direct naar inhoud van Regels
Plan: Haaren, Haarendael 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP16HRNHAARENDAEL-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Haaren, Haarendael 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0788.BP16HRNHAARENDAEL-VA01 van de gemeente Haaren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0788.BP16HRNHAARENDAEL-VA01 met de bijbehorende regels (en daarbij behorende bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.7 begane grond:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.8 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.12 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.24 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.25 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.26 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, een bejaardencentrum en woonzorgcomplex hierbij inbegrepen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.27 normale onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.28 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.29 onzelfstandige wooneenheid:

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waarbij wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, badkamer en/of toilet, gemeenschappelijk worden gebruikt;

1.30 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.31 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen

vergoeding;

1.32 reclame

een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst;

1.33 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak en een afgeknot dak de laagste goot als goothoogte dient te worden aangemerkt;

2.1.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het

gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk - Uit te werken

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk – Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, in de vorm van een onderwijscampus;
  • b. het behoud en herstel van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
  • c. het behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' tevens voor de instandhouding en bescherming van de bestaande gebouwen;

met de daarbij behorende:

  • e. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen, dienstverlenende bedrijven en kantoren, voor zover ten dienste van onder a genoemde maatschappelijke voorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. verblijfsvoorzieningen in de vorm van pleinen e.d.;
  • k. kunstwerken;
  • l. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  • m. watergangen, waterretentie, voorzieningen voor waterzuivering en -infiltratie;
  • n. voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen.

3.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 3.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Onderwijscampus

Op de gronden is een onderwijscampus toegestaan die voldoet aan de volgende randvoorwaarden:

  • a. onderwijsvoorzieningen voor in totaal maximaal 600 studenten;
  • b. congresruimten ten dienste van de onderwijscampus tot een oppervlakte van maximaal 2.000m2;
  • c. maximaal 200 onzelfstandige wooneenheden voor studenten en docenten van de onderwijscampus;
3.2.2 Gebouwen

Voor de gebouwen ten dienste van de bestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen alleen worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken; buiten de bouwvlakken mag maximaal 500 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden opgericht;
  • b. de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' dient te worden gehandhaafd;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte en het bebouwingspercentage van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding als maximum is aangegeven; indien op de verbeelding geen maximum is aangegeven, geldt de bestaande maatvoering van hoofdgebouwen (de goothoogte, bouwhoogte en het bebouwingspercentage) als maximum maatvoering;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,2 m; de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m;
3.2.4 Randvoorwaarden onderzoeken en milieu-eisen
  • a. bij de uitwerking dient de ruimtelijke visie in acht te worden genomen, zoals beschreven in hoofdstuk 5 van de Structuurvisie Landgoed Haarendael (juni 2012, nr. 867.100.02): belangrijkste uitgangspunt is daarbij het behoud en ontwikkeling van het ensemble van poort, oprijlaan, voorhof en hoofdgebouw- kapel in combinatie met de groene omkadering van het landgoed; in een vroegtijdig stadium wordt hierover overleg gevoerd met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de provincie Noord-Brabant;
  • b. de beoogde nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient een bijdrage te leveren aan het behoud of het herstel van het cultuurhistorisch karakter van het complex; in de verantwoording van deze bijdrage komt het volgende aan de orde:
      • een beschrijving en cartografische weergave van de actuele, aangetaste en verdwenen cultuurhistorische waarden van het complex;
      • een lijst en kaart met de (verdwenen) cultuurhistorische waarden die worden hersteld of worden versterkt;
      • de wijze waarop de voorgenomen ontwikkeling een (landschap)-architectonische meerwaarde inhoudt voor het complex;
      • de wijze waarop de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan het behoud van de historisch (landschap-) architectonische kenmerkende stijl van het complex;
      • de wijze waarop de voorgenomen ontwikkeling financieel bijdraagt aan de instandhouding en herstel van het complex;
  • c. de verharde oppervlakte mag maximaal met 2.000 m2 toenemen; voorafgaand aan de ontwikkeling wordt in een vroegtijdig stadium overleg gevoerd met het waterschap;
  • d. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten en verblijfsruimten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Haaren (2011); indien het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan wordt herzien, is de normering in het vastgestelde herziene plan van toepassing;
  • f. voorafgaand aan de ontwikkeling wordt een nader archeologisch onderzoek verricht;
  • g. voorafgaand aan de ontwikkeling wordt een nader bodemonderzoek verricht naar de mogelijk (beperkte) bodemverontreinigingen ter plaatse van nieuwe ontwikkelingen;
  • h. voorafgaand aan de ontwikkeling wordt aangetoond dat de ontwikkeling vanuit het oogpunt van flora en fauna acceptabel is; er dient nader onderzoek te worden verricht naar de mogelijke effecten van de ontwikkeling op vleermuizen, boommarter, rode eekhoorn, middelste bonte specht, sperwer, buizerd en ransuil.
3.3 Bouwregels
3.3.1 Voorlopig bouwverbod

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking voorlopig bouwverbod

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.3.1, indien het bouwplan past in een vastgesteld maar nog niet in werking getreden uitwerkingsplan dan wel in een ter inzage gelegd ontwerpuitwerkingsplan.

3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.5.1 Vergunningvereiste

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' op de verbeelding bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

3.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
  • b. sloopwerkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend.
3.5.3 Criteria

De omgevingsvergunning voor het slopen kan slechts worden verleend, indien en voor zover:

  • a. de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  • b. omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend voor het oprichten van een nieuw bouwwerk in plaats van het te slopen bouwwerk of voor het verbouwen van het gedeeltelijk te slopen bouwwerk;
  • c. advies is gevraagd bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over het verzoek om sloopvergunning.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een wal of een steilrand worden gewijzigd;
  • b. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  • c. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas;
  • d. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas;
  • e. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, wallen, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
  • f. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
  • g. het omzetten van grasland naar boomteelt.
3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. binnen een bouwvlak plaatsvinden;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden

aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in

deze gronden verwachte archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4.1, mag in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
  • b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 50 m²;
  • c. bouwwerken ten dienste van de in artikel 4.1 genoemde bestemming en ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.
4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, indien en voor zover met een archeologische onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  • c. ter zake daarvan vooraf archeologisch advies is ingewonnen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde

gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij de grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • f. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • h. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • i. het aanbrengen van verhardingen.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en

werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 100 m²;
  • d. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

Indien het niet mogelijk is middels een archeologisch onderzoek vastgesteld aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint bevoegd gezag archeologisch advies in.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Verwijderen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt verwijderd, indien en voor zover:

  • a. met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving.
4.5.2 Advies

Alvorens te beslissen over het wijzigen winnen Burgemeester en wethouders archeologisch advies in.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

6.2 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat:

  • a. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • b. ondergronds bouwen slechts onder bebouwd oppervlak wordt toegestaan.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Milieuzone - boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn gronden mede bedoeld voor bescherming van de daarin aanwezige beschermde kleilaag. De regels ter bescherming van de boringsvrije zone, zoals vermeld in de Provinciale Milieuverordening zijn van toepassing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik gronden en opstallen

Onder gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m.
9.2 Criteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 kan slechts worden verleend, indien en voor zover:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Overige regels

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, aanlegvergunnings-, vrijstellings- en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Haaren, Haarendael 2016'