direct naar inhoud van Regels
Plan: Winkelsestraat 33, Biezenmortel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP15BGwinkelsest33-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

plan: het bestemmingsplan ‘Winkelsestraat 33, Biezenmortel’ van de gemeente Haaren;

bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0788.BP15BGwinkelsest33-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

aan- of uitbouw: een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat; welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;

AAB: (Stichting) Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

aan-huis-verbonden bedrijf: een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

aan-huis-verbonden beroep: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf;

  • agrarisch bedrijf, grondgebonden: een agrarisch bedrijf dat voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
    • 1. De veebezetting bedraagt niet meer dan 2,75 GVE/ha, berekend over de grond die blijkes de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie.
    • 2. Tenminste 75% van de op het bedrijf geproduceerde mest, uitgedrukt in fosfaat, wordt aangewend op grond die blijkens de gecombineerde opgeave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie.
    • 3. Tenminste 95% van het ruwvoer (gras en mais), uitgedrukt in fosfaat, wordt gewonnen op grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie. Daarbij dient 50% van het fosfaat in het rantsoen afkomstig te zijn uit het ruwvoer (gras en mais).
    • 4. De dieren gehouden op het bedrijf worden uitsluitend of in hoofdzaak gehouden ten behoeve van natuurbeheer.
  • agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;
  • agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij: agrarisch bedrijf met een overwegende bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

agrarisch technisch hulpbedrijf: een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;

agrarisch verwant bedrijf: een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, paardenpension, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;

bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

bed & breakfast: bed & breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten (maximaal 1 week) een onderkomen zoeken. Typerend voor bed & breakfast is:

  • a. de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;
  • b. bed & breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van de keuken van de woning.

bedrijfsgebouw: een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;

bedrijfswoning of dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object: bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bijgebouw: een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder mag bevatten;

boomteeltontwikkelingsgebied: een gebied waar boomteeltbedrijven kunnen doorgroeien en zich kunnen ontwikkelen;

bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;

bouwgrens:de grens van een bouwvlak;

bouwlaag: een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachten het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

brutovloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

erfbeplanting: beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;

evenement: georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;

gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

gevoelige functies: woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

hoofdgebouw: een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;

horeca: restaurant, café, cafetaria, snackbar of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor nuttiging ter plaatse, een en ander met uitzondering van discotheek of soortgelijke inrichting, en hotel, pension of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding overnachtingsgelegenheid wordt verstrekt;

kas: een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Voorbeelden zijn reguliere kassen en kleine teeltondersteunende kassen;

kampeerterrein: stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;

kleinschalig kamperen: kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;

landbouwmechanisch bedrijf: een bedrijf dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht is op de verkoop, onderhoud en reparatie van tractoren en andere landbouwwerktuigen;

landschapselementen: ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;

langgevelboerderij: een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;

loon- en grondwerkbedrijf: een bedrijf in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;

maatschappelijke voorzieningen: gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;

manege: bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

mantelzorg: het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

mestverwerking: het proces om (drijf)mest af te breken door onder andere mestvergisting, om te zetten in nieuwe, bruikbare producten zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen;

nevenfuncties: Onder nevenfuncties worden verstaan:

  • a. recreatieve functies gericht op plattelandstoerisme;
  • b. agrarisch verwante functies;
  • c. agrarisch technische hulpfuncties;
  • d. statische binnenopslag;
  • e. verbrede landbouw;

nieuwbouw: bouw van nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

onderbouw: een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

ondergeschikte functie: functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;

ondersteunende horeca: een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren. De ruimte voor ondersteunende horeca is inclusief een eventueel terras, toiletten en bereidingsruimte van de geserveerde consumpties;

onderkomen: een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening: bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;

paardenbak: een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

paardenhouderij: het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenfunctie het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

peil: voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

permanente bewoning: bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

recreatiewoning: een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

reëel agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen;

retentievoorziening: een voorziening waarbij in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen te voorkomen;

rijhal: een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een paardenfokkerij of paardenhouderij;

silo: een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf;

stacaravan: een zomerhuis in de vorm van een onderkomen op wielen, dat, mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op zelfstandige wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

statische opslag: (binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke;

stapmolen: cirkelvormige, omheinde ruimte, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via een, al of niet computergestuurde, bedieningskast;

(teelt)ondersteunende voorzieningen: boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;

(teelt)ondersteunende kas: een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);

permanente (teeltondersteunende) voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;

tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;

overige (teelt)ondersteunende voorzieningen: een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (stellages en regenkappen);

VAB: Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;

veldschuur: een vrij in het open veld staande schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen;

verbrede landbouw: het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk in-pasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrari-sche bedrijfsvoering;

verkoopvloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

voorgevel: de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

voorgevelrooilijn: de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

waterbassin: een opslagreservoir, geen bouwwerk zijnde, voor water, niet zijnde een retentievoorziening;

watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen: al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

woning: een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;

woonunit: een demontabel of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw of ruimte binnen een gebouw, dat of die geschikt en ingericht is ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

zorgboerderij: de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

de breedte, lengte of diepte van een gebouw: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

de afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen';
  • c. wateropvang buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'wateropvang'
  • d. bestaande nevenfuncties in de vorm van statische opslag en verhuur van recreatieve voertuigen tot een maximale oppervlakte van respectievelijk 1.000 en 300 m2 ter plaatse van de aanduiding 'nevenactiviteiten';
  • e. houden van vee ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf tot een maximale oppervlakte van 400 m2 in bestaande bebouwing;
  • f. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol';
  • g. behoud en herstel van de bestaande landschapselementen;
  • h. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • k. evenementen.

Het gebruik conform deze bestemming is enkel toegestaan indien de in de waterparagraaf opgenomen compenserende waterberging wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.
  • b. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.
  • c. Het (her)bouwen van dierverblijven is niet toegestaan.
  • d. Realisatie van bouwwerken mag pas plaatsvinden wanneer de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol' is gerealiseerd.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol' is het bepaalde onder d niet van toepassing;

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • c. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer bedragen dan 10 m bedragen.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol' is oprichten van bebouwing enkel toegestaan indien wordt voldaan aan de eisen zoals verwoord in het beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 1).

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen het bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • c. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • f. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bouwwerken ten behoeve van recreatieve voorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' (niet zijnde een teeltondersteunende kas) en wateropvang ter plaatse van de aanduiding 'wateropvang'.
  • b. De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
  • d. De hoogte van de wateropvang ten plaatse van de aanduiding 'wateropvang' mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • e. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
  • f. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijking rijhallen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
  • b. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

3.3.2 Afwijking teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 15.000 m² bedragen.
  • c. De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • d. Er moet worden voldaan aan het Activiteitenbesluit milieubeheer.
  • e. De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.

3.3.3 Afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

3.3.4 Afwijking bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

    • 1. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
    • 2. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;
    • 3. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven;
    • 4. Het gebruiken van meerdere bouwlagen voor het houden van vee;
    • 5. De aanleg van waterbassins en mestbassins buiten het bouwvlak;
    • 6. Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen en wormkwekerijen;

Tevens wordt als strijdig gebruik aangemerkt: het overschrijden van de geluidsnormen zoals opgenomen in onderstaande tabel ter plaatsen van woningen in de omgeving als gevolg van de activiteiten binnen de inrichting.

  dagperiode (07.00 - 19.00 uur)   avondperiode (19.00 - 23.00 uur)   nachtperiode (23.00 - 07.00 uur  
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (dB(A))   40   33   30  
Maximaal geluidsdrukniveau (dB(A))   62   65   60  

3.4.2 Aanleg en instandhouding landschappelijke inpassing

Gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, voor zover begrepen in dit plan voor het perceel Winkelsestraat 33 Biezenmortel, maximaal 12 maanden na realisatie van de kas wordt gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden. Onder landschappelijke inpassing wordt in deze planregels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het wijzigen en verharden van zandwegen.
  • b. Het verwijderen van landschapselementen.

3.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.
  • b. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.
  • c. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.

3.7.2 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw en aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en
  • b. De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • d. Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.
  • e. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

3.7.3 Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.

3.7.4 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
  • b. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;
    • 3. bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².
  • d. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
  • e. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
  • f. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • g. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • i. Per 500 m² sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m³ tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

3.7.5 Wijziging naar bos of- natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
  • b. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.
  • c. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde-Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in lid 4.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  • d. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het agrarisch bouwvlak.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
  • b. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • c. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Gelegen zijn binnen het agrarisch bouwvlak.

4.3.3 Toelaatbaarheid

  • a. De in lid 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

4.4.1 Wijziging dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • b. Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande afwijking maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

6.2 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens.
  • b. Als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.
  • c. Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.
  • d. Het bewonen van vrijstaande bijgebouwen.

7.2 Afwijking gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor ‘bed and breakfast’ voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • 1. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² voor ‘bed and breakfast’ wordt gebruikt.
  • 2. Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
  • 3. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
  • 4. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
  • 5. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  • 6. Er dient een nachtregister te worden bijgehouden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nuts-voorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de realisatie mag niet plaatsvinden binnen de EHS;
    • 2. gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
    • 3. er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden;
  • e. tijdelijke huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB advies;
    • 2. huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits of stacaravans. Indien gebruik wordt gemaakt van woonunits of stacaravans, mag huisvesting in woonunits en stacaravans maximaal 6 maanden per jaar plaatsvinden. Buiten deze 6 maanden dienen de woonunits of stacaravans van het perceel verwijderd te worden danwel inpandig worden opgeslagen.
    • 3. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van ruimten voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan 300 m² bedragen;
    • 4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
    • 5. huisvesting mag maximaal 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;
    • 6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden;
    • 7. er mag geen hinder optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven;
    • 8. de ruimte voor de huisvesting van seizoenswerknemers moet voldoen aan het bouwbesluit.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;
  • b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  • c. door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 10 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

‘Regels van het bestemmingsplan Winkelsestraat 33, Biezenmortel’


 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ………….,


 


De voorzitter,