van het bestemmingsvlak is nodig voor het aanleggen van een paardenbak. Er wordt in het deel waarvan de agrarische bestemming in 'Wonen' wordt gewijzigd geen gebouw voor langdurig verblijf van personen gerealiseerd. Het bestemmingsplan staat daarnaast het verplaatsen van de woning niet toe.

Het plan geeft geen aanleiding tot het uitvoeren van een bodemonderzoek.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan omvat de bestemming 'Wonen'. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Het deel van het plangebied waarvan de agrarische bestemming wordt gewijzigd in een woonbestemming ligt niet binnen de richtafstand van bedrijven. Het plan vormt derhalve geen belemmering voor de omliggende bedrijven en er blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe kwetsbare objecten. In de omgeving van het plangebied liggen bovendien geen risicovolle inrichtingen of routes die een belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven.

5.1.4.2 Analyse

Ten westen van het plangebied ligt de melkveehouderij De Heikant 10c. Conform artikel 4 van de Wet geurhinder en veehouderij moet de afstand tussen een melkveehouderij en een geurgevoelig object in het buitengebied ten minste 50 meter bedragen.

De feitelijke afstand tussen de melkveehouderij en de bestaande woning binnen het plangebied is kleiner dan 50 meter. Omdat er geen nieuwe geurgevoelige objecten worden toegevoegd en de vormverandering van het bestemmingsvlak er niet toe leidt dat de woning dichter bij de melkveehouderij kan worden herbouwd, is er geen sprake van een extra belemmering van het agrarisch bedrijf en is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
Het plan is dermate beperkt van omvang dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet direct nabij een autosnelweg of een andere weg met een zeer hoge verkeersintensiteit. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Zoals in paragraaf 1.3 reeds aangegeven geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. In beginsel geldt dat activiteiten in de bodem voorafgegaan moeten worden door een archeologisch onderzoek. Binnen de zone 'Waarde - Archeologie 2' geldt echter een vrijstelling voor activiteiten met een oppervlakte kleiner dan 100 m² ongeacht de diepte, en voor activiteiten met een grotere oppervlakte waarbij niet dieper dan 50 centimeter geroerd wordt.

Voor de aanleg van de paardenbak wordt de bodem niet dieper dan 50 centimeter geroerd, waardoor deze activiteit binnen de vrijstelling valt. Er is geen archeologisch onderzoek nodig.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat - op basis van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 - te allen tijde de meldingsplicht van toepassing is indien bij werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

  • de Natuurbeschermingswet 1998, deze beschermt waardevolle natuurgebieden;
  • de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

In de PAS is rekening gehouden met een autonome economische groei van 2,5% per jaar. Voorgenomen vormverandering behoort tot de autonome groei. Een nadere beoordeling aan de PAS is niet nodig. Het plan heeft geen negatief effect op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Het plan omvat de aanleg van een paardenbak op gronden die thans als weide worden gebruikt. Binnen het plangebied zijn merendeels algemeen voorkomende soorten aanwezig, die hun leefgebied hebben in agrarisch gebied. Voor deze soorten zal met de voorgestane ontwikkeling een berperkte hoeveelheid leefgebied verloren gaan, maar er worden geen biotopen aangetast, omdat in de directe omgeving van het plangebied voldoende agrarisch gebied voor hervestiging aanwezig blijft.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

5.3.2 Hemelwater

Om de paardenbak ook tijdens natte perioden te kunnen gebruiken wordt een drainagesysteem aangelegd, die uitkomt op een sloot/greppel. Er zal geen water rechtstreeks op de Zandleij worden geloosd.

Het plan omvat geen aanpassing van de gebouwen. De hemelwaterafvoer blijft onveranderd.

5.3.3 Afvalwater

Het vuile afvalwater vanuit de woning blijft ongewijzigd op de bestaande riolering in De Heikant geloosd worden.

5.3.4 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

Planschade
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Haaren wordt een planschadeovereenkomst afgesloten, zodat eventuele reële aanvragen inzake de tegemoetkoming in de planschade voor rekening van de initiatiefnemer zullen komen.

Gemeentelijke grondexploitatie
Het plan betreft een particulier initiatief, waaraan geen kosten voor de gemeente zijn verbonden.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Toetsing plan aan de wijzigingsregels

Zoals in paragraaf 1.3 vermeld, bevat voorliggend wijzigingsplan de onderbouwing voor de vormverandering van een bestaand bestemmingsvlak 'Wonen'. De voorwaarden voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zijn beschreven in artikel 40.1 van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Haaren, correctieve herziening". Hieronder is dit artikel integraal overgenomen:

"40.1 - Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;
  • b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  • c. door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast."

Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.

ad a.   De verschuiving bedraagt maximaal 5 meter. Hiermee wordt aan deze voorwaarde voldaan.  
ad b.   Het vigerende bestemmingsvlak 'Wonen' heeft een oppervlakte van 3420 m². In voorliggend wijzigingsplan heeft het bestemmingsvlak een omvang van 3555 m²; een toename van 4%, waarmee aan de voorwaarde wordt voldaan.  
ad c.   Paragraaf 5.2 bevat een toetsing aan de verschillende waarden. Daaruit volgt het het plan geen waarden aantast.  

Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden voor de wijziging wordt voldaan.

7.2 Planregels

Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in de bestemmingsplannen:

  • "Buitengebied Haaren" (NL.IMRO.0788.BP1001BG00000M100-OH01), vastgesteld op 9 juli 2009 en;
  • "Buitengebied Haaren, correctieve herziening" (NL.IMRO.0788.BP14BGcorhz-VA01), vastgesteld op 11 september 2014;

Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.

Het plan omvat uitsluitend een vormverandering van het bestemmingsvlak 'Wonen', waarbij ook de vorm van de aangrenzende bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1' en bijbehorende aanduidingen wordt gewijzigd.

In de planregels worden de planregels van de vigerende bestemmingsplannen van toepassing verklaard. Voorts is een gebruiksregel toegevoegd ter borging van de uitvoering en instandhouding van het landschapsplan.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan
  • 3. Vaststelling door college van burgemeester en wethouders
  • 4. Terinzagelegging vastgesteld wijzigingsplan.

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpwijzigingsplan toegezonden aan de betrokken instanties, te weten de provincie Noord-Brabant en Waterschap De Dommel. Deze instanties hebben als volgt gereageerd:

  • De provincie Noord-Brabant geeft te kennen dat het voorontwerpwijzigingsplan haar geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
  • Waterschap De Dommel meldt dat te zijner tijd door de initiatiefnemer een watervergunning moet worden aangevraagd voor het aanleggen van de drainage van het paardenbak.

De gemaakte opmerkingen vormen geen aanleiding tot aanpassing van het wijzigingsplan.