direct naar inhoud van Regels
Plan: Gijzelsestraat 1, Helvoirt
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP17BGGijzelsestr1-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan "Gijzelsestraat 1, Helvoirt" van de gemeente Haaren.


1.2. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0788.BP17BGGijzelsestr1-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 2 Van toepassing verklaring


Het voorliggende bestemmingsplan is van toepassing op bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2014" van de gemeente Haaren, met identificatienummer NL.IMRO.0788.BP14BGherz2014-VA01.


De regels uit dit bestemmingsplan blijven onverkort van toepassing met uitzondering van het hierna bepaalde in Artikel 3.

Artikel 3 Aanpassing regels


Aan de bestemming 'Agrarisch', zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2014", worden de volgende bepalingen toegevoegd:


Artikel 3.2. Bouwregels

Artikel 3.2.1. Algemeen

c. De maximale oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte van gebouwen, die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.


3.3 Afwijking van de bouwregels

3.3.7. Afwijking bouwen


In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1. onder c is uitbreiding van de bestaande oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak mogelijk, met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. Er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, e.e.a. conform de door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant vastgestelde regels van de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij, zoals die gelden ten tijde van de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • 2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving. Het betreft hier onder andere de aspecten verkeersafwikkeling, milieu, flora en fauna en volksgezondheid;
  • 3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij, die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • 4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • 5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
  • 6. Bovenstaande voorwaarden hoeven niet te gelden voor gebouwen met een oppervlakte kleiner dan 100 m² met dien verstande dat hiervan, binnen de planperiode van 10 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, maar één keer gebruik mag worden gemaakt.
  • 7. Een toename van de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven voor een hokdierhouderij is uitsluitend toegestaan indien:
    • a. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
      • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
      • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;
    • b. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die wordt opgericht;
    • c. de sanering als bedoeld onder a plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
    • d. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder a tot en met c is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.


Artikel 3.4. Specifieke gebruiksregels


g. Binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond worden gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebruikt.

h. Een gebruikswijziging van gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf voor veehouderijen, is enkel toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen onder 3.3.7 lid 1 t/m 5.

i. Binnen het agrarisch bedrijf mag maximaal het aantal dieren per diersoort uit de Natuurbeschermingswet gehouden worden, zoals opgenomen in de d.d. 25 juni 2015 verleende Natuurbeschermingswetvergunning, met kenmerk C2115873/14941 welke is bijgevoegd bij deze regels als Bijlage 1.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotbepaling


Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:


'Regels van het bestemmingsplan Gijzelsestraat 1, Helvoirt'