Plan: | Broxven 4B, Esch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0788.BP14EscBroxven4B-VA01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Broxven 4B, Esch" van de gemeente Haaren.
Op de locatie Broxven 4B in Esch is het aannemersbedrijf Berlicum B.V. gevestigd, dat - ruim 30 jaar - actief is op het gebied van grond-, weg- en waterbouw. In de loop van de tijd zijn enkele opstallen in strijd met het bestemmingsplan opgericht. De gemeente Haaren heeft besloten medewerking te verlenen aan het legaliseren van de illegaal opgerichte bouwwerken door middel van een bestemmingsplanherziening, mits aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. Het bestemmingsplan wordt op een aantal onderdelen aangepast: het bouwblok wordt vergroot, hogere bouwhoogten worden toegestaan en een groenbestemming wordt opgenomen om de landschappelijke inpassing juridisch te borgen.
Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.
topografische situatie
Onderstaande afbeelding geeft de huidige kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
kadastrale situatie
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Esch, sectie B. Onderstaande tabel bevat de perceelnummers, oppervlakten en eigenaren.
perceel | oppervlakte | eigenaar | ||
355 (ged.) | 220 m² | J.H.M. Sterks | ||
1405 (ged.) | 33 m² | J.H.M. Sterks | ||
2757 | 6.686 m² | J.A.A. Schoenmakers |
De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 7.293 m².
Het bedrijf Berlicum BV heeft gronden van de gemeente en de heer J.H.M. Sterks in gebruik. De drie partijen zijn overeengekomen de kadastrale grenzen gelijk te trekken met de feitelijke gebruiksgrenzen door middel van een grondruil. De nieuwe kadastrale situatie is tijdens de voorbereiding van voorliggend ontwerpbestemmingsplan in overleg met de partijen ingemeten en aan het Kadaster aangeleverd. Indien de nieuwe kadastrale situatie voor de vaststelling van het bestemmingsplan bekend is, zal deze hierin verwerkt worden.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Kom Esch":
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan
Voor onderhavig plan is de bestemming 'Bedrijf' van toepassing. Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot milieucategorie 2 toegestaan, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
Tevens is een bedrijfswoning bij het bedrijf toegestaan.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden. Binnen het plangebied gelden de volgende relevante bouwvoorschriften:
Gebouwen | ||
noordelijk bouwvlak | ||
goothoogte | 3 | meter |
bouwhoogte | 6 | meter |
bebouwingspercentage | 60% | van het bouwvlak |
zuidelijk bouwvlak (deel met bedrijfswoning) | ||
goothoogte | 4 | meter |
bouwhoogte | 6 | meter |
bebouwingspercentage | 60% | van het bouwvlak |
zuidelijk bouwvlak (deel met bedrijfswoning) | ||
inhoud bedrijfswoning | 750 | m³ |
goothoogte | 4 | meter |
bouwhoogte | 10 | meter |
bebouwingspercentage | 100% | van het bouwvlak |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | ||
hoogte terreinafscheiding vóór de voorgevel | 1 | meter |
hoogte terreinafscheiding achter de voorgevel | 2,5 | meter |
hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2 | meter |
Toetsing van het plan aan het vigerende bestemmingsplan
Op het bedrijfsperceel Broxven 4B is bebouwing opgericht die de toegestane afmetingen overschrijden. De hoogte van de bebouwing varieert enigszins, maar de hoogste nok- en goothoogte bedraagt - bij benadering - respectievelijk 4,5 en 6,5 meter. Daarnaast is een deel van de bebouwing gebouwd buiten het vigerende bouwvlak.
Overigens staat er een muur als terreinafscheiding met een hoogte van 2,8 meter.
De bedrijfswoning in het westen van het plangebied voldoet volledig aan de regels van het bestemmingsplan. Omdat er in het vigerende bestemmingsplan een relatie is gelegd tussen de bedrijfswoning en het bedrijf, wordt deze relatie ook in voorliggend bestemmingsplan opgenomen.
Conclusie
Delen van de bedrijfsbebouwing en de erfafscheiding op het perceel zijn in strijd met de regels van het bestemmingsplan Kom Esch. Om deze reden wordt een procedure voor de herziening van het bestemmingsplan doorlopen.
Dit hoofdstuk bevat een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
directe omgeving
Het plangebied ligt aan de zuidkant van het dorp Esch. De Leunisdijk is een belangrijke verbindingsweg tussen Boxtel en Esch. Het plangebied ligt op de grens van het bestaand stedelijk gebied en het buitengebied, aan het einde van de Broxven, een zijweg van de Leunisdijk.
Aan de noordkant van de Broxven staan een twee-onder-een-kap woning en een vrijstaande woning. Verder naar het noorden staan overwegend woningen. Aan de zuidkant van de Broxven zijn met name bedrijven gevestigd behorend tot milieucategorie 1 of 2. De hoogten van de bebouwing lopen uiteen. De (toegestane) goothoogte varieert van 3 tot 6 meter en de (toegestane) nokhoogte van 6 tot 10 meter. Ter plaatse zijn onder andere een partyverhuurbedrijf, een autobedrijf en een transportbedrijf gevestigd. De Broxven vormt als het ware de overgang van wonen naar werken.
De locatie bevindt zich aan het einde van de Broxven, een op dit moment doodlopende straat. Het laatste stuk van de Broxven is nog een onverharde weg. De toegangen tot het bedrijfserf en die tot de bedrijfswoning bevinden zicht beide aan de noordzijde van het perceel.
In het kader van het inmiddels onherroepelijke uitwerkingsplan Venakkers zijn (destijds) stedenbouwkundige schetsen gemaakt waarop een langzaam verkeersverbinding (fietspad) was opgenomen tussen Broxven en Het Kruys. In het ontwerpbestemmingsplan 'Broxven 4B, Esch' was echter per abuis beschreven dat hier een doorgaande autoverbinding zou komen. Dit is echter nooit de bedoeling van de gemeente geweest. Het uitgangspunt was en is om hier een groenzone met fietspad te realiseren. Deze groenzone valt overigens buiten de grenzen van voorliggend bestemmingsplan.
Op het bedrijfsterrein staan diverse gebouwen, die gebruikt worden als opslagloods, werkplaats of kantoor, zoals weergegeven op de inrichtingsschets in bijlage 2.
Functies
Berlicum B.V. is een aannemersbedrijf in grond-, weg- en waterbouw. Het bedrijf heeft meerdere locaties in de omgeving. Op deze locatie aan de Broxven staat het kantoor en wordt het materieel geparkeerd en onderhouden. De opslag van materiaal, zoals zand en stenen vindt plaats op andere locaties.
In de ochtend vertrekken de medewerkers met het materieel richting de verschillende werken. Gedurende de dag zijn er slechts een paar medewerkers aanwezig in het kantoor. Op het einde van de dag keren de medewerkers weer terug van de verschillende werken om het materieel te stallen en/of te onderhouden.
Bouwhoogten
In voorliggend bestemmingsplan wordt een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,75 en 7 meter opgenomen. Deze hoogten sluiten aan bij de (in het vigerende bestemmingsplan toegestane) hoogten van de bebouwing in de directe omgeving. Zo heeft de bedrijfswoning van de Broxven 6 een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,5 en 8 meter. De woningen aan de overzijde van het plangebied hebben een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 8 meter. De toegestane hoogten sluiten dus goed aan bij de hoogten van de direct omliggende bebouwing.
Bebouwingspercentage
De oppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing bedraagt circa 1.520 m2. De oppervlakte van het bouwvlak (ter plaatse van het bedrijfsgedeelte) in de nieuwe situatie is 3.817 m2. Het bebouwingspercentage is hier 50%. Het maximaal toegestane bebouwd oppervlak in de nieuwe situatie bedraagt dus 3.817 x 50% m2 = 1.909 m2. Dit is dus een toename van 1.909 - 1.520 = 389 m2 ten opzichte van de huidige bebouwing.
Om deze toename aan bedrijfsbebouwing te compenseren worden de bouwmogelijkheden ter plaatse van de bedrijfswoning gereduceerd. De oppervlakte van het bouwvlak van de bedrijfswoning in het vigerend bestemmingsplan bestaat uit twee delen en bedraagt in totaal 709 + 472 = 1.174 m2. Het bebouwingspercentage ter plaatse van deze twee bouwvlakken is respectievelijk 60% en 100%. Het maximaal toegestane bebouwd oppervlak in de huidige situatie bedraagt 709 x 60% + 472 x 100% m2 = 897 m2.
In de nieuwe situatie is het bouwvlak van de bedrijfswoning kleiner en bedraagt het maximaal toegestane bebouwd oppervlak 472 x 100% = 472 m2. Dit is dus een afname van 897 - 472 = 425 m2 van de bouwmogelijkheden ten opzichte van de huidige situatie.
Tevens worden met voorliggend bestemmingsplan de bedrijfsactiviteiten op het oostelijk deel van het perceel geconcentreerd. Door de extra bebouwingsmogelijkheden toe te staan wordt een toekomstbestendige situatie gecreëerd. Het toestaan van extra bebouwing op het bedrijfsperceel past in de filosofie van de ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De oppervlakte van de bedrijfsbestemming blijft overigens gelijk, dus het ruimtebeslag neemt niet toe.
Concluderend kan gesteld worden dat de toename van het bebouwd oppervlak op het ene deel van het perceel gecompenseerd wordt door een afname van de bouwmogelijkheden op het andere deel van het perceel.
Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP Haaren). De gemeente Haaren heeft echter geen Nota parkeernormen. Daarom worden de parkeernormen uit de CROW-publicatie 317 gehanteerd.
Een aannemersbedrijf behoort tot de categorie 'arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven' met een parkeernorm van 0,9 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.
Het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwvlak en bedraagt 50% x 3.817 = 1.909 m2 volgens voorliggend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan staat een bouwhoogte van 7 meter toe, dus er zouden twee bouwlagen gerealiseerd kunnen worden. Het bruto vloeroppervlak zou dan 2 x 1.909 = 3.817 m2 bedragen. Het aantal benodigde parkeerplaatsen bedraagt dan 3.817 m2 x 0,9 / 100 = 35. Zoals hierboven omschreven gebruikt het bedrijf Berlicum bv de locatie echter voor opslag en klein onderhoud van materieel. De praktijk wijst uit dat circa 10 parkeerplaatsen voldoende zijn. Op de inrichtingsschets in bijlage 2 zijn daarom 9 parkeerplaatsen nabij de ingang ingetekend, waar nu in de praktijk geparkeerd wordt. De overige 26 parkeerplaatsen zijn met een grijze stippellijn getekend om aan te geven dat op het terrein voldoende ruimte aanwezig is, maar dat deze in de praktijk - zoals Berlicum bv op deze locatie gevestigd is - naar alle waarschijnlijkheid niet gebruikt hoeven te worden.
Voor de bedrijfswoning geldt een parkeernorm van 2 plaatsen per woning. Direct bij de woning is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen.
Aan de hand van de digitale publicatie "ASVV 2012" kan de verkeersaantrekkende werking van de inrichting globaal worden berekend. In de publicatie zijn per functie de kencijfers verkeersgeneratie weergegeven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar stedelijkheidsgraad en naar de ligging in de stedelijke zone.
Het aannemersbedrijf behoort tot de categorie 'bedrijf arbeidsextensieve/bezoekersextensieve (loods, opslag, transportbedrijf)' en ligt in 'weinig stedelijk gebied' en in de 'rest bebouwde kom'. De verkeersaantrekkende werking bedraagt 3,9 bewegingen per 100 m2 bvo (inclusief vrachtverkeer).
De bruto vloeroppervlakte (bvo) van alle op het terrein aanwezige bebouwing bedraagt 3.817 m2. De verkeersaantrekkende werking van de hele inrichting bedraagt dus 3,9 x 3.817 / 100 = 149 verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag.
De daadwerkelijke situatie voor het aannemersbedrijf Berlicum B.V. wijkt echter af van bovenstaande globale situatie. Er vinden verschillende voertuigbewegingen plaats op en rond het terrein, te onderscheiden in personen- en vrachtauto's. Gedurende een etmaal is sprake van 20 voertuigbewegingen van personenauto's en 8 van vrachtauto's en materieel, in totaal dus 28 verkeersbewegingen. In het vervolg van deze toelichting wordt getoetst aan de daadwerkelijke, specifieke verkeerssituatie voor het bedrijf.
De capaciteit van de huidige inrichting van de straat Broxven is voldoende om deze hoeveelheid verkeersbewegingen te verwerken; dit blijkt ook uit de praktijk. In de toekomst zal de weg, volledig verhard, worden doorgetrokken tot de woningen ten noorden van het plangebied. Daardoor zal de weg een hogere capaciteit krijgen.
Het plangebied is omgeven door een stevige groenstrook, zie bijlage 1. Langs de oost- en noordzijde staan met name beuken. Enkele jaren geleden zijn deze beuken nieuw aangeplant, nadat de oorspronkelijke beplanting - ook coniferen en andere naaldbomen - grotendeels uitgedroogd en verdord was. De beukenbomen hebben een hoogte van circa 6 meter en vormen een volle, dichte landschappelijke inpassing van het perceel. Beuken behouden hun afgestorven blad tot het moment dat het nieuwe blad uitloopt. Het perceel is dus het hele jaar voorzien van een goede landschappelijke inpassing.
greppel langs groensingel
Aan de voet van de beplanting loopt een greppel die begroeid is met riet. Verder is in of nabij het plangebied geen water aanwezig.
Langs de oostzijde van het perceel staat een erfafscheiding van betonblokken met een hoogte van 2,80 meter, zie onderstaande foto. Deze erfafscheiding wordt gebruikt om materiaal en/of materieel tegen te stallen en het terrein te beschermen tegen inbraak. Daarnaast geeft het de beukenhaag extra stevigheid, doordat de wortels onder de muur zijn gegroeid.
terrein met erfafscheiding
Vanaf de buitenkant is de erfafscheiding niet zichtbaar zoals blijkt uit de foto's in bijlage 1.
De maximaal toegestane hoogte van de erfafscheiding bedraagt 2,50 meter. Om hieraan te kunnen voldoen wordt er een laag betonblokken van de muur verwijderd.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het rijk voor minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Voorliggend plan raakt geen van de nationale belangen.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het plan.
Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze twee documenten getoetst.
Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO 2010 vastgesteld. Inhoudelijk zijn er voor deze locatie geen wijzigingen in het beleid ten opzichte van de Structuurvisie 2010. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Structurenkaart van de Structuurvisie 2014 weer. Onderhavig plangebied is aangeduid.
uitsnede plankaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Analyse
Het plangebied ligt deels binnen de 'kernen in het landelijk gebied' en deels binnen 'gemengd landelijk gebied'. Vanwege de schaal en detaillering van de gebiedsindeling op de plankaart van de SVRO, mag gesteld worden dat het gehele bedrijfsperceel tot de zone 'kernen in het landelijk gebied' gerekend kan worden.
In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat alleen bedrijven worden gevestigd die qua aard, schaal en functie in de omgeving passen. Het plan betreft een reeds bestaand bedrijf dat deel uitmaakt van het regionale bedrijventerrein Broxven aan de zuidzijde van Esch. Qua aard, schaal en functie past Berlicum BV binnen dit bedrijventerrein.
Onderhavig bestemmingsplan biedt geen uitbreidingsmogelijkheden en is slechts gericht op het legaliseren van reeds bestaande illegale bouwwerken op het bedrijfsperceel.
Conclusie
Onderhavig project past in het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
Provinciale Staten op 7 februari 2014 de Verordening ruimte 2014 vastgesteld, op 19 maart treedt deze in werking. Onderstaande afbeelding geeft uitsneden van de themakaarten stedelijke ontwikkeling, water, en natuur en landschap. Het plangebied is aangeduid.
uitsnede Verordening ruimte
Het plangebied ligt binnen de volgende aanduidingen:
Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied
Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'bestaand stedelijk gebied - kern in landelijk gebied'. Het plan betreft enkel het legaliseren van bebouwing die in de loop der jaren buiten het bestaande bouwvlak (maar binnen de bestemming 'Bedrijf') is gebouwd. De oppervlakte van de bedrijfsbestemming blijft gelijk, er is dus geen sprake van een uitbreiding van het bedrijfsperceel. Het plan is dus al opgenomen in de beschikbare plancapaciteit voor bedrijventerreinen van het regionaal ruimtelijk overleg (RRO).
Het bouwvlak wordt wel groter, dus de oppervlakte van de bebouwing neemt planologisch gezien toe. Het verdichten van bestaande bedrijfslocaties sluit aan bij het provinciale beleid van zuinig ruimtegebruik en de uitgangspunten van de SER-ladder om eerst binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen alvorens buiten bestaand stedelijk gebied uit te breiden. De inrichting van het perceel (bouwhoogten, bebouwingspercentage, landschappelijke inpassing etc.) en milieucategorie van het bedrijf passen in de omgeving.
Behoud en herstel watersystemen
Langs de hele oostzijde van de kern Esch ligt een zone die is aangeduid als 'behoud en herstel watersystemen'. De aanduiding overlapt voor een deel voorliggend plangebied. In deze gebieden is het beleid gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang en de ruimte die daarvoor nodig is. In het vigerende bestemmingsplan Kom Esch hebben alle gronden binnen voorliggend plangebied de bestemming 'Bedrijf'. In voorliggend bestemmingsplan wordt het bouwvlak vergroot en de bestaande groenstrook rondom het perceel, die in het vigerende bestemmingsplan binnen de bedrijfsbestemming valt, als 'Groen' bestemd. Per saldo neemt de bebouwing dus iets toe, maar de bedrijfsbestemming neemt iets af. Planologisch gezien heeft deze bestemmingswijziging dus geen of beperkt effect op het watersysteem. Het feitelijke ruimtebeslag van het bedrijf blijft gelijk.
Ecologische verbindingszone
Een deel van het plangebied ligt binnen de aanduiding ecologische verbindingszone (EVZ). Uit bovenstaande afbeelding volgt dat de EVZ het bestaand stedelijk gebied van Esch op enkele plekken doorkruist. In de toelichting van het vigerende bestemmingsplan van de Kom Esch staat "...en ten westen van Esch is
voorts de aanduiding ‘GHS-natuur’ met een indicatieve robuuste verbinding
aanwezig. Rondom Esch is een ecologische verbindingszone gelegen welke de
kern in het zuidoosten raakt. Deze zone wordt in het onderhavige plan
beschermd." In het vigerende bestemmingsplan Kom Esch hebben alle gronden binnen voorliggend plangebied de bestemming 'Bedrijf'. In voorliggend bestemmingsplan wordt het bouwvlak vergroot en de bestaande groenstrook rondom het perceel, die in het vigerende bestemmingsplan binnen de bedrijfsbestemming valt, als 'Groen' bestemd. Per saldo neemt de bebouwing dus iets toe, maar de bedrijfsbestemming neemt iets af. Planologisch gezien heeft deze bestemmingswijziging dus geen of beperkt effect op de EVZ.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Verordening ruimte 2014 van Noord-Brabant.
Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Door de gemeente Haaren is op 4 mei 2004 de StructuurvisiePlus vastgesteld.
Het plan betreft een reeds bestaand bedrijf dat deel uitmaakt van het regionale bedrijventerrein Broxven aan de zuidzijde van Esch. Op de bedrijventerreinen in de gemeente Haaren is op dit moment geen restcapaciteit meer aanwezig voor uitbreiding en/of nieuwvestiging. Berlicum BV aan Broxven 4B heeft thans een oppervlakte van ruim 3.900 m².
In de loop van de tijd zijn enkele opstallen in strijd met het bestemmingsplan "Kom Esch" opgericht. Onderhavige herziening van het bestemmingsplan legaliseert de illegaal opgerichte bebouwing. De bedrijfsbestemming neemt in omvang niet toe, het bouwvlak wordt wel vergroot waardoor het terrein intensiever gebruikt kan worden. Hiermee biedt voorliggend bestemmingsplan een toekomstig kader voor het bedrijf.
De voorgenomen bestemmingsplanherziening past derhalve binnen de visie van de StructuurvisiePlus.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de StructuurvisiePlus van de gemeente Haaren.
Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Concreet houdt het beleidskader het volgende in voor de ontwikkeling van het plangebied:
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Het hele plangebied is een voormalige vuilstortlocatie (Broxven, NB1650001). In het rapport 'Eindrapportage NAVOS-onderzoek, d.d. 12-12-2006', zijn de milieuhygiënische situatie en de risico's samengevat. De gemiddelde dikte van de deklaag is 0,95 m; de minimale dikte bedraagt 0,70 m. De risico's worden in drie categorieën verdeeld: humaan, ecologisch en verspreiding. Uit de beoordeling van de risicoanalyse wordt in het rapport geconcludeerd dat er "geen risico's zijn".
Tevens wordt gesteld dat:
"De bepaling van de risico’s is gebaseerd op veldwaarnemingen en het standaard analysepakket zoals dit gangbaar is bij bodemonderzoeken. De resultaten volgend uit deze onderzoeken zijn momentopnamen. Als gevolg hiervan kan de beoordeling van de risico's in deze rapportage mogelijk niet actueel en volledig zijn. Uit de resultaten van de risicobeoordeling komt naar voren dat geen sprake is van actuele risico's in relatie met het huidige terreingebruik. Het huidige terreingebruik is wonen en intensief gebruik openbaar groen en bebouwing en verhardingen.
Het is in het kader van de provinciale milieu verordening verboden om, zonder
goedgekeurd hergebruikplan, werkzaamheden op of in de stortplaats uit te voeren
die de nazorg kunnen belemmeren. In het kader van de Wet bodembescherming
is het verboden om zonder instemming van het bevoegde gezag (provincie of
gemeente) verontreinigde grond of grondwater te verplaatsen (onttrekken) of te
verwijderen.
In aanvulling op bovenstaande algemene verboden wordt geadviseerd om geen
grondwater te onttrekken ter plaatse, of in de directe nabijheid, van de stortplaats."
In het kader van het bestemmingsplan moet de vraag beantwoord worden in hoeverre de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de voorgenomen functiewijziging. Uit het bovengenoemde NAVOS-onderzoek volgt dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het huidige gebruik.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Aangezien de locatie een voormalige stortplaats betreft is de Provinciale Milieuverordening (PMV) van toepassing. Eventuele toekomstige werkzaamheden moeten getoetst worden aan de PMV. Op de verbeelding is daarom een aanduiding opgenomen ter plaatse van de voormalige stortplaats om mensen te attenderen op het feit dat de PMV van toepassing is.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden, moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Volgens de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering heeft een 'aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1.000 m²' (SBI-code 41, 42, 43 nummer 2) een milieucategorie 3.1. De bij deze milieucategorie behorende richtafstanden voor de milieuaspecten geur, stof, gevaar en geluid bedragen respectievelijk 10, 30, 50 en 10 meter.
Aannemersbedrijf Berlicum bv is een aannemersbedrijf met een bedrijfsoppervlak groter dan 1.000 m2 en behoort formeel dus tot de milieucategorie 3.1. Gezien de aard en omvang van het bedrijf is het echter de vraag of de milieuhinder gelijkgesteld kan worden aan de milieuhinder van een aannemersbedrijf van milieucategorie 2. De milieucontouren voor geur, stof, gevaar en geluid voor een aannemersbedrijf van milieucategorie 2 bedragen respectievelijk 0, 10, 10 en 30 meter. (De milieucontouren zijn gebaseerd op de richtafstanden). Hieronder wordt per milieuaspect beoordeeld of ter plaatse van deze milieucontouren aan de normen van een aannemersbedrijf van milieucategorie-2 wordt voldaan. Vervolgens wordt beoordeeld of er binnen deze milieucontouren milieugevoelige objecten liggen.
Geur
Binnen de inrichting worden geen geurveroorzakende stoffen gehouden. De inrichting veroorzaakt geen geuroverlast voor de omgeving en voldoet derhalve ter plaatse van de milieucontour van 0 meter aan de geurnormen behorende bij een milieucategorie-2 bedrijf.
Het dichtstbijzijnde milieugevoelige object ligt op een afstand van 36 meter. De richtafstand is 0 meter. Het aspect geur vormt dus geen belemmering voor de omliggende milieugevoelige objecten.
Stof
Binnen de inrichting worden geen materialen gehouden die voor stofoverlast kunnen zorgen. De inrichting veroorzaakt dus geen stofoverlast voor de omgeving en voldoet ter plaatse van de milieucontour van 10 meter dus aan de normen voor stof behorende bij een milieucategorie-2 bedrijf.
De kleinste afstand tussen de bestemming 'Bedrijf' en de dichtstbijzijnde woning (Broxven 5) bedraagt circa 36 meter. De richtafstand is 10 meter. Het aspect stof vormt dus geen belemmering voor de omliggende milieugevoelige objecten.
Gevaar
Binnen de inrichting worden geen gevaarlijke stoffen gehouden. De inrichting veroorzaakt dus geen gevaar voor de omgeving en voldoet ter plaatse van de milieucontour van 10 meter dus aan de normen voor gevaar behorende bij een milieucategorie 2 bedrijf.
De kleinste afstand tussen de bestemming 'Bedrijf' en de dichtstbijzijnde woning (Broxven 5) bedraagt circa 36 meter. De richtafstand is 10 meter. Het aspect gevaar vormt dus geen belemmering voor de omliggende milieugevoelige objecten.
Geluid
Om te beoordelen of de inrichting ter plaatse van de milieucontour van 30 meter aan de geluidsnormen voldoet, heeft Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 3. Uit het onderzoek volgt dat ter plaatse van de milieucontour van 30 meter aan het gemiddelde geluidniveau kan worden voldaan. De normering voor piekgeluid wordt hier echter overschreden. De overschrijding wordt veroorzaakt door het geluid van één kleine vrachtauto die vóór 7:00 uur vertrekt.
In de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering is een stappenplan voor geluid opgenomen. Stap 1 is toetsing aan de richtafstand. Indien niet aan de richtafstand wordt voldaan treedt stap 2 in werking. Dit houdt in dat akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat sprake is van een (kleine) overschrijding treedt stap 3 in werking. In stap 3 kunnen piekgeluiden door aan- en afrijdend verkeer in de beoordeling buiten beschouwen worden gelaten mits:
Noodzaak
Het bedrijf Berlicum bv is een aannemersbedrijf op het gebied van grond-, weg- en waterbouw. Op de locatie aan de Broxven staat het materieel geparkeerd. Iedere ochtend vertrekken vanaf deze locatie de medewerkers met het materieel richting de verschillende werken. De meeste werken vinden plaats in een straal van circa 100 kilometer. De reistijd naar deze werken is dus ongeveer een uur. Het werk begint normaal gesproken om 7.30 uur. Als het werk verder dan een half uur rijden is, is de vertrektijd dus vóór 7:00 uur om op tijd te kunnen beginnen. Voor de bedrijfsvoering is het dus noodzakelijk dat werknemers vóór 7:00 uur kunnen vertrekken. In de praktijk vertrekt per dag één kleine vrachtwagen vóór 7.00 uur (tussen 6.30 en 7.00 uur).
Het bedrijf is ruim 30 jaar op deze locatie gevestigd. De activiteiten binnen het plangebied zullen na vaststelling van voorliggend bestemmingsplan niet wijzigen. Tot op heden zijn er geen klachten vanuit de omgeving gekomen over eventuele geluidsoverlast. Hieruit wordt geconcludeerd dat het acceptabel is om de hogere geluidsbelasting (van stap 3) toe te staan.
Gebiedstype
De Broxven vormt de scheiding tussen een woonwijk en een bedrijventerrein. Aan de ene zijde van de straat staan woningen en aan de andere kant bedrijven. Dit betekent dat sprake is van functiemenging van industriële activiteiten en wonen. Er wordt daarom uitgegaan van het gebiedstype gemengd gebied.
Hiermee is aangetoond dat aan de twee bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan. De piekgeluiden van aan- en afrijdend verkeer kunnen dus buitenbeschouwing gelaten worden. In gemengd gebied bedraagt de richtafstand voor een milieucategorie 2 bedrijf echter 10 meter. Daarom moet worden aangetoond dat het bedrijf deze gereduceerde afstand voldoet aan de geluidsnormen. Uit de berekening in het akoestisch onderzoek, waarin de piekgeluiden van aan en afrijdend verkeer niet zijn meegenomen, blijkt dat op een afstand van 10 meter rondom de inrichting aan de geluidsnormen wordt voldaan. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat ondanks het feit dat het bedrijf qua aard en omvang volgens de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behoort tot milieucategorie 3.1, zich gedraagt als een categorie 2 bedrijf (ten aanzien van het milieuaspect geluid). Het is middels aanvullende berekeningen aangetoond dat er aan alle gestelde geluideisen voldaan wordt.
De kleinste afstand tussen de bestemming 'Bedrijf' en de dichtstbijzijnde woning (Broxven 5) bedraagt circa 36 meter. De richtafstand is 10 meter. Het aspect geluid vormt dus geen belemmering voor de omliggende milieugevoelige objecten. Desalniettemin is - in het kader van een goede ruimtelijke ordening - de geluidsbelasting op de gevels van de omliggende woningen berekend. Uit het akoestisch rapport blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, het maximale geluidniveau én de indirecte hinder ter plaatse van de omliggende woningen voldoen aan de VNG-grenswaarden voor een ‘gemengd gebied’.
Samenvattend wordt geconstateerd dat is aangetoond dat het bedrijf ter plaatse van de milieucontouren voor geur, stof, gevaar en geluid aan de normen van een aannemersbedrijf van milieucategorie-2 voldoet. De inrichting kan derhalve qua aard en omvang gelijk gesteld worden aan een aannemersbedrijf van milieucategorie-2. Binnen deze richtafstanden bevinden zich geen milieugevoelige objecten. Hiermee is aangetoond dat ter plaatse van de omliggende woning is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Het bedrijf is geen milieugevoelig object. Omliggende inrichtingen hebben dus geen negatieve effecten op het plan.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Tevens is aangetoond dat het bedrijf formeel weliswaar een milieucategorie 3.1-bedrijf is, maar qua aard en omvang gelijkgesteld kan worden aan een aannemersbedrijf van milieucategorie-2.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.
Het plan betreft het legaliseren van bestaande bedrijfsgebouwen. Bedrijfsgebouwen zijn beperkt kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten, waarbij onderscheid wordt gemaakt in inrichtingen, buisleidingen en transportroutes.
Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen.
Buisleidingen
Op circa 200 meter afstand van het plangebied ligt een 6 inch brandstofleiding van Defensie, met een maximale werkdruk van 80 bar. Uit de risicokaart volgt dat deze buisleiding een plaatsgebonden risicocontour (PR-contour) van 0 meter heeft. De leiding heeft geen groepsrisico. Het invloedsgebied van de leiding is 18 meter. Het plangebied ligt hier echter ver buiten. De leiding vormt dus geen belemmering voor het plan.
Transportroutes
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen transportroutes met gevaarlijke stoffen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Het plan omvat geen nieuwe geurgevoelige objecten. Daarbij liggen in de nabijheid van het plangebied geen veehouderijen. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
De Wet geluidhinder is niet van toepassing op voorliggend plan. Het plan omvat immers geen geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.
De inrichting heeft wel een bepaalde geluidsuitstraling naar de omgeving. Deze geluidsbelasting is nader toegelicht in paragraaf 4.1.2.2.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.
Om mensen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral de normen voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.
Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht. Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.
Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht c.q. het plan niet in betekenende mate luchtverontreiniging veroorzaakt.
Het plangebied ligt niet aan een snelweg of een andere weg met een zeer hoge intensiteit. Er kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.
Het plan valt formeel onder de activiteit D 11.2, de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. De omvang van het plan blijft echter zodanig ruim onder de drempelwaarde van een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten, dat zonder nader onderzoek kan worden geconcludeerd dat het plan geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Volgens de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart 2010 (CHW2010) - provincie Noord-Brabant
In het vigerend bestemmingsplan zijn echter geen archeologische waarden opgenomen, zie paragraaf 1.3.
Het bedrijf is gevestigd op een voormalige vuilstort, zie paragraaf 4.1.1. De contour van de vuilstort is weergegeven op onderstaande afbeelding. Uit de door de provincie uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de bodem van de stortplaats op 3 meter onder maaiveld zit. De stortplaats is afgedekt met een zandlaag van ongeveer 1 meter dikte. Het is op grond van de Provinciale Milieu Verordening niet toegestaan deze deklaag te penetreren om te voorkomen dat gevaarlijke stoffen in het milieu terecht komen. Dit betekent dat tot 3 meter onder maaiveld in ieder geval geen archeologische waarden kunnen zitten. Onder de stortplaats (dus dieper dan 3 meter onder maaiveld) zouden archeologische waarden kunnen zitten, maar deze kunnen niet verstoord worden door bouwactiviteiten omdat het verboden is de deklaag en de stortplaats te penetreren. Op de verbeelding wordt dan ook geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.
uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart 2010 - provincie Noord-Brabant met voormalige stortplaats
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Volgens de provinciale cultuurhistorische waardenkaart zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied of de directe omgeving daarvan aanwezig.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. De Natuurbeschermingswet 1998 beschermt waardevolle natuurgebieden. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.
De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (> 2.450 meter) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Kampina & Oisterwijkse Vennen) is het niet aannemelijk dat het plan negatieve effecten heeft op natuurgebieden.
Soortenbescherming
Behoudens de groenstrook rondom het terrein is er geen beplanting aanwezig binnen het plangebied. Deze groenstrook blijft helemaal intact. Verder bestaat het perceel uit bebouwing en verharding. Het is mogelijk dat in de bebouwing beschermde soorten voorkomen, maar deze bebouwing hoeft niet gesloopt te worden in het kader van deze bestemmingsplanprocedure. Voorliggend bestemmingsplan heeft dus geen negatieve effecten op eventueel in het plangebied aanwezige beschermde soorten.
Bij toekomstige sloopwerkzaamheden zal in het kader van de sloopvergunning beoordeeld worden of de werkzaamheden nadelige effecten kunnen hebben voor eventueel aanwezige beschermde soorten.
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.
Op het adres Broxven 4B is het aannemersbedrijf Berlicum BV gevestigd. Binnen het plangebied vigeert de bestemming 'Bedrijf' met een bouwvlak. Een deel van de bebouwing is gebouwd buiten het vigerende bouwvlak. Het gehele terrein is voorzien van bebouwing en verharding. Dit bestemmingsplan betreft het legaliseren van de aanwezige bebouwing op het bedrijfsperceel Broxven 4B.
Het plan biedt geen uitbreidingsmogelijkheden buiten het bestaande bestemmingsvlak. In de nieuwe situatie zal het verhard oppervlak dus niet toenemen. Volgens de eisen van het waterschap en de gemeente is in dat geval geen extra waterberging vereist. De behandeling van hemel- en afvalwater zal in de geplande situatie niet wijzigen.
Het hemelwater van de bedrijfsbebouwing wordt afgevoerd naar de greppel langs de oostzijde van het perceel. Het hemelwater van de bedrijfswoning wordt afgevoerd naar de wadi direct ten noorden van het bedrijf. De wadi is met een overstort verbonden met de eerder genoemde greppel.
Het aspect water vormt geen belemmering voor het voorgenomen initiatief en voldoet aan de eisen van de gemeente en het waterschap.
Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.
Op grond van artikel 6.4a lid 1 Wro hebben de gemeente en de initiatiefnemer een planschadevergoedingsovereenkomst gesloten. Eventuele planschadekosten zullen voor rekening van de initiatiefnemer komen.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De standaardopbouw van de bestemmingsregels conform de SVBP2012 is als volgt:
Per bestemming kunnen onderdelen, voor zover niet relevant, ontbreken.
In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Agrarisch (artikel 3)
Als gevolg van een grondruil met de buurman, zie paragraaf 1.2, valt een smal strookje agrarische grond binnen het plangebied, waardoor het noodzakelijk was om een Agrarische bestemming in dit bestemmingsplan op te nemen.
De doeleindenomschrijving staat agrarische activiteiten in de vorm van agrarische bodemexploitatie toe. Daarnaast zijn wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik toegestaan. Voor de gronden binnen dit bestemmingsplan zijn geen agrarische bouwvlakken opgenomen.
Bedrijf (artikel 4)
Binnen deze bestemming zijn het bedrijf met de bebouwing en het terrein, en de bedrijfswoning geregeld. Er zijn regels opgenomen betreffende de hoogten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarnaast is een bebouwingspercentage opgenomen voor de bedrijfsbebouwing.
Groen (artikel 5)
Deze bestemming waarborgt de bestaande landschappelijke erfafscheiding buiten de muren van het bedrijfsperceel. Er mag niet gebouwd worden binnen deze bestemming.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 7)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel is het strijdige gebruik opgenomen.
Algemene aanduidingsregels (artikel 9)
De gronden binnen dit bestemmingsplan zijn in het verleden gebruikt als stortplaats. De provincie Noord-Brabant heeft in de Provinciale milieuverordening (PMV) regels opgesteld ten aanzien van stortplaatsen. De aanduiding 'wetgevingzone - voormalige stortplaats' is opgenomen om mensen er op te attenderen dat de PMV van toepassing is bij het uitvoeren van bepaalde werken en handelingen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 10)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene wijzigingsregels (artikel 11)
De ligging van bestemmings- en bouwvlakken kunnen door het bevoegd gezag gewijzigd worden met inachtname van het bepaalde in dit artikel.
Overige regels (artikel 12)
In dit artikel is de aanvullende werking van de bouwverordening, zoals bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, uitgesloten, behoudens een aantal nader genoemde onderwerpen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 13)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het
onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.
Slotregel (artikel 14)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Het ontwerpbestemmingsplan "Broxven 4B, Esch" heeft vanaf 17 april tot en met 28 mei 2014 ter inzage gelegen. In deze perioden zijn acht zienswijzen ingekomen. Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 4.
Op 11 september 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.