direct naar inhoud van Regels
Plan: N65 Helvoirt 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BPN65Helvoirt-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan N65 Helvoirt 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0788.BPN65Helvoirt-VA01 van de gemeente Haaren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aardkundige waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bestaand:

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.14 cultuurhistorische waarden en kenmerken:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.15 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.16 ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.17 ecopassage

een bouwwerk in de vorm van een passage, waaronder begrepen taluds en rasters, dienend als ecologische verbindingszone, waarmee dieren een verkeersweg kunnen kruisen;

1.18 extensieve dagrecreatie:

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc, die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 geluidwerende voorzieningen:

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.21 groen:

trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.22 groenvoorzieningen:

groenschermen van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimte structurerend effect hebben;

1.23 landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.24 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan een bouwwerk, met uitzondering van verdiepte liggingen;

1.25 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.26 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.27 ondergeschikt bouwdeel:

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak;

1.28 ondergeschikte voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie;

1.29 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

1.30 opslag:

het opbergen van materialen met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over het materiaal kan beschikken;

1.31 parkeervoorziening:

elke stallingsgelegenheid op zowel openbaar als particulier terrein ten behoeve van een motorvoertuig op meer dan twee wielen;

1.32 peil:
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, met uitzondering van verdiepte liggingen en het onderliggend wegennet;
1.33 perceelsgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

1.34 Reconstructie N65:

het geheel aan infrastructurele maatregelen die worden getroffen om de bouwstenen, zoals de beschreven bouwstenen in paragraaf 3.1 van de toelichting van dit bestemmingsplan, te realiseren;

1.35 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.36 straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;

1.37 voorziening van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van de op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.38 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc;

1.39 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.40 werkterrein:

terrein dat benodigd is voor de uitvoering van bouw- en aanlegwerkzaamheden ten behoeve van de realisering van de bestemmingen in dit bestemmingsplan en de daarvoor bedoelde voorzieningen: onder de voorzieningen voor de uitvoering worden in ieder geval begrepen tijdelijke bouwwerken zoals keten en loodsen en andere werken, opslag, alsmede bestaande verkeers-, waterhuishoudkundige- en nutsvoorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Voor zover een bouwwerk zich bevindt op een erf- of perceelsgrens wordt gemeten aan de kant waar het aansluitende afgewerkte terrein het hoogst is.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.6 ondergronds (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.7 maatvoering

de maatvoeringen die in meter of m² zijn uitgedrukt worden op de volgende wijze gemeten:

  • a. afstanden loodrecht;
  • b. hoogten vanaf peil, tenzij anders aangegeven;
  • c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 2 meter buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  • c. behoud en herstel van de bestaande landschapselementen;
  • d. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • e. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • g. evenementen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de agrarische bedrijven worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen 1 meter ten opzichte van peil;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter ten opzichte van peil.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming dat de hoogte van erf- en terreinschafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter ten opzichte van peil.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het wijzigen en verharden van zandwegen;
  • b. het verwijderen van landschapselementen.
3.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarden en/of ecologische waarden en/of landschappelijke waarden;
  • b. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, waterhuishoudkundige en/of abiotische waarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de functie van bos, natuur en de bijbehorende groeiplaats;
  • e. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. groenvoorzieningen: behoud, versterking en duurzame ontwikkeling van de historische bomenstructuur langs de weg;
  • h. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Natuurnetwerk Brabant' tevens voor de bescherming en instandhouding van het Natuurnetwerk Brabant. De regeling opgenomen in artikel 17.5 dient in acht te worden genomen;
  • i. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van het Natuurnetwerk Brabant. De regeling opgenomen in artikel 17.1 dient in acht te worden genomen;
  • j. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Reservering waterberging' tevens voor de aanleg en het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheer en natuurbeheer, bedraagt maximaal 3 meter ten opzichte van peil;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheer en natuurbeheer, bedraagt maximaal 20m2;
  • c. voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken zijn toegestaan, mits:
    • 1. geen onevendredige schade wordt aangericht aan de aanwezig waarden;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter ten opzichte van peil bedraagt.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod

Het is verboden zonder, of in afwijking van, een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld meer dan 100m2 per perceel of met meer dan 0,50 meter ten opzichte van peil wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
  • b. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 meter ten opzichte van peil;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • e. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • f. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • g. het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  • h. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik treffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in 4.1 genoemde waarden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, met ten hoogste 2 x 2 doorgaande rijstroken en de benodigde in- en uitvoegstroken;
  • b. parallelwegen met ten hoogste 2 x 1 rijstrook;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad' uitsluitend fietspaden voor langzaam verkeer;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verdiepte ligging' een verdiept gelegen weg in een tunnelbak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecopassage' een ecopassage;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'water' watergangen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' een fietstunnel;
  • i. onderdoorgangen, verdiepte liggingen en tunnels;
  • j. overwegen, bruggen en duikers;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen, inclusief behoud, versterking en duurzame ontwikkeling van de historische bomenstructuur langs de N65;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, straatmeubilair, bijbehorende verhardingen, voorzieningen van algemeen nut;
  • p. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Natuurnetwerk Brabant' tevens voor de bescherming en instandhouding van het Natuurnetwerk Brabant. De regeling opgenomen in artikel 17.5 dient in acht te worden genomen;
  • q. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van het Natuurnetwerk Brabant. De regeling opgenomen in artikel 17.1 dient in acht te worden genomen;
  • r. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Reservering waterberging' tevens voor de aanleg en het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied;
  • s. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Regionale waterberging' tevens tot behoud van het regionale waterbergend vermogen van dat gebied;
  • t. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Reservering waterberging' tevens voor de aanleg en het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor ondergeschikte voorzieningen geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter ten opzichte van peil mag bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m2 mag bedragen;
  • b. voor nutsvoorzieningen geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter ten opzichte van peil mag bedragen en de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 25 m2.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de wegas van de N65 uitsluitend mag worden gesitueerd ter plaatse van de figuur 'as van de weg';
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter ten opzichte van peil bedragen, met uitzondering van het bepaalde in sub c t/m i;
  • c. de hoogteligging van de N65 dient gerealiseerd te worden conform de profielen zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verdiepte ligging' dient, voor zover N65 gelegen is onder een viaduct, de doorrijhoogte minimaal 4,7 meter te bedragen, gerekend vanaf de bovenkant van het wegdek van de N65;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' dient de fietstunnel te voldoen aan een doorrijhoogte van minimaal 2,6 meter, gemeten vanaf de bovenkant van het wegdek tot de onderzijde van het plafond;
  • f. de hoogte van wanden van de tunnelbak mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verdiepte ligging' niet meer bedragen dan de afstand van de kruin van de weg tot peil;
  • g. op de wanden van de tunnelbak mogen hekken ten behoeve van de valbescherming geplaatst worden, met dien verstande dat de hoogte niet meer bedraagt dan 1,2 meter ten opzichte van de bovenzijde van de tunnelwand;
  • h. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, bewegwijzering, bovenleidings- en signaleringsmasten bedraagt maximaal 8 meter ten opzichte van peil;
  • i. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan maximaal 1,0 meter ten opzichte van peil, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm 1' niet meer mag bedragen dan maximaal 1,5 meter ten opzichte van peil;
    • 2. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm 2' niet meer mag bedragen dan maximaal 2,0 meter ten opzichte van peil;
    • 3. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm 3' niet meer mag bedragen dan maximaal 3,0 meter ten opzchte van peil;
    • 4. de geluidwerende voorzieningen gerealiseerd dienen te worden conform de hoogten ten opzichte van NAP zoals opgenomen in Bijlage 4 van deze regels.
  • j. de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 20 meter ten opzichte van peil.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de ligging van de wegas zoals aangegeven op de verbeelding met de figuur 'as van de weg' tot 2 meter, met dien verstande dat de verleende hogere waarde in het kader van dit bestemmingplan en de geluidproductieplafonds van geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving van de N65 niet worden overschreden;
  • b. de hoogte van geluidschermen zoals opgenomen in bijlage 4 met dien verstande dat de geluidbelasting op woningen niet wordt verhoogd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting compensatie NNB

Alvorens de Reconstructie N65 in de bestemming 'Verkeer' in gebruik genomen kan worden, dienen de compenserende maatregelen (fysieke compensatie en ecopassage) ten behoeve van het Natuurnetwerk Brabant zoals opgenomen in het rapport met de titel 'Natuurcompensatieplan Helvoirt' dat als Bijlage 2 bij deze regels gevoegd is, in uitvoeringsafspraken (beheer - en/of inrichtingsplannen) geborgd te zijn.

5.4.2 Voorwaardelijke verplichting geluidreducerende maatregelen

Alvorens de Reconstructie N65 in de bestemming 'Verkeer' in gebruik genomen kan worden, dienen de geluidreducerende maatregelen zoals opgenomen op de kaart 'Maatregelen geluid N65' die in bijlage 4 bij deze regels is gevoegd, te zijn getroffen.

5.4.3 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap

Binnen een jaar na de ingebruikname van de Reconstructie N65 in de bestemming 'Verkeer', dienen de maatregelen voor de kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in het rapport met de titel 'Kwaliteitsverbetering landschap Groenblauwe mantel, Reconstructie N65' dat als Bijlage 3 bij deze regels is gevoegd zijn gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden.

5.4.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Alvorens het toegenomen verhard oppervlak (als gevolg van de Reconstructie N65) in de bestemming 'Verkeer' in gebruik genomen kan worden, dient het benodigde volume aan waterberging zoals opgenomen in de 'Watertoets' die in Bijlage 5 bij deze regels is gevoegd, gerealiseerd te zijn.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen en oeverstroken;
  • b. waterhuishouding;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden;
  • d. extensieve openluchtrecreatie;
  • e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, aanlegsteigers voor recreatief medegebruik en bruggen, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval ook het gebruik van de gronden -water en steigers- als ligplaats voor woonboten en andere drijvende woongelegenheden aangemerkt.

Artikel 7 Leiding - Brandstof

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van brandstof.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Brandstof.

7.2.2 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwen met elk een oppervlakte van ten hoogste 30m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, door middel van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 7.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. de leiding niet wordt geschaad;
  • b. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en/of goederen wordt in ieder geval tot een strijdig gebruik gerekend.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Brandstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen, verwijderen, of herstellen van ondergrondse leidingen of drainage;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • g. het aanbrengen van beplantingen, (hout)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen;
  • h. het aanbrengen van beplanting, (hout)gewas en/of bomen welke hoger opgroeien dan 1,5 m;
  • i. het rooien van beplantingen, (hout)gewas en/of bomen;
  • j. het indrijven of ingraven van voorwerpen in de bodem.
7.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten vormen.
7.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.

7.5.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsverunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Gas.

8.2.2 Algemeen

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 8.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, door middel van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 8.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. de leiding niet wordt geschaad;
  • b. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
8.3.1 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.   
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitoveren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten vormen.
8.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.

8.4.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsverunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van rioolpersleidingen en daarbij behorende voorzieningen. Ten behoeve van de bescherming van de rioolpersleiding is ter plaatse van deze leiding een beschermingszone van 5 meter opgenomen op de verbeelding.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming Leiding - Riool.

9.2.2 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwen met elk een oppervlakte van ten hoogste 30m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, door middel van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 9.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. de leiding niet wordt geschaad;
  • b. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten vormen.
9.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.

9.4.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsverunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden

10.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100m2, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgelegd.
  • b. Indien uit het in lid 10.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerderre van de volgende regels verbinden aan de bouwvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verbod

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 meter ten opzichte van peil;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 meter ten opzichte van peil.
10.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten vormen.
10.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. de in lid 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
10.4.1 Wijziging dubbelbestemming Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 11 Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.

11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 meter wordt gewijzigd;
  • b. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 meter ten opzichte van peil;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • e. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • f. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk.
11.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 11.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
11.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 11.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel;

11.2.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 12 Waterstaat - Natte natuurparel kernzone

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Natte natuurparel kernzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden in de kern van de natte natuurparel.

12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.
  • b. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m ten opzichte van peil.
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • d. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.
  • e. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • f. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk.
12.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.2.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 12.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

12.2.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingslegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 13 Waterstaat - Waterbergingsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

13.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond tevens bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 meter ten opzichte van peil worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
  • b. ophogen van gronden en het aanleggen en wijzigen van kaden.
13.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op wekren en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 13.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.

13.3.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing welke in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar ten tijde van de ter inzage legging van dit plan afwijkend is van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het bestemmingsplan te voldoen. In dit geval mag de bestaande bebouwing worden gehandhaafd maar niet worden vergroot.

15.2 Ondergeschikte bouwdelen

overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, schoorstenen, lichtkoepels en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant
17.1.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden peil;
  • b. aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhandingen of verharde oppervlakten van meer dan 100m2 , anders dan een bouwwerk.
17.1.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. nodig zijn voor het aanleggen van noodzakelijke nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
17.1.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.1.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft de waarden die te maken hebben met het watersysteem.
17.2 overige zone - attentiezone waterhuishouding
17.2.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden peil;
  • b. aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100m2, anders dan een bouwwerk.
17.2.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. nodig zijn voor het aanleggen van noodzakelijke nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
17.2.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming is toegekend, zoals beschreven in Hoofdstuk 2 van deze regels;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft de waarden die te maken hebben met het watersysteem.
17.3 overige zone - boringsvrije zone

De voor 'overige zone - boringsvrije zone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, tevens bestemd voor het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem.

17.4 overige zone - groenblauwe mantel
17.4.1 omschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied.

17.4.2 verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verwijderen van beplanting.
17.4.3 uitzonderingen

Het verbod als bedoeld onder lid 17.4.2 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werkzaamheden, die :

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. nodig zijn voor het aanleggen van noodzakelijke nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
17.4.4 toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.4.2 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming is toegekend, zoals beschreven in Hoofdstuk 2 van deze regels;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft de waarden die te maken hebben met het watersysteem.
17.5 overige zone - Natuurnetwerk Brabant
17.5.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - Natuurnetwerk Brabant' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden peil;
  • b. de aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
17.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.5.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werkzaamheden, die:

  • a. betrekking hebben op het normaal beheer en onderhoud;
  • b. nodig zijn voor het aanleggen van noodzakelijke nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
17.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.5.1 zijn wel toelaatbaar, mits de aantasting van de natuurlijke waarden in het gebied na het realiseren van die werken of het uitvoeren van die werkzaamheden worden hersteld.

17.6 overige zone - Regionale waterberging
17.6.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Regionale waterberging' mede tot behoud van het regionale waterbergend vermogen van dat gebied, met dien verstande dat bebouwing ten dienste van waterberging tot een hoogte van ten hoogste 2 meter is toegestaan.

17.6.2 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Regionale waterberging' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen of wijzigen van kaden.
17.6.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.6.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
17.6.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.6.2 mag alleen worden verleend indien:

  • a. daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden;
  • b. het bevoegde waterstaatsgezag is gehoord.
17.7 overige zone - Reservering waterberging

De voor 'overige zone - Reservering waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede aangeduid voor de aanleg en het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

17.8 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn de gronden tevens bedoeld voor het weergeven van de verwevingsgebieden, zoals bedoeld in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

17.9 veiligheidszone - lpg

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat er geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvingsvergunning afwijken van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

Artikel 19 Algemene procedureregels

19.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

19.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

19.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere-eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan N65 Helvoirt 2020.