direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Witvensedijk 12, Esch
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van enerzijds het legaliseren van enkele kleine bestaande bijgebouwen en erfafscheidingen en anderzijds het uitbreiden van de bouwmogelijkheden ten behoeve van de bouw van een nieuw bijgebouw aan de "Witvensedijk 12, Esch", gemeente Haaren. Het nieuwe bijgebouw is niet toegestaan omdat het niet aan de regels van het vigerende bestemmingsplan voldoet.

De gemeente Haaren heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het realiseren van het project door middel van het afgeven van een omgevingsvergunning in afwijking van het vigerende planologisch regime. Voor een zodanige activiteit (bouwen in strijd met het vigerende bestemmingsplan) kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Voorliggend rapport betreft deze ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggende ruimtelijke onderbouwing ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Esch, sectie A, nummers 933, 1131 en 1159. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 7.500 m². De gronden zijn eigendom van de heer C.J.M. Bertens.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied Haaren":

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 9 juli 2009;
  • onherroepelijk na uitspraak Raad van State d.d. 7 september 2011.

Op dit bestemmingsplan is een correctieve herziening van toepassing: "Buitengebied Haaren, correctieve herziening":

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 11 september 2014.

In deze herziening zijn in de voor dit project relevante artikelen alleen de regels aangepast aan de nieuwe SVBP 2012-normen. Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen ten opzichte van het bestemmingsplan "Buitengebied Haaren".

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Toetsing van het project aan het vigerende bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Tevens ligt het plangebied binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.

Binnen de bestemming 'Wonen' mag in principe maximaal 100 m² aan bijgebouwen worden gebouwd. Binnen voorliggend plangebied zijn in het verleden bijgebouwen en overkappingen met vergunning gerealiseerd met een gezamenlijke oppervlakte van 249 m². Op grond van artikel 36.1 geldt deze bestaande oppervlakte van 249 m² als maximaal toegestane oppervlakte. In de nieuwe situatie bedraagt de gezamenlijke oppervlakte echter 375 m²; een overschrijding van de toegestane oppervlakte met 126 m². De toegestane bouwhoogte bedraagt 5,5 meter. Het nieuwe bijgebouw krijgt een hoogte van 5,75 meter.

Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing voor het plangebied. In deze bestemming is geregeld dat een onderzoeksplicht geldt voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 meter onder het maaiveld.

Conclusie
Het bouwplan is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Om deze reden wordt een procedure voor een omgevingsvergunning in afwijking van het vigerende planologische regime doorlopen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van de directe omgeving en het plangebied.

2.1 Directe omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

Het plangebied ligt in het buitengebied tussen Vught en Esch, aan de Witvensedijk. Dit is een historische route tussen de twee kernen. Het plangebied is direct ontsloten op de Witvensedijk.

Qua functies is in de omgeving sprake van een menging van wonen en agrarische bedrijvigheid. Direct rondom het plangebied liggen twee burgerwoningen (op bovenstaande afbeelding aangeduid met 'W') en drie agrarische bedrijven ('AB'), allen op grote percelen. Ten noorden van het plangebied ligt het historische landgoed Beukenhorst.

2.2 Plangebied

Onderstaande luchtfoto en kaartbijlage 1 tonen de situatie van het plangebied van enkele jaren geleden. Inmiddels is de 'schuur met guesthouse' gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0005.jpg"

PLANGEBIED

In het plangebied staan een woonboerderij, uit omstreeks 1900, van één bouwlaag met een rieten kap en een aantal bijgebouwen:

  • 1. berging annex recreatieruimte;
  • 2. schuur met guesthouse (reeds gesloopt);
  • 3. houthok;
  • 4. schuilgelegenheid voor dieren.

De bebouwing staat op een ruim en groen perceel dat fraai is vormgegeven met gazons, bomen, struiken en vaste planten. Deze bijgebouwen worden hierna nader beschreven.

1. berging annex recreatieruimte (voorheen kippenstal)
Direct ten oosten van de woning staat, haaks daarop, een berging annex recreatieruimte. Dit gebouw heeft een oppervlakte van circa 88 m². Voorheen stond op deze locatie een kippenstal die vergund was met een oppervlakte van circa 69 m². De berging wordt onder meer gebruikt voor de opslag van materiaal ten behoeve van het tuinonderhoud.

2. schuur met guesthouse (voorheen varkensstal)
Aan de zuidoostzijde van de woonboerderij stond een bijgebouw dat deels in gebruik was als grote schuur met cv-ruimten en deels als gastenverblijf. In totaal had dit gebouw een oppervlakte van 266 m². Dit gebouw was een voormalige varkensstal die eind jaren '90 is omgebouwd tot schuur met guesthouse. Daarbij zijn enkele aanbouwen bijgebouwd, met een oppervlakte van circa 86 m². Het vergunde deel betreft enkel de hoofdmassa à 180 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0006.png"

Zoals uit bovenstaande foto blijkt, waren de muren van baksteen en het dak van (asbesthoudende) golfplaten gemaakt. Tijdens de sloop bleek dat de fundering van het gebouw uit grof puin (o.a. lantaarnpalen) bestond. Achter de varkensstal stonden nog enkele aanbouwen. De varkensstal en de aanbouwen waren goed zichtbaar vanaf de weg. Het karakterloze ontwerp en het goedkope materiaalgebruik van deze bebouwing vormden een schril contrast met de mooi afgewerkte, karakteristieke boerderij. Deze bebouwing was een voorbeeld van verrommeling van het buitengebied. Inmiddels is het gehele gebouw met aanbouwen gesloopt en het asbest gesaneerd.

3. houthok
Helemaal in het noorden van het perceel staat, ten westen van de tennisbaan, een klein houthok. De oppervlakte hiervan is ongeveer 12 m². Dit gebouw is niet vergund.

4. schuilgelegenheid voor dieren
Ten zuiden van de woonboerderij staat een kleine schuilgelegenheid voor dieren (overkapping) à 9 m². Ook dit gebouw is niet vergund. De initiatiefnemer is voornemens dit gebouw te slopen.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen van de situatie, zoals weergegeven op de luchtfoto in paragraaf 2.2 en kaartbijlage 1.

TABEL OVERZICHT OPPERVLAKTE BIJGEBOUWEN - BESTAAND

object   totale oppervlakte  
berging annex recreatieruimte   88   m²  
schuur met guesthouse   266   m²  
houthok   12   m²  
schuilgelegenheid dieren   9   m²  
totaal   375    

Op grond van artikel 36.1 van het vigerende bestemmingsplan bedraagt de maximaal toegestane oppervlakte 249 m². Totaal is er een oppervlakte van 375 m² aan bijgebouwen en overkappingen. Dit houdt in dat er thans 126 m² meer aan bebouwing staat dan is toegestaan.

Erfafscheiding
Langs de Witvensedijk staat voor de voorgevel van het hoofdgebouw een erfafscheiding met toegangspoort met een hoogte van circa 1,80 meter, waar conform het vigerende bestemmingsplan een maximale hoogte geldt van 1,50 meter. De erfafscheiding bestaat uit een beukenhaag met ter plaatse van de inrit een gemetselde muur met toegangspoort. Een dergelijke robuuste uitstraling past goed bij het grote perceel met volgroeide bomen. Op onderstaande foto is de toegangspoort met daarachter de tuin te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0007.jpg"

ERFAFSCHEIDING AAN DE WITVENSEDIJK (BRON: GOOGLE STREETVIEW)

De hoogte van 1,80 m wordt stedenbouwkundig en landschappelijk gezien aanvaardbaar geacht op grond van de volgende overwegingen:

  • de bovenzijde van poort (ca. 30 cm) is grotendeels open, waardoor toch op het erf gekeken kan worden;
  • de poort ligt een paar meter terug vanaf de weg. Hierdoor wordt het zicht minder geblokkeerd dan wanneer de poort dichter bij de weg had gestaan. De poort staat ongeveer in de rooilijn van de voorgevel van de woning;
  • een hogere poort biedt meer veiligheid dan een lagere poort.

2.3 Impressie plangebied

Sinds de initiatiefnemer het perceel en de opstallen in 2006 heeft gekocht, heeft hij aanzienlijk geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering van het perceel. Onderstaande foto's zijn genomen tijdens het voorbereiden van voorliggende ruimtelijke onderbouwing en geven een impressie van de kwaliteit van de bebouwing en de beplanting op het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0008.jpg"

ACHTERGEVEL BESTAANDE BOERDERIJ

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0009.jpg"

BOERDERIJ EN BERGING ANNEX RECREATIERUIMTE

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0010.jpg"

TUIN IN NOORDOOSTELIJKE RICHTING

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0011.jpg"

TUIN IN OOSTELIJKE RICHTING

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0012.jpg"

TUIN IN ZUIDOOSTELIJKE RICHTING

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0013.jpg"

TUIN (GEITENWEI) IN ZUIDELIJKE RICHTING

Hoofdstuk 3 Project

Kaartbijlage 2 geeft de terreininrichting weer in de nieuwe situatie met daarop:

  • 1. de bebouwing;
  • 2. de bestrating;
  • 3. de beplanting;
  • 4. het water.

3.1 Bebouwing

Op de locatie waar de grote schuur met guesthouse (oppervlakte van 266 m²) stond, wenst de initiatiefnemer een nieuw bijgebouw te bouwen. Het nieuwe gebouw heeft een totale oppervlakte van 275 m². De bebouwing is afgewerkt met een rieten kap en gemetselde en houten wanden. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van het nieuwe bijgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0014.jpg"

IMPRESSIE BIJGEBOUW VANUIT ZUIDOOST ZIJDE

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0015.jpg"

IMPRESSIE BIJGEBOUW VANUIT NOORDOOST ZIJDE

Het gebouw krijgt een bouwhoogte van circa 5,75 meter en een goothoogte van 2,5 meter. Volgens het bestemmingsplan is een bouwhoogte van 5,5 meter en goothoogte 3 meter toegestaan. De bouwhoogte wordt dus overschreden met circa 25 cm. De overschrijding is planologisch ondergeschikt, vormt geen belemmering voor de omgeving en is ruimtelijk gezien te verantwoorden. In werkelijkheid is deze vanaf de openbare weg niet waar te nemen. De overschrijding wordt mede veroorzaakt door het feit dat de kap in riet wordt uitgevoerd. Een rieten dak heeft een grotere dikte dan een pannendak.

In het ontwerp is bewust gekozen voor rieten daken met ruime overstekken om het landelijk karakter te benadrukken. De totale oppervlakte van het gebouw bedraagt 275 m², maar het feitelijke gebruiksoppervlak is met 208 m² aanzienlijk minder vanwege een overkapt terras en de grote overstekken. Uit onderstaande afbeelding blijkt dat de overkapping en overstekken een oppervlakte hebben van 275 - 208 = 67 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0016.jpg"

VLOEROPPERVLAK EN OVERSTEKKEN

Het nieuwe bijgebouw resulteert in een aanzienlijke verbetering van de beeldkwaliteit voor de locatie. Een oude varkensschuur met asbest dakplaten wordt vervangen door een nieuw gebouw met hoogwaardige materialen: rieten daken en gevels van natuursteen en hout. Qua ontwerp past het nieuwe bijgebouw goed in de landelijke omgeving en bij de bestaande boerderij.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de oppervlakte aan bijgebouwen in de nieuwe situatie.

TABEL OVERZICHT OPPERVLAKTE BIJGEBOUWEN - NIEUW

  totale oppervlakte  
berging annex recreatieruimte   88   m²  
houthok   12   m²  
nieuw bijgebouw (exclusief overstekken)*   208   m²  
overstekken nieuwe bijgebouw   67   m²  
totaal   375    

* de oppervlakten per ruimte zijn weergegeven op de tekening van de architect.

De totale oppervlakte aan bijgebouwen in de nieuwe situatie bedraagt 375 m². Dit is 126 m² meer dan wat op grond van het vigerende bestemmingsplan is toegestaan. Het vergunnen van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen wordt planologisch aanvaardbaar geacht op grond van de volgende overwegingen:

  • Het perceel ligt volgens de Structuurvisie van de gemeente Haaren in de uitlopers van de Vughter landgoederenzone, een zone tussen Vught en Boxtel met meerdere landgoederen, zoals Sparrendaal, Jagershagen en Beukenhorst. Landgoederen worden gekenmerkt door grote percelen met riante woningen. Voorliggend perceel is weliswaar geen landgoed, maar ruimtelijk gezien past de extra bouwmassa wel in de omgeving, zie ook paragraaf 4.3.1.
  • Voor het onderhoud van de (grote) tuin is materiaal en materieel nodig is. De extra oppervlakte aan bijgebouwen is mede noodzakelijk voor de opslag van dit materiaal en materieel.
  • Als de overstekken van het nieuwe bijgebouw echter buiten beschouwing gelaten zouden worden, dan zou de totale oppervlakte aan bijgebouwen in de nieuwe situatie 375 - 67 = 208 m2 bedragen. De overschrijding van de toegestane oppervlakte (van 249 m2) zou dan nog 59 m2 bedragen.
  • In de huidige en in de nieuwe situatie bedraagt het bebouwd oppervlak 375 m2. Feitelijk neemt het verhard oppervlak dus niet toe.
  • Stedenbouwkundig/landschappelijk gezien is de extra oppervlakte aan bijgebouwen aanvaardbaar, omdat sprake is van een groot perceel en er dus voldoende ruimte beschikbaar is. Het perceel wordt dus niet 'te vol' gebouwd en veroorzaakt geen belemmeringen (zoals schaduw of inkijk) voor de buren.
  • Het nieuwe bijgebouw is een fraai ontworpen gebouw met kwalitatief hoogwaardige materialen (riet, natuursteen en hout) dat goed in de omgeving past. Kortom, er is sprake van een aanzienlijke verbetering van de beeldkwaliteit (in vergelijking met de varkensschuur met asbestplaten).
  • Recent heeft reeds een aanzienlijke investering in de landschappelijke inpassing op het terrein plaatsgevonden. Daarnaast zal binnenkort nog meer nieuwe beplanting aangelegd worden, die voor een verfraaiing van het beeld vanaf de Witvensedijk zal zorgen. Zie ook paragraaf 4.3.2.2.

3.2 Functies

In het nieuwe bijgebouw zitten de volgende ruimten: een schuur, een entree en hal, een hobbyruimte, bergingen, een tuinkamer, een keuken, toiletten en een badkamer.

In het bijgebouw wordt (tevens) mantelzorg geboden. De gezamenlijke oppervlakte van de ruimten waarin de mantelzorgvoorzieningen worden gerealiseerd bedraagt: 36,9 m2 (keuken) + 17,7 m2 (slaapkamer) + 9,3 2 m2 (badkamer) + 1,9 m2 (toilet) = 65,8 m2. Hiermee voldoet het plan aan het criterium dat de oppervlakte voor de afhankelijk woonruimte niet meer dan 80 m2 mag bedragen.

De overige ruimten in het bijgebouw worden tijdens de mantelzorgperiode door de bewoners van het hoofdgebouw gebruikt. De schuur en de bergingen zijn voor algemene opslag en opslag van materieel en materiaal voor het tuinonderhoud. De hobbyruimte is bedoeld voor hobbymatige activiteiten van de bewoners van het hoofdgebouw. De tuinkamer met open keuken wordt zowel gebruikt door de bewoners van het hoofdgebouw als door de moeder van de eigenaar, zij ontvangt de mantelzorg.

3.3 Bestrating

Op het perceel was een groot oppervlakte aan terreinverharding aanwezig. Sinds de initiatiefnemer het perceel heeft verkregen, heeft hij een oppervlakte van circa 400 m² aan bestrating in de tuin verwijderd. Er is daardoor sprake van een aanzienlijke afname van het verhard oppervlak.

3.4 Beplanting

In 2014 heeft de initiatiefnemer reeds aanzienlijk geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering van het landschap. Een deel van de terreinverharding (circa 400 m²) is vervangen door gazon en er is een flink aantal grote en kleinere bomen, struiken en vaste planten geplant. Een en ander is te zien op de foto's in paragraaf 2.3. Daarnaast wordt de bestaande geitenwei vervangen door een fruitboomgaard.

3.5 Water

In het zuidelijke deel van de tuin ligt de bestaande vijver met een oppervlakte van circa 150 m². De vijver is landschappelijk vormgegeven met enkele solitaire bomen in de grasoevers en is permanent watervoerend.

Hoofdstuk 4 Beleid

Dit project betreft een beperkte ruimtelijke ontwikkeling, namelijk het toestaan van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een bestaande woning. In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het voor dit project relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleid.

4.1 Nationaal niveau

Voorliggend initiatief is van dusdanig kleine omvang dat het geen nationaal ruimtelijk beleid raakt. Nadere toetsing aan deze beleidskaders is niet noodzakelijk.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijke beleid is vastgelegd in verschillende nota's. Voor dit project is alleen de Verordening ruimte 2014 relevant. Het plan wordt hieraan getoetst.

4.2.1 Verordening ruimte 2014

Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit
Conform het bepaalde in artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014 is een bijdrage in de kwaliteitsverbetering van het landschap vereist. Paragraaf 4.3.2 bevat de wijze van kwaliteitsverbetering voor dit project.

Conclusie
Het project voldoet aan de Verordening ruimte 2014.

4.2.2 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig project.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie gemeente Haaren

In de Structuurvisie van de gemeente Haaren staat onder andere beschreven op welke wijze de gemeente met verschillende ruimtelijke initiatieven wil omgaan en daarbij kansen kan benutten om de omgevingskwaliteit te verbeteren. In de Structuurvisie worden een aantal kleinschalige initiatieven beschreven. Een daarvan is de ontwikkeling van nieuwe landgoederen.

Voorliggend initiatief is weliswaar geen landgoed, maar heeft een vergelijkbaar voorkomen van dat van een landgoed. In de Structuurvisie staat een landgoed omschreven als: "[...] een groot huis met een zekere uitstraling, gelegen in een fraai ontworpen tuin of park, voorzien van waterpartijen en forse boomgroepen." Daarbij ligt het plangebied direct ten zuiden van landgoed Beukenhorst en daarmee binnen de uitlopers van de Vughter Landgoererenzone, zoals te zien is op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0017.jpg"

UITSNEDE STRUCTUURVISIE GEMEENTE HAAREN

Een van de beleidsuitgangpunten voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen is: "de verschillende onderdelen van het nieuwe landgoed (woonbebouwing, tuin, landschap en natuur) hebben een duidelijke relatie met elkaar. De woonbebouwing heeft daarbij een krachtige aanwezigheid. Het landgoed wordt integraal ontworpen ‘van haard tot horizon".

Concluderend kan gesteld worden dat het plan weliswaar geen nieuw landgoed is, maar dat het grenst aan de Vughter Landgoederenzone. Een groot perceel met ruimere bouwmogelijkheden past dus ruimtelijk gezien goed op deze locatie. Daarnaast is sprake van een aanzienlijke verbetering van de omgevingskwaliteit. Deze bestaat enerzijds uit een investering in de landschappelijke inpassing en anderzijds door het realiseren van hoogwaardige beeldkwaliteit door zorgvuldig ontworpen bebouwing en landschap.

4.3.2 Regeling kwaliteitsverbetering van het landschap

Naar aanleiding van het uitgangspunt ten aanzien van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014 (zie paragraaf 4.2.1) en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken heeft de gemeente Haaren op 21 februari 2013 de Regeling 'Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Haaren' vastgesteld.

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Verordening in relatie tot voorliggend project. Aan de orde komen:

  • mate van kwaliteitsverbetering;
  • wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie);
  • zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering).
4.3.2.1 Mate van kwaliteitsverbetering

In de gemeentelijke Regeling is opgenomen dat de basisinspanning voor de kwaliteitsverbetering 20% bedraagt van de waardevermeerdering van de grond. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de waarde van de grond op basis van het vigerende bestemmingsplan en de waarde op basis van het nieuwe plan, uitgedrukt in euro's.

De gemeente Haaren heeft een vaste m²-prijs vastgesteld voor de diverse functies, zogenaamde 'forfaitaire bedragen'. Er wordt in totaal een oppervlakte van 126 m² aan bijgebouwen gebouwd boven de reeds vergunde oppervlakte. De waardevermeerdering is 126 m² x € 250,-/m² = € 31.500,-.

Mate van kwaliteitsverbetering
Zoals vermeld moet 20% van de waardevermeerdering van de grond worden ingezet voor de landschappelijke kwaliteitsverbetering, ofwel 20% x 31.500 = € 6.300,-.

4.3.2.2 Wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie)

De kwaliteitsverbetering moet rechtstreeks gerelateerd zijn aan het project, of passen binnen een voorgenomen gemeentelijke ontwikkeling ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap.

De initiatiefnemer heeft in 2014 het perceel grootschalig heringericht. Hierbij zijn een flink aantal grote en kleinere bomen, struiken en vaste planten geplant. Deze tuininrichting wordt niet als fysieke prestatie gerekend ten behoeve van de kwaliteitsverbetering. (De kosten voor de aanplant van de nieuwe beplanting en herinrichting van het perceel bedroegen circa € 80.000,-.) Daarnaast gaat de initiatiefnemer nog een fruitboomgaard ter plaatse van de huidige geitenwei in de zuidwesthoek van de tuin aanleggen, zoals te zien is op kaartbijlage 2. Door de aanleg van de fruitboomgaard zal het beeld op het perceel vanaf de Witvensedijk nog meer verfraaien.

De benodigde investering bedraagt € 6.300,-. Deze investering in het landschap bedraagt € 6.385,-. Er wordt derhalve aan de vereiste norm van een investering van 20% van de grondwaardevermeerdering voldaan.

In bijlage 4 is het beplantings- en beheerplan opgenomen voor deze landschappelijke investering. Hierin is de specifieke berekening ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap opgenomen. Tevens zijn een bestellijst voor de beplanting - inclusief aantal, maten en kwaliteitseisen - en beheermaatregelen opgenomen.

4.3.2.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering

Volgens de Verordening ruimte moet bij het nemen van een ruimtelijk besluit geborgd zijn, dat de kwaliteitsverbetering van het landschap ook daadwerkelijk gebeurt. De aanleg en het onderhoud van de landschappelijke inpassing worden als voorwaarden opgenomen in de te verlenen omgevingsvergunning.

4.3.3 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig project.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

5.1 Milieu

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Het nieuwe bijgebouw wordt binnen de vigerende bestemming 'Wonen' gerealiseerd. Aangezien in het gebouw mensen kunnen verblijven, is een bodemonderzoek noodzakelijk. Onderzoeksbureau Lawijn heeft een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) en een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd (NEN 5707), zie bijlage 3. Uit het onderzoek volgt dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling en dat nader onderzoek niet noodzakelijk is.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.
5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft het realiseren van een nieuw bijgebouw binnen de bestaande woonbestemming. De activiteiten die in deze bebouwing plaatsvinden, zijn reguliere activiteiten binnen een woonbestemming. Een woning heeft geen negatieve (milieu)uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Het nieuwe bijgebouw, dat tevens als mantelzorgwoning gebruikt gaat worden, is een (beperkt) milieugevoelige functie. In de directe omgeving liggen twee agrarische bedrijven; deze worden beschreven in paragraaf 5.1.4. In de omgeving liggen geen niet-agrarische bedrijven. Het project vormt derhalve geen belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (niet-agrarische) inrichtingen.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

In de omgeving van het plangebied liggen twee gasleidingen van de Gas Unie, zie onderstaande tabel.

Leidingnummer   uitwendige diameter (mm)   druk (bar)   invloedsgebied (m)   werkelijke afstand (m)  
Z-515-04   219   40   95   45  
Z-515-01   324   40   140   220  

Het nieuwe bijgebouw ligt buiten de PR-contour en het invloedsgebied van het groepsrisico van leiding Z-515-01. Deze leiding vormt dus geen belemmering voor het initatief.

Het nieuwe bijgebouw ligt buiten de PR-contour van leiding Z-515-01, maar binnen het invloedsgebied (de 1%-letaliteitsgrens) voor het groepsrisico. Het nieuwe bijgebouw ligt tevens binnen de 100%-letaliteitsgrens van deze leiding. Het bijgebouw is volgens de definitie van het Besluit externe veiligheid buisleidingen een 'beperkt kwetsbaar object'. Er is immers sprake van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare. Aangezien nieuwe bijgebouw binnen het invloedsgebied ligt is een verantwoording van het groepsrisico (GR) noodzakelijk. Gezien de lage bevolkingsdichtheid en de minimale toename van het aantal personen wordt - zonder berekening - aangenomen dat het GR met minder dan 10% toeneemt en dat de orienterende waarde niet wordt overschreden. Op grond van artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen is daarom een beperkte verantwoording van het groepsrisico nodig. Deze bestaat uit:

  • 1. een vermelding van de personendichtheid in de bestaande en nieuwe situatie;
  • 2. een beschrijving van het groepsrisico per kilometer buisleiding;
  • 3. een vermelding van de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Hieronder is de verantwoording uitgewerkt.

Ad 1 Personendichtheid

De ontwikkeling betreft de realisatie van een bijgebouw waarin tevens een mantelzorgwoning wordt gerealiseerd. Het aantal personen neemt dus toe met 1.

In het invloedsgebied dat zich uitstrekt langs één kilometer buisleiding aan weerszijden van

het plangebied liggen acht (bedrijfs)woningen. Uitgaande van 3 personen per woning, wonen er in het invloedgebied dus 1 x 8 = 24 personen. Het invloedsgebied heeft een oppervlakte van circa 24 ha. De personendichtheid in het gebied bedraagt dus (afgerond) 24 / 24 = 1 persoon per hectare. Als gevolg van voorliggend plan neemt het aantal personen met 1 toe. De personendichtheid wordt dan (24 + 1) / 24 = 1,04.

Ad 2 Groepsrisico

Het groepsrisico kan met behulp van een Quantitatieve Risico Analyse worden berekend - met bijvoorbeeld het rekenprogramma CAROLA. Echter gelet op de lage personendichtheid binnen het invloedsgebied (in de huidige situatie) en het type buisleiding kan zonder berekening worden aangenomen dat het groepsrisico vanwege het trajectdeel nabij het plangebied verwaarloosbaar is en zal daarom niet zichtbaar zijn in de FN-curve waarin de hoogte van het groepsrisico wordt weergegeven.

Ad 3 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Het plangebied is goed bereikbaar via de Witvensedijk. De brandweerremise van de gemeente Haaren ligt aan de Helvoirtseweg 6B in Haaren. De reistijd van de remise naar het plangebied bedraagt circa 7 minuten. Het nieuwe bijgebouw is een vrijstaand bijgebouw en kan van alle kanten benaderd worden. Het terrein heeft twee inritten: een aan de Witvensedijk en een aan de Broekstraat. Het plangebied is dus goed bereikbaar voor hulpdiensten en ter plaatse is voldoende ruimte om een eventuele calamiteit te bestrijden.

Er zijn voldoende mogelijkheden tot zelfredzaamheid. Het is een vrijstaand bijgebouw met meerdere uitgangen op een groot perceel. In geval van een calamiteit met de buisleiding is er voldoende ruimte voor personen om zich naar een veilige plek - weg van de buisleiding - te begeven.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Het bijgebouw is een vrijstaand bijgebouw waarin tevens een mantelzorgwoning wordt ondergebracht. Het bijgebouw is daarmee geurgevoelig object zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). De definitie van een geurgevoelig object luidt:

"gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, ..."

Toetsing aan het aspect geurhinder is daarmee noodzakelijk.

In de omgeving van het plangebied liggen twee veehouderijen:

  • Broekstraat 5;
  • Witvensedijk 21.

Onderstaande afbeelding geeft de richtafstanden weer van beide veehouderijen gemeten vanaf de gevels van het nieuwe bijgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0018.jpg"

RICHTAFSTAND GEURHINDER

Broekstraat 5

Op de Broekstraat 5 is een veehouderij gevestigd met 7 zoogkoeien (A2), 35 vrouwelijk jongvee (A3) en 1 fokstier (A7). Volgens de Regeling geurhinder en veehouderij geldt voor deze dieren een vaste afstand van 50 meter buiten de bebouwde kom. De afstand van het geurbelastende object (de stal) tot het geurgevoelige object (nieuwe bijgebouw) bedraagt meer dan 96 meter. Hiermee wordt ruimschoots aan de richtafstand voldaan. De richtafstand ligt voor een klein deel over het bestaande bouwblok van de veehouderij ligt. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van de contour op het agrarisch bouwvlak weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0019.jpg"

OVERSCHRIJDING RICHTAFSTAND GEUR VEEHOUDERIJ BROEKSTRAAT 5

De vraag is in hoeverre de veehouderij onevenredig in haar (toekomstige) uitbreidingsmogelijkheden wordt beperkt. Uitgangspunt bij het beoordelen van de belangen van de veehouderij zijn de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bouwblok. Als dit leidt tot een knelpunt, dan moet worden beoordeeld of een veehouderij daadwerkelijk wordt belemmerd. Mogelijk zijn er voldoende andere mogelijkheden binnen het bouwblok en is er geen sprake van onaanvaardbare belemmeringen voor het bedrijf. Uit jurisprudentie (ABRvS, 201111498/1/T1/R4 van 13 februari 2013) volgt dat de gemeente een belangenafweging moet maken. De volgende belangenafweging wordt gemaakt:

  • er zijn geen concrete bedrijfsuitbreidingsplannen bekend van de veehouderij;
  • binnen het bouwblok is voldoende ruimte om een eventuele bedrijfsuitbreiding in een andere richting uit te voeren. Uit bovenstaande afbeelding volgt dat binnen het bouwvlak nog voldoende ruimte is om 1.600 m2 nieuwe stallen te bouwen. Deze uitbreiding zou meer dan een verdubbeling van het huidige stal oppervlakte zijn;
  • op de perceelgrens (deels op het terrein van de initiatiefnemer en deels op grond van de melkveehouderij) staat een groensingel met een breedte van circa 10 meter. Het deel van het bouwblok waar als gevolg van voorliggend initiatief geen geurbelastende objecten meer gerealiseerd kunnen worden, valt geheel binnen de groensingel van het agrarische bouwvlak.
  • deze groensingel kan gekapt worden en in theorie zou er een stal op de perceelgrens gerealiseerd kunnen worden. Dit is echter een onrealistisch scenario. De bomen (op het terrein van de Witvensedijk 12) zouden immers de ventilatie van de stal belemmeren. Bij een moderne melkveestal wordt koude lucht via de zijgevels aangezogen en de warme lucht verlaat de stal via de nok. Obstakels (bebouwing of beplanting) binnen 5 meter van de zijgevel belemmeren de ventilatie. De ideale obstakelvrije afstand van een melkveestaal is 10 meter. Een ander nadeel van het bouwen van de stal op een afstand van minder dan 5,5 meter van de perceelgrens is in dit geval bladval. Door de stal zo dicht op de bomenrij te realiseren, moeten de daken en goten in het najaar vaak schoongemaakt worden. Tot slot is het vanwege de bereikbaarheid van de stal praktisch om enkele meters rondom de stal vrij te houden voor o.a. onderhoud.
  • de veehouderij ligt in het vigerend bestemmingsplan Buitengebied binnen de gebiedsaanduiding 'extensiveringsgebied'. In extensiveringsgebieden is uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van veehouderijen niet mogelijk. Volgens de Verordening ruimte ligt het bedrijf binnen de aanduiding 'Beperking veehouderij'. Hier gelden (vergaande) beperkingen voor veehouderij met als doel verdere intensivering van veehouderijen tegen te gaan.

Op grond van bovenstaande afwegingen wordt geconcludeerd dat de realisatie van het nieuwe bijgebouw geen onevenredige belemmering voor de veehouderij vormt.

Witvensedijk 21

Op de Witvensedijk 21 is een paardenhouderij gevestigd waar 40 volwassen paarden (3 jaar en ouder) in diercategorie K1 worden gehouden. Volgens de VNG brochure heeft een paardenhouderij een richtafstand van 50 meter. De afstand van het milieubelastende object (het gebouw van de paardenhouderij) tot aan de gevel van het milieugevoelige object (het nieuwe bijgebouw) bedraagt net iets meer dan 50 meter. De bestaande woning van Witvensedijk 12 ligt dichterbij de paardenhouderij dan het nieuwe bijgebouw. Het nieuwe bijgebouw vormt dus geen belemmering voor eventuele toekomstige uitbreidingen van de paardenhouderij.

Uit bovenstaande redenering volgt dat het nieuwe bijgebouw buiten de richtafstanden van de omliggende veehouderijen ligt. Hiermee is aangetoond dat de voorgrondbelasting geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling vormt. Bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat moet tevens de achtergrondbelasting worden beoordeeld. Uit de kaart achtergrondbelasting van de gemeentelijke geurverordening volgt dat de achtergrond ter plaatse van het plangebied tussen de 0 - 3 ouE/m3 zit, zoals te zien is op onderstaande afbeelding. Hiermee is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV15ESCHWVD12-ON01_0020.jpg"

ACHTERGRONDBELASTING GEUR

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Verkeerslawaai
In het bijgebouw wordt tevens een voorzieningen voor mantelzorg gerealiseerd. Op grond van de Wet geluidhinder is er dus sprake van een geluidgevoelig object, dat binnen de onderzoekszone van de Witvensedijk ligt. Een akoestisch onderzoek is derhalve noodzakelijk.

Cauberg-Huygen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 5. Hieruit volgt dat ten gevolge van het wegverkeer op de Witvensedijk, Esscheweg en de Broekstraat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De maximaal berekende geluidbelasting ten gevolge van de Witvensedijk bedraagt 45 dB. Voor de realisering van de geluidgevoelige ruimten op deze locatie wordt door de Wet geluidhinder geen restrictie gesteld. Tevens is hiermee aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat de bouw van een bijgebouw met mantelzorgwoning en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan. Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage
5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen', zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 2.000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de in hoofdstuk 5 uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.7.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het plangebied ligt binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van het bestemmingsplan "Buitengebied Haaren". Bij bouwplannen met een oppervlakte van meer dan 100 m² en een diepte van meer dan 50 cm is onderzoek nodig.

De nieuwe bebouwing beslaat een oppervlakte van totaal 275 m² (incl. overstekken). De funderingsdiepte van het bijgebouw is groter dan 50 cm onder het maaiveld. Op basis hiervan is een archeologisch onderzoek nodig.

Het nieuwe bijgebouw wordt echter deels gerealiseerd op de locatie waar het oude gebouw stond. Ruim 150 m² van het nieuwe gebouw komt te staan binnen de footprint en funderingen van het voormalige gebouw. De overige 125 m² komen daarbuiten, maar de grond rondom de schuur is reeds sterk geroerd als gevolg van de bouw- en sloopwerkzaamheden van de bebouwing te plaatse. Daarnaast is de bodem hier geroerd door de erfverharding en tuininrichting. Naar verwachting worden door de realisatie van het nieuwe gebouw dan ook geen archeologische waarden verstoord.

Een archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Flora en fauna
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

  • de Natuurbeschermingswet 1998, deze beschermt waardevolle natuurgebieden;
  • de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (> 3.800 meter) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Kampina & Oisterwijkse Vennen) kan er geen sprake zijn van negatieve effecten van het plan op natuurgebieden.

Soortenbescherming
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op een woonperceel dat is ingericht als tuin. De nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd ter plaatse van een onlangs gesloopt gebouw, dan wel op een stuk grond dat thans is ingericht als gazon. Er wordt geen bebouwing meer gesloopt.

Daarnaast zijn binnen het plangebied merendeels algemeen voorkomende soorten aanwezig. Voor deze soorten zal als gevolg van het project geen leefgebied verloren gaan. Tevens worden er geen biotopen aangetast.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf wordt het relevante vigerende beleid kort genoemd.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap De Dommel

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2010-2015
    Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015 en hoe het waterschap die wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015.
  • Kadernota Stedelijk Water (2006)
    De Kadernota Stedelijk Water vormt voor het waterschap de koepel waaronder een groot aantal kennisprojecten, beleidsuitwerkingen maar ook maatregelen gericht op stedelijk waterbeheer plaatsvinden.
  • De notitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk
    De beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk’ maakt inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren. Tevens zijn de navolgende toetsaspecten opgenomen:
    • 1. afvoer uit het gebied;
    • 2. oppervlaktewaterstanden;
    • 3. overlastschade;
    • 4. grondwateraanvulling;
    • 5. grondwaterstanden.
5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Bodemopbouw
De bodem in het plangebied wordt gevormd door hoge zwarte enkeerdgronden, bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand (bron: www.bodemdata.nl).

Infiltratiecapaciteit
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Gezien de zandbodem ter plaatse is de waterdoorlatendheid naar verwachting redelijk.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.3.3.3 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt circa 0,80 m -mv (bron: www.bodemdata.nl).

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals Keur, waterberging of waterwinning.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie.

In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de afname van verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak staat in de vierde kolom. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie (nieuw = bestaand - afname + toename).

omschrijving   bestaand   afname   toename   nieuw  
bebouwing   375   m2   275   m2   275   m2   375   m2  
bestrating   1.325   m2   400   m2   50   m2   975   m2  
totaal   1.700   m2   675   m2   325   m2   1.350   m2  

Door het nieuwe plan en met name door de verwijdering van een groot deel van de bestrating, is sprake van een afname van het verhard oppervlak. De totale afname van de verharding is 1.700 - 1.350 = 350 m².

5.3.4.2 Benodigde berging

Aangezien het verhard oppervlak afneemt, is volgens het waterschapsbeleid geen extra bergingscapaciteit nodig. Het behandeling van het hemelwater verandert niet ten opzichte van de huidige situatie. Als gevolg van de afname van het verhard oppervlak, zal er zelfs minder water van het verhard oppervlak afstromen. Hiermee is sprake van een verbetering van de hydrologische situatie.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Witvensedijk geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht. De legesverordening 2015 is van toepassing.

Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden binnen het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de projectontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk project. De financiële uitvoerbaarheid van het project is hiermee aangetoond.

6.2 Conclusie

De financiële uitvoerbaarheid van het project is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Motivering

Het project is planologisch aanvaardbaar op basis van de volgende overwegingen.

  • 1. Voorliggend initiatief betreft een beperkte afwijking ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Alleen de oppervlakte aan bijgebouwen en de hoogte van een deel van de erfafscheiding voldoen niet aan de vigerende regels.
  • 2. Vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt zijn deze afwijkingen aanvaardbaar, omdat sprake is van een groot woonperceel (7.500 m²) - gelegen in de Vughter Landgoederenzone - en een aanzienlijke kwaliteitsverbetering van het landschap door middel van een investering in beeldkwaliteit van de bebouwing, het slopen van (asbesthoudende) bebouwing en het aanleggen van groen.
  • 3. Het initiatief voldoet aan de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap zoals bedoeld in de Verordening ruimte.