direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële herziening buitengebied, Helvoirtsestraat ong. (tussen 16 en 18) Helvoirt
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP15HVTHvtstr16a-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Partiële herziening buitengebied, Helvoirtsestraat ong. (tussen 16 en 18) Helvoirt' met identificatienummer NL.IMRO.0788.BP15HVTHvtstr16a-ON01 van de gemeente Haaren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfast

Bed & breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten een onderkomen zoeken. Typerend voor bed & breakfast is:

  • a. de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;
  • b. bed & breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van de keuken en het sanitair van de woning;
  • c. bed & breakfast dient binnen de bestaande woning gerealiseerd te worden.

1.9 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object

bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder mag bevatten;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.16 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009

handleiding met lijsten met richtafstanden voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen);

1.22 hoofdgebouw

een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;

1.23 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Voorbeelden zijn reguliere kassen en kleine teelt-ondersteunende kassen;

1.24 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

1.25 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.26 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.27 ondergeschikte functie

functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;

1.28 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.29 overig bouwwerk

elke constructie van enige omvang, geen pand zijnde, van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.31 overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening

bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;

1.32 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.33 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.34 peil
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.35 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

1.36 ruimte-voor-ruimte

regeling die het mogelijk maakt om op planologisch aanvaardbare plaatsen een ruimte-voor-ruimtekavel te ontwikkelen in ruil voor de sloop van bedrijfsgebouwen in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse;

1.37 ruimte-voor-ruimtekavel

perceel waarop de mogelijkheid wordt geboden een woning te realiseren op grond van ruimte-voor-ruimte;

1.38 ruimte-voor-ruimtewoning

een vrijstaande woning, gerealiseerd op een ruimte-voor-ruimtekavel;

1.39 (teelt)ondersteunende voorzieningen

boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;

1.40 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;

1.41 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.42 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelgrenzen;

1.43 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.44 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen en gemalen;

1.45 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.1.2 de breedte, lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak en een afgeknot dak de laagste goot als goothoogte dient te worden aangemerkt;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden, in het algemeen en in het bijzonder voor een dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied';
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • a. landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.2, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
  • c. het gebruik van de gronden als paardenbakken;
  • d. opslag van hooirollen.

Artikel 4 Groen - Landschappelijke inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met in achtneming van de onderstaande regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden uitsluitend gebouwd in de vorm van een erfafscheiding;
  • b. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het aanbrengen van verhardingen;
  • b. het verwijderen van houtopstanden indien daarmee de landschappelijke inpassing, zoals bedoeld in 4.1 onder a., in het geding komt.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een ruimte-voor-ruimtewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte';
  • b. tuinen en erven;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een woning, inclusief aan- en bijgebouwen, mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
  • c. van woningen mag de goothoogte niet meer dan 4,5 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 8 m;
  • d. de voorgevel dient te worden opgericht ter plaatse van, dan wel niet meer dan 2 meter achter de aanduiding 'gevellijn';
  • e. het hoofdgebouw dient op minimaal 3 meter en maximaal 12,5 uit de zuidoostelijke zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  • f. de minimaal vereiste karakteristieke geluidswering van de gevel van de woning bedraagt 29 dB voor de voorgevel en 26 dB voor de zijgevels.

5.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de betreffende woning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende omgevingsvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.1 onder b.;
  • c. van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,50 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval verstaan:

  • a. het verstrekken van logies;
  • b. de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • c. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep.

5.3.2 Landschappelijke inpassing

Als voorwaarde voor het gebruiken of (doen) laten gebruiken van gronden en bouwwerken conform het bepaalde in 5.1 onder a. tot en met c. gelden de volgende regels:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1, te zijn gerealiseerd
  • b. de landschappelijke inpassing als bedoeld onder a. dient in stand te worden gehouden.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Aan-huis-verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 uit de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 ;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
5.4.2 Aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 6 Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.

6.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van werken en werkzaamheden
6.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

6.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen
  • a. op plaatsen waar hoofdgebouwen zijn of worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. het bevoegd gezag mag door middel van een omgevingsvergunning afwijken en het bouwen van ondergrondse bouwwerken toestaan op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens;
  • b. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • c. verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning;
  • d. het bewonen van vrijstaande bijgebouwen;

9.2 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor 'bed and breakfast' voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² voor 'bed and breakfast' wordt gebruikt;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • f. er dient een nachtregister te worden bijgehouden.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de realisatie mag niet plaatsvinden binnen het Natuur Netwerk Nederland;
    • 2. gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
    • 3. er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;
  • b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  • c. door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Waarborging voldoende parkeergelegenheid

Ten behoeve van het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid gelden de volgende bepalingen:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dienen minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a, daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
  • c. indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van de parkeernorm als bedoeld onder a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Partiële herziening buitengebied, Helvoirtsestraat ong. (tussen 16 en 18) Helvoirt'.