direct naar inhoud van Regels
Plan: Gestelstraat 3 en 3a, Helvoirt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP17HRNGestelsstr3-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

  • 1. plan
    Het bestemmingsplan 'Gestelstraat 3 en 3a, Helvoirt' van de gemeente Haaren.
  • 2. bestemmingsplan
    De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (nummer NL.IMRO.0788.BP17HRNGestelsstr3-ON01) met de bijbehorende regels en bijlagen van de gemeente Haaren.
  • 3. verbeelding
    De verbeelding van het bestemmingsplan 'Gestelstraat 3 en 3a, Helvoirt' van de gemeente Haaren.
  • 4. aan- of uitbouw
    een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat; welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;
  • 5. AAB
    (Stichting) Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • 6. aanduiding
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  • 7. aanduidingsgrens
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  • 8. aan-huis-verbonden bedrijf
    een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
  • 9. aan-huis-verbonden beroep
    een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
  • 10. Activiteitenbesluit
    Het besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer);
  • 11. agrarisch bedrijf
    een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf;
  • 12. agrarisch bedrijf, grondgebonden
    een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
  • 13. agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf
    een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;
  • 14. agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij
    agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;
  • 15. agrarisch technisch hulpbedrijf
    een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;
  • 16. agrarisch verwant bedrijf
    een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, paardenpension, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;
  • 17. bebouwing
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
  • 18. bed & breakfast:
    bed & breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten (maximaal 1 week) een onderkomen zoeken. Typerend voor bed & breakfast is:
    • a. de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;
    • b. bed & breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van de keuken van de woning.
  • 19. bedrijfsgebouw
    een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
  • 20. bedrijfswoning of dienstwoning
    een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
  • 21. bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object
    bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  • 22. bestemmingsgrens
    de grens van een bestemmingsvlak;
  • 23. bestemmingsvlak
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  • 24. bijgebouw
    een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder mag bevatten;
  • 25. boomteeltontwikkelingsgebied
    een gebied waar boomteeltbedrijven kunnen doorgroeien en zich kunnen ontwikkelen;
  • 26. bouwen
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  • 27. bouwgrens
    de grens van een bouwvlak;
  • 28. bouwlaag
    een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;
  • 29. bouwperceel
    een aaneengesloten stuk grond, waarop krachten het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  • 30. bouwvlak
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
  • 31. bouwwerk
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
  • 32. brutovloeroppervlak
    de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
  • 33. detailhandel
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • 34. duurzame locatie
    een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat omschakeling naar een intensieve veehouderij zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, voor wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
  • 35. erfbeplanting
    beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;
  • 36. evenement
    georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;
  • 37. gebouw
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  • 38. gevoelige functies
    woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • 39. groencentrum
    groothandel in groenproducten met detailhandel in ter plaatse geteelde producten met een verkoopoppervlakte van maximaal 1.500 m?;
  • 40. gronddepot
    bewaarplaats van grond;
  • 41. handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009
    handleiding met lijsten met richtafstanden voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen);
  • 42. hoofdgebouw
    een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als het belangrijkste valt aan te merken;
  • 43. horeca
    • a. restaurant, café, cafetaria, snackbar of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor nuttiging ter plaatse, een en ander met uitzondering van discotheek of soortgelijke inrichting, en
    • b. hotel, pension of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding overnachtingsgelegenheid wordt verstrekt;
  • 44. jeugdcentrum
    recreatie en educatie van jeugdgroepen met inbegrip van recreatief nachtverblijf in een gebouw met een daarbij behorend erf waarvan bouwwerken, geen gebouwen zijnde onderdeel van uit kunnen maken;
  • 45. kas
    een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Voorbeelden zijn reguliere kassen en kleine teelt-ondersteunende kassen;
  • 46. kampeerterrein
    stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;
  • 47. kiosk
    een klein vrijstaand gebouw ten behoeve van toeristisch-recreatieve informatie, eventueel met een uitgifte van snacks;
  • 48. kleinschalig kamperen
    kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;
  • 49. kwetsbaar object
    • a. woningen, woonschepen en woonwagens met een dichtheid van meer dan twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
    • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
      • ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
      • scholen, of
      • gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
      • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
      • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
    • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  • 50. landbouwmechanisch bedrijf
    een bedrijf dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht is op de verkoop, onderhoud en reparatie van tractoren en andere landbouwwerktuigen;
  • 51. landschapselementen
    ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;
  • 52. langgevelboerderij
    een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;
  • 53. loon- en grondwerkbedrijf
    een bedrijf in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;
  • 54. maatschappelijke voorzieningen
    gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;
  • 55. manege
    bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;
  • 56. mantelzorg
    het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
  • 57. mestbassin
    voorziening voor opslag van mest, bijvoorbeeld bestaande uit een aarden put bekleed met folie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest of een mestzak;
  • 58. mestverwerking
    het proces om (drijf)mest af te breken door onder andere mestvergisting, om te zetten in nieuwe, bruikbare producten zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen;
  • 59. nevenfuncties

Onder nevenfuncties worden verstaan:

    • a. recreatieve functies gericht op plattelandstoerisme;
    • b. agrarisch verwante functies;
    • c. agrarisch technische hulpfuncties;
    • d. statische binnenopslag;
    • e. verbrede landbouw;
  • 60. nieuwbouw
    bouw van nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • 61. onderbouw
    een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
  • 62. ondergeschikte functie
    functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;
  • 63. ondersteunende horeca
    een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren. De ruimte voor ondersteunende horeca is inclusief een eventueel terras, toiletten en bereidingsruimte van de geserveerde consumpties.
  • 64. onderkomen
    een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
  • 65. opslagbedrijf
    bedrijfsvorm waarbij sprake is van verhuur van bedrijfsgebouwen voor de opslag van materialen en goederen van anderen
  • 66. overkapping
    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
  • 67. overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening
    bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;
  • 68. paardenbak
    een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport, eventueel voorzien van verlichting;
  • 69. paardenhouderij
    het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenfunctie het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;
  • 70. peil
    • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
      de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • b. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' : 'bovenkant spoorstaaf';
    • c. in andere gevallen:
      de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 71. permanente bewoning
    bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
  • 72. recreatiewoning
    een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
  • 73. reëel agrarisch bedrijf
    een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen;
  • 74. retentievoorziening
    een voorziening waarbij in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen te voorkomen;
  • 75. rijhal
    een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een paardenfokkerij of paardenhouderij;
  • 76. seksinrichting
    een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel of soortgelijke inrichting;
  • 77. silo
    een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf;
  • 78. stacaravan
    een zomerhuis in de vorm van een onderkomen op wielen, dat, mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op zelfstandige wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhanger van een auto te worden voortbewogen;
  • 79. statische opslag
    (binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;
  • 80. stapmolen
    cirkelvormige, omheinde ruimte, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via een, al of niet computergestuurde, bedieningskast;
  • 81. (teelt)ondersteunende voorzieningen
    boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;
  • 82. (teelt)ondersteunende kas
    een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);
  • 83. permanente (teeltondersteunende) voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
  • 84. tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;
  • 85. overige (teelt)ondersteunende voorzieningen
    een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (stellages en regenkappen);
  • 86. VAB
    Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;
  • 87. veldschuur
    een vrij in het open veld staande schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen;
  • 88. verbrede landbouw
    het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;
  • 89. verkoopvloeroppervlakte
    de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
  • 90. voorgevel
    de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
  • 91. voorgevelrooilijn
    de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
  • 92. waterbassin
    een opslagreservoir, geen bouwwerk zijnde, voor water;
  • 93. woning
    een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
  • 94. woonunit
    een demontabel of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw of ruimte binnen een gebouw, dat of die geschikt en ingericht is ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;
  • 95. zorgboerderij
    de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • 1. dakhelling
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  • 2. de goothoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • 3. de inhoud van een bouwwerk
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  • 4. de bouwhoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • 5. de oppervlakte van een bouwwerk
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • 6. de hoogte van een windturbine
    vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
  • 7. de breedte, lengte of diepte van een gebouw:
    tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
  • 8. de afstanden:
    afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bodemexploitatie;
  • b. en tevens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': een paardenbak
  • c. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  • d. behoud en herstel van de bestaande landschapselementen;
  • e. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • f. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • h. evenementen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen enkel worden opgericht ter plaatsen van een bouwvlak. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen;
    • 3. paardenbakken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak'
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • c. De hoogte van paardenbakken en recreatieve voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • d. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
    • 1. het gebruik van de gronden ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
    • 2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
    • 3. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;
  • b. De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak.
  • c. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak.
  • d. Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het wijzigen en verharden van zandwegen.
  • b. Het verwijderen van landschapselementen.
3.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven met de nadere specificatie:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – opslag- en bedrijfsruimte', opslag en verhuur van ruimte(n) ten behoeve van bedrijven van maximaal milieucategorie 2 conform de handreiking Bedrijven en milieuzonering (2009).
  • b. ondergeschikte detailhandel;
  • c. een bedrijfswoning;
  • d. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen;
  • e. aan-huis-verbonden beroepen;
  • f. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. een ondergeschikte paardenhouderij bij het opslag- / verhuurbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenhouderij'.
  • j. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, exclusief bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan 1.060 m².
  • b. Er is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan.
  • c. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen.Indien de bestaande inhoud van de woning reeds meer is dan het maximum geldt deze inhoud als maximum.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • f. Bebouwing ten behoeve van meer dan één bedrijf is niet toegestaan.
  • g. Binnen de aanduiding 'recreatiewoning' is niet meer dan één recreatiewoning toegestaan.
  • h. De inhoud van een recreatiewoning mag niet meer dan 380 m³ bedragen.

4.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 389 m2 bedragen.
  • b. Indien de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning reeds meer bedraagt dan de oppervlakte onder a, mag de oppervlakte niet worden vergroot.
  • c. De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,25 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Verboden gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. Het gebruik van gronden en bebouwing voor een ander soort bedrijf dan bepaald in lid 4.1, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
    • 1. een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie, niet zijnde een aan-huis-verbonden beroep zoals bedoeld in artikel 4.1 onder e in combinatie met artikel 4.3.3;
    • 2. Het uitoefenen van een horecabedrijf;
    • 3. Het uitoefenen van een maatschappelijke voorziening
  • b. Het gebruik van een bestemmingsvlak ten behoeve van meerdere zelfstandige bedrijven.
  • c. Het gebruik van bebouwing dat is voorzien van asbesthoudende dakbedekking vanaf het tijdstip dat een landelijk verbod op asbestdaken geldt.

4.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, voor zover begrepen in dit plan voor het perceel Gestelsestraat 3-3a te Helvoirt, maximaal 12 maanden na ingebruikname van het bedrijf gerealiseerd wordt en vervolgens in stand wordt gehouden. Onder landschappelijke inpassing wordt in deze planregels verstaan de beplanting zoals beschreven in het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

4.3.3 Omvang aan-huis-verbonden beroep

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m2, danwel aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.4 Afwijken gebruiksregels
4.4.1 Afwijken ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander soort bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De voorgenomen bedrijfsactiviteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn en behoren volgens de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 tot dezelfde of een lagere milieucategorie dan de voorheen ter plaatse van het bestemmingsvlak uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.
  • b. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • c. Er dient sprake te zijn van voldoende kwaliteitsverbetering
  • d. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van het verkeer veroorzaken.

4.4.2 Aanpassing inpassingsplan

Het bevoegd gezag kan op verzoek bij verlening van een omgevingsvergunning het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 aanpassen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Er is na wijziging nog steeds sprake van een goede landschappelijke inpassing
  • b. De benodigde investering voor landschappelijke inpassing (aanleg en onderhoud) is minimaal gelijk aan de investering van het inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurwaarde;
  • c. water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. toeristisch, recreatief en cultureel medegebruik;

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • b. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor evenementen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
  • b. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • c. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

6.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c. Gelegen zijn binnen het agrarisch bouwvlak.

6.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Wijziging dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • b. Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

8.2 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. Binnen de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning 1 is ondergronds bouwen niet toegestaan.
  • c. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. Het bevoegd gezag kan afwijken voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. Het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens.
  • b. Het gebruik van onbebouwde gronden als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.
  • c. Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.
  • d. Het bewonen van vrijstaande bijgebouwen, niet zijnde mantelzorg.

9.2 Afwijken gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed and breakfast voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:

    • 1. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m2 voor bed and breakfast wordt gebruikt.
    • 2. Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
    • 3. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
    • 4. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
    • 5. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
    • 6. Er dient een nachtregister te worden bijgehouden.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:

  • a. Het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
  • b. Indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen.
  • c. Voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
  • d. Het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de realisatie mag niet plaatsvinden binnen het NNB;
    • 2. gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
    • 3. er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden;
  • e. Tijdelijke huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB advies;
    • 2. huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits of stacaravans. Indien gebruik wordt gemaakt van woonunits of stacaravans, mag huisvesting in woonunits en stacaravans maximaal 6 maanden per jaar plaatsvinden. Buiten deze 6 maanden dienen de woonunits of stacaravans van het perceel verwijderd te worden danwel inpandig te worden opgeslagen.
    • 3. het gezamenlijk brutovloeroppervlak van ruimten voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan 300 m2 bedragen;
    • 4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
    • 5. huisvesting mag maximaal 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;
    • 6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden;
    • 7. er mag geen hinder optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven;
    • 8. de ruimte voor de huisvesting van seizoenswerknemers moet voldoen aan het bouwbesluit.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;
  • b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  • c. door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan, is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Gestelstraat 3 en 3a, Helvoirt van de gemeente Haaren.