direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Mgr. Bekkersplein 9-11, Haaren
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.PAB1300HRNBKKPLP01-ON01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aan het Mgr. Bekkersplein 9-11 te Haaren staat een pand met twee verdiepingen. Op de begane grond is een Rabobank-filiaal gevestigd; de eerste en tweede verdieping staan momenteel leeg. De eigenaar heeft de intentie de eerste en tweede verdieping van het pand aan een praktijk voor fysiotherapie en fitness, FysioFit, thans gevestigd op het adres Leypad 1 in Haaren, te verhuren.

Op basis van het bestemmingsplan Kom Haaren is de vestiging van een fitnesscentrum hier niet toegestaan. De gemeente Haaren heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van het afgeven van een omgevingsvergunning in afwijking van het vigerend planologisch regime. Voor een zodanige activiteit (gebruik in strijd met het vigerende bestemmingsplan) kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Voorliggend rapport bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het initiatief. In deze ruimtelijke onderbouwing is een ruimtelijke, planologische, (milieu)technische en economische afweging opgenomen. Het initiatief wordt in het vervolg van dit rapport "het project" genoemd.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.PAB1300HRNBKKPLP01-ON01_0001.jpg"

topografische situatie 

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend project ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.PAB1300HRNBKKPLP01-ON01_0002.jpg"

kadastrale situatie

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Haaren, sectie E, nummer 2440. In 2009 heeft J.P. Heijmans Vastgoed B.V. vier appartementsrechten gekocht, die rechtgeven op het uitsluitend gebruik van de ruimte: 5058 A1, A2, A3 en A4. Appartementsindexen A1 en A2 hebben betrekking op de begane grond, waarin een Rabobank-filiaal en een deel van een Albert Heijn-filiaal zijn gevestigd. Appartementsindexen A3 en A4 hebben betrekking op de eerste en tweede verdieping.

De oppervlakte van de gronden binnen het plangebied bedraagt 705 m².

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Kom Haaren":

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 april 2013.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.PAB1300HRNBKKPLP01-ON01_0003.jpg"

uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan

Toetsing van het project aan het vigerende bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen de bestemming 'Gemengd'. Ter plaatse van de bebouwing is een bouwvlak opgenomen. Binnen de regeling van deze bestemming is onderscheid gemaakt in toegestane functies op de begane grond en die op de verdieping. Er wordt getoetst aan de regels voor de verdieping van het gebouw. Hier zijn opslag, horeca (niet zijnde dancing/disco of amusementshal), wonen en kantoren toegestaan.

Een fitnesscentrum met fysiotherapie valt niet binnen deze omschrijving en is dan ook niet toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan.

Conclusie
Het project kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van het bestemmingsplan Kom Haaren. Om deze reden wordt een procedure voor een omgevingsvergunning in afwijking van het vigerende planologisch regime doorlopen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.PAB1300HRNBKKPLP01-ON01_0004.jpg"

plangebied en omgeving


Het plangebied ligt in het centrum van de kern Haaren waar sprake is van een menging van uiteenlopende functies zoals detailhandel, dienstverlening, horeca, maatschappelijke functies en wonen.

Het project betreft de 1e en 2e verdieping van een pand met huisnummers Mgr. Bekkersplein 9 en 11. Op de begane grondlaag van deel van het pand is een Rabobank-filiaal gevestigd. De verdiepingen boven de nummers 9 en 11 staan momenteel leeg. Het Mgr. Bekkersplein is in gebruik als parkeerplaats voor de centrumvoorzieningen.

Tegenover het pand, aan de andere zijde van het Mgr. Bekkersplein, zijn het gemeentehuis, politiebureau en waterschapskantoor gevestigd. Daarachter staat de Sint-Lambertuskerk. Hier liggen nog meer openbare parkeerplaatsen. Ten noorden van het plangebied staat het woonzorgcentrum Haarensteyn. Ten zuiden en ten oosten van het Mgr. Bekkersplein, in de Kerkstraat en Driehoeven, zijn nog enkele detailhandel- en horecagelegenheden.

Het pand aan het Mgr. Bekkersplein bestaat uit twee bouwlagen met een zadeldak. De etalages en de entrees voor bezoekers grenzen aan het plein. Goederen worden aan de achterzijde van het pand, dat via de Kerkstraat en de Haarensteijnstraat bereikbaar is, geladen en gelost.

Hoofdstuk 3 Project

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke project.

In bijlage 1 is een plattegrond met de voorgenomen indeling van het pand opgenomen, alsmede het toekomstige gevelbeeld.

3.1 Functies

Op basis van het vigerend bestemmingsplan zijn binnen het plangebied opslag, horeca, wonen en kantoren toegestaan. Het initiatief betreft de wijziging van de huidige gebruiksmogelijkheden binnen de bestaande bebouwing. De bouwmogelijkheden veranderen niet.

In het pand zal een fitnesscentrum met fysiotherapie gevestigd worden. Op de 1e verdieping komen een sportruimte, garderobes, douches en toiletten. Op de 2e verdieping zijn vier behandelkamers en een sport-/ontspanningsruimte voorzien. De gebruiksoppervlakte (gbo) van de ruimten voor deze functies betreft in totaal 336 m². Het bruto vloeroppervlak (bvo) bedraagt circa 400 m2. De ingang tot de praktijk komt aan het Mgr. Bekkersplein te liggen.

3.2 Verkeer en parkeren

Verkeersaantrekkende werking
De verkeersaantrekkende werking is berekend met behulp van de ASVV 2004 (CROW). Hierin zijn kengetallen voor een gedetailleerde berekening van de verkeersgeneratie opgenomen.

Het plangebied ligt binnen het 'centrum'. In de ASVV is een categorie 'fitnesscentra en fitnessstudio's/sportscholen' opgenomen. De verkeersgeneratie voor een fitnessstudio bedraagt 9,3 bewegingen per 100 m² bvo. In het plan is sprake van 400 m² bvo, wat resulteert in (9,3 x 400 / 100) = 37 voertuigbewegingen per etmaal.

Er zijn reeds functies als kantoren, horeca en wonen toegestaan binnen het pand. Deze functies hebben een vergelijkbaar aantal voertuigbewegingen tot gevolg. Het aantal voertuigbewegingen van 37 heeft, mede gezien de ligging in het centrumgebied, geen onevenredige toename van de verkeersdruk tot gevolg.

Parkeren
De parkeernormen van de gemeente Haaren zijn vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP Haaren).

Het vigerend bestemmingsplan staat op dit moment kantoren, horeca en wonen toe op de verdiepingen van het pand. Een restaurant (horeca) geeft de planologisch maximale parkeerdruk. De gemeentelijke parkeernorm voor een restaurant bedraagt 15 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Dit resulteert - met een bruto vloeroppervlakte van 400 m2 - in een parkeerbehoefte van 15 x 400 / 100 = 60 parkeerplaatsen.

Op de eerste verdieping is de fitnessruimte voorzien met een bruto vloeroppervlakte van circa 7,6 x 26,6 = 200 m². Op de tweede verdieping zijn 4 behandelkamers gepland en een 'sport/ontspanningsruimte' van circa 7,6 x 8,9 = 70 m2.
Een 'sportschool' heeft een parkeernorm van 4,5 parkeerplaats per 100 m² bvo. De eerste verdieping plus de 'sport/ontspanningsruimte' worden als 'sportschool' beschouwd. De parkeerbehoefte hiervan bedraagt: 4,5 x (200 + 70) / 100 = 12,1 parkeerplaatsen.
Een fysiotherapeut heeft een parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen per behandelkamer. Met 4 behandelkamers zijn 1,8 x 4 = 7,2 parkeerplaatsen nodig.
In totaal zouden dus 20 (12,1 + 7,2 = 19,3) parkeerplaatsen nodig zijn.

In het vigerende bestemmingsplan zijn functies op de verdiepingen toegestaan die leiden tot een parkeerbehoefte van maximaal 60 parkeerplaatsen. Voorliggend initiatief heeft een parkeerbehoefte van 20 parkeerplaatsen. Hieruit wordt geconcludeerd dat voor de geplande functie (veel) minder parkeerplaatsen nodig zijn dan voor functies die nu al mogelijk zijn op basis van het vigerend bestemmingsplan. Het initiatief voldoet derhalve aan de gemeentelijke parkeernorm.

3.3 Groen en water

Binnen het plangebied bevindt zich geen groen of oppervlaktewater. Het plan betreft uitsluitend een wijziging in het gebruik van het pand. De terreininrichting zal niet veranderen ten opzichte van de huidige situatie.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het project getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het rijk voor minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Voorliggend initiatief raakt geen van deze nationale belangen.

Conclusie
Het project is niet in strijd met c.q. past binnen het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het project.

4.1.3 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig project.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte Noord-Brabant.

Het project wordt aan deze twee documenten getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Analyse
Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De kernen in het landelijk gebied moeten conform het provinciale beleid voorzien in de opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte voor wonen, werken en voorzieningen. Hierbij moet zoveel mogelijk gezocht worden naar ruimte binnen het bestaand ruimtebeslag van de kernen.

Onderhavig plan betreft de vestiging van een fitnesscentrum met fysiotherapie binnen een reeds bestaand pand in het dorpscentrum van Haaren.

Conclusie
Onderhavig project past in het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte

Op 1 juni 2012 is de Verordening ruimte 2012 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Het project ligt in het stedelijk gebied van Haaren. Voor het plan zijn specifiek de artikelen 3.2 en 3.8 van toepassing.

"Artikel 3.2 - Stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied

Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Artikel 3.8 - Regels voor bestaande en nieuw te vestigen bedrijven in kernen in landelijk gebied of hun zoekgebied

  • 1. Bestemmingsplannen die zijn gelegen in een kern in landelijk gebied of zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, behorend bij een kern in landelijk gebied, sluiten uit dat bedrijven gelegen zijn op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m².
  • 2. n.v.t.
  • 3. n.v.t.
  • 4. n.v.t."

Analyse

ad art. 3.2   Onderhavig plan betreft een stedelijke ontwikkeling en ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.  
ad art. 3.8   Het bestemmingsvlak waarin de fitnesspraktijk is geprojecteerd heeft een oppervlakte van 705 m². Dit is ruim minder dan de maximaal toegestane 5.000 m². Aan de voorwaarde wordt voldaan.  


Conclusie
Het project past binnen het beleid van de provinciale Verordening ruimte.

4.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig project.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 StructuurvisiePlus

Door de gemeente Haaren is op 4 mei 2004 de StructuurvisiePlus vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.PAB1300HRNBKKPLP01-ON01_0005.jpg"

uitsnede plankaart duurzaam ruimtelijk structuurbeeld, StructuurvisiePlus


Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'centrumvoorzieningen', waarbinnen detailhandelsvoorzieningen en publieke voorzieningen zijn gedacht. De voorgenomen ontwikkeling, het vestigen van een fitnesscentrum met fysiotherapie, past dus binnen de visie van de StructuurvisiePlus.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de StructuurvisiePlus van de gemeente Haaren.

4.3.2 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig project.

4.4 Conclusies beleidskader

Concreet houdt het beleidskader het volgende in voor de ontwikkeling van het plangebied:

  • 1. Het project is in overeenstemming met de nationale en provinciale beleidskaders.
  • 2. De ontwikkeling past binnen de StructuurvisiePlus van de gemeente Haaren.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit

5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Het project betreft de wijziging van de gebruiksmogelijkheden van een bestaand pand waarop een gemengde bestemming rust. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is niet nodig omdat:

  • het fitnesscentrum op de 1e en 2e verdieping van het bestaande pand wordt gerealiseerd;
  • er geen bouwactiviteiten plaatsvinden, die leiden tot het roeren van de grond;
  • op basis van het vigerend bestemmingsplan reeds gevoelige functies (zoals woningen) zijn toegestaan.
5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het project voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingtype
Het plangebied ligt in het centrum van Haaren waar sprake is van een sterke functiemenging. Het omgevingstype van voorliggend plangebied wordt daarom geclassificeerd als gemengd gebied.

Invloed plan op de omgeving
Een fitnesscentrum (SBI-2008: 9313, 9604) heeft in gemengd gebied een richtafstand van 10 meter voor geluid, zie onderstaande afbeelding. Een fysiotherapie (SBI-2008: 9609) heeft in gemengd gebied een richtafstand van 0 meter. In de nabijheid van het plangebied bevinden de volgende geluidgevoelige objecten:

  • een woning (Haarensteijnstraat 1);
  • een appartement (Mgr. Bekkersplein 5F);
  • een filiaal van Rabobank (op de begane grond van het pand kwestie);
  • een filiaal van Albert Heijn (op de begane grond van het pand kwestie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.PAB1300HRNBKKPLP01-ON01_0006.jpg"

milieuzonering

Ingenieursbureau Cauberg-Huygen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd,
zie bijlage 2. Uit het onderzoek volgt dat bij een geluidniveau van 84 dB(A) in de
dagperiode en 79 dB(A) in de avondperiode aan de eisen van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Hiermee is aangetoond dat ter plaatse van de omliggende woningen sprake is een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geluid.

Daarnaast is de eigenaar voornemens om een nieuwe verdiepingsvloer te installeren en de raamkozijnen te verbeteren. In dat geval zal de geluiduitstraling richting de omgeving nog verder afnemen.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Een fitnesscentrum is geen milieugevoelig object. Een toetsing van de invloed van omliggende inrichtingen op het plan is derhalve niet noodzakelijk.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het project.

 

5.1.3 Externe veiligheid

5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

Volgens de risicokaart bevinden zich in de omgeving van het plangebied geen bronnen van gevaar. Een nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is daarom niet noodzakelijk.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen

5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het project geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het project.

5.1.4.2 Analyse

Er zijn in de omgeving van het plangebied geen veehouderijen aanwezig. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder is niet aan de orde.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.5 Geluid

5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Verkeerslawaai
Het fitnesscentrum is geen geluidgevoelig object volgens de Wgh. De Wgh is daarom niet van toepassing voor het aspect verkeerslawaai.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van industrielawaai en er wordt geen grote 'lawaaimaker' gevestigd. De Wgh is daarom niet van toepassing voor het aspect industrielawaai.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.6 Luchtkwaliteit

5.1.6.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om mensen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Het project betreft de vestiging van een fitnesscentrum op een locatie waar thans opslag, horeca, kantoren en woningen zijn toegestaan. De verkeersaantrekkende werking van een fitnesscentrum is vergelijkbaar met de verkeersaantrekkende werking van de functies die het vigerend bestemmingsplan al toestaat. De effecten van een initiatief op de luchtkwaliteit zijn afhankelijk van de verkeersaantrekkende werking. Aangezien deze niet toeneemt, kan gesteld worden dat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Een fitnessruimte is geen gevoelig object. Desalniettemin is aan de hand van de NSL-monitoringstool (www.rijksoverheid.nl) beoordeeld of ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit de monitoringstool volgt dat de waarden van de stoffen NO2 en PM10 zowel nu als in de toekomst onder de grenswaarden liggen en derhalve sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.7 Milieueffectrapportage

5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt weliswaar formeel onder de in categorie D.11.2 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage beschreven activiteiten, maar aangezien het initiatief ruim onder de genoemde drempelwaarden valt en slechts beperkte bouwactiviteiten bevat (interne verbouwing en aanpassingen aan gevels waaronder nieuwe ramen), kan worden gesteld dat de milieueffecten verwaarloosbaar zijn. Het initiatief is dus niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

5.1.7.3 Conclusie

Het project is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het project heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie

5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het initiatief betreft slechts een wijziging in het gebruik. Het bestaande pand blijft behouden en er wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd. De bodem wordt niet geroerd als gevolg van het project. Eventueel aanwezige archeologische waarden worden niet verstoord.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.2.2 Cultuurhistorie

5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Het historische stratenpatroon van de Langeweg-Kerkstraat en Driehoeven wordt aangemerkt als een cultuurhistorisch redelijk waardevol lijnelement. Binnen het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het project tast geen waardevolle elementen aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.2.3 Flora en fauna

5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle natuurgebieden beschermd. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig kunnen zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (> 1.700 meter) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Kampina & Oisterwijkse Vennen) is het niet aannemelijk dat het plan negatieve effecten heeft op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Het plan betreft een wijziging in het gebruik van een bestaand pand. Daarnaast ligt het plangebied in een stedelijke, bebouwde omgeving. Er kan derhalve geconcludeerd worden dat er geen natuurwaarden in het geding zijn.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.3 Waterparagraaf

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een project.

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.

Het project betreft enkel een wijziging in het gebruik binnen een bestaand pand. Het verhard oppervlak blijft dus gelijk. Volgens de eisen van het waterschap en de gemeente is in dat geval geen extra waterberging vereist. De behandeling van hemel- en afvalwater zal in de geplande situatie niet wijzigen.

Het aspect water vormt geen belemmering voor het voorgenomen initiatief en voldoet aan de eisen van de gemeente en het waterschap.

Hoofdstuk 6 Financiële aspecten

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het project betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het project wordt economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

Hoofdstuk 7 Motivering

Het initiatief - het toestaan van een fitnesscentrum op de 1e en 2e verdieping van het pand (nr. 9 en 11) aan het Mgr. Bekkersplein - wordt aanvaardbaar geacht op basis van de volgende overwegingen:

  • 1. Het betreft een bestaand, leegstaand pand waarbinnen een afwijkend gebruik wordt toegestaan. Er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd.
  • 2. Het initiatief past binnen de beleidskader van het rijk, de provincie en de gemeente.
  • 3. Het project vormt geen belemmering voor de omgeving. Aan de verschillende milieueisen wordt voldaan.
  • 4. Door realisering van het project worden geen archeologische, cultuurhistorische, ecologische of natuurwaarden aangetast.
  • 5. Het project is economisch uitvoerbaar.