Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hooghoutseweg 12
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0788.BP1300BZMHHW12M100-ON01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
Plan
het bestemmingsplan ‘Hooghoutseweg 12’ van de gemeente Haaren;
 
Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0788.BP1300BZMHHW12M100-ON01 met bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
 
Verbeelding
de (digitale) kaart deel uitmakende van het plan, bestaande uit één kaartblad;
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
aan- of uitbouw
een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat; welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;
 
AAB
(Stichting) Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
 
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
aan-huis-verbonden bedrijf
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
 
aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf;
 
agrarisch bedrijf, grondgebonden
een agrarisch bedrijf met bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
 
agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;
 
agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.
 
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
 
bedrijfsgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
 
bedrijfswoning of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
 
besluit glastuinbouw
besluit van 21 februari 2002, houdende regels voor glastuinbouwbedrijven en voor bepaalde akkerbouwbedrijven;
 
bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan;
 
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
bijgebouw
een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder mag bevatten;
 
boomteeltontwikkelingsgebied
een gebied waar boomteeltbedrijven kunnen doorgroeien en zich kunnen ontwikkelen;
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
bouwlaag
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachten het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
brutovloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
 
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
duurzame locatie
Een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat een beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, voor wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
 
erfbeplanting
beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;
 
evenement
georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
gevoelige functies
woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
 
groencentrum
groothandel in groenproducten met detailhandel in ter plaatse geteelde producten met een verkoopoppervlakte van maximaal 1.500 m²;
 
gronddepot
bewaarplaats van grond;
 
hoofdgebouw
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;
 
kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Voorbeelden zijn reguliere kassen en kleine teelt-ondersteunende kassen;
 
kampeerterrein
stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;
 
kleinschalig kamperen
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;
 
landbouwmechanisch bedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht is op de verkoop, onderhoud en reparatie van tractoren en andere landbouwwerktuigen;
 
landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;
 
langgevelboerderij
een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;
 
loon- en grondwerkbedrijf
een bedrijf in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;
 
maatschappelijke voorzieningen
gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;
 
mantelzorg
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
 
nevenfuncties
Onder nevenfuncties worden verstaan:
  1. recreatieve functies;
  2. agrarisch verwante functies;
  3. agrarisch technische hulpfuncties;
  4. statische binnenopslag;
  5. verbrede landbouw;
nieuwbouw
bouw van nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
 
ondergeschikte functie
functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;
 
ondersteunende horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
 
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
 
overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening
bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;
 
paardenbak
een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
 
peil
  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' : 'bovenkant spoorstaaf';
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
 
recreatiewoning
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
 
reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen;
 
retentievoorziening
een voorziening waarbij in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen te voorkomen;
 
seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel of soortgelijke inrichting;
 
silo
een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf;
 
stacaravan
een zomerhuis in de vorm van een onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op zelfstandige wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
 
statische opslag
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke;
 
(teelt)ondersteunende voorzieningen
boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;
 
(teelt)ondersteunende kas
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);
 
permanente (teeltondersteunende) voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
 
tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;
 
overige (teelt)ondersteunende voorzieningen
een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (stellages en regenkappen);
 
VAB
Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;
 
veldschuur
een vrij in het open veld staande schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen;
 
verbrede landbouw
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;
 
verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
 
voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
 
voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
 
waterbassin
een opslagreservoir, geen bouwwerk zijnde, voor water;
 
woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
 
woonunit
een demontabel of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw of ruimte binnen een gebouw, dat of die geschikt en ingericht is ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;
 
zorgboerderij
de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
Afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
 
Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
Bouwhoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
 
Breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
 
Dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. bestaande nevenfuncties;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – retentievoorzieningen’: een retentievoorziening.
  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen': teeltondersteunende voorzieningen en waterbassin;
  5. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  6. behoud en herstel van de bestaande landschapselementen;
  7. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  8. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  10. evenementen;
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.
  2. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen en waterbassin worden gebouwd.
  3. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  4. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  6. De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  7. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.
  2. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  3. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  4. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  6. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  7. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van:
    1. erf- en terreinafscheidingen;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.
  2. De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.
  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Rijhallen
Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:
  1. Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
  2. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.3.2 Teeltondersteunende kassen
Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte, met in achtneming van de volgende regels:
  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  2. Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.
  3. De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
  4. In afwijking van het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van kassen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'boomteeltontwikkelingsgebied' niet meer dan 15.000 m² bedragen.
  5. Er moet worden voldaan aan het Besluit Glastuinbouw.
  6. De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.
3.3.3 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  2. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.3.4 Bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.
  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3.5 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  2. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.3.6 Overige teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:
  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  2. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.
  3. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  4. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige landschapswaarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  1. De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als bedoeld in lid 3.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2;
  2. De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  3. Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
  2. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd.
  3. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    1. agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;
    2. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²; en Kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, waarbij geldt dat een afstand van ten minste 100 m in acht wordt genomen ten opzichte van gevoelige functies en/of andere kleinschalige kampeergelegenheden en het terrein landschappelijk wordt ingepast;
    3. recreatieve doeleinden tot een tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;
    4. mestverwerking tot een maximum van 25.000 ton;
    5. statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;
    6. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m2;
    7. kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m2 vloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.
  4. Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd in onder c sub 2 en 3 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
  5. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
  8. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  9. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
  10. Nevenfuncties, met uitzondering van mestverwerking en statische opslag, zijn niet toegestaan in een landbouwontwikkelingsgebied (LOG).
3.5.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.6.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vormverandering van het bouwvlak niet toegestaan.
  2. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.
  3. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.
  4. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.
3.6.2 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:
  1. De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en
  2. De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha.
  4. Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.
  5. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.6.3 Wijziging naar ‘paardenhouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.
 
3.6.4 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
  2. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    1. bestaande woningen;
    2. bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;
    3. bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².
  4. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
  5. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
  6. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  7. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  8. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  9. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
  10. Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
3.6.5 Wijziging naar bos of- natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
  1. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
  2. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.
  3. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
5.1 Bestaande afwijkende maatvoering
 
In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
5.2 Ondergronds bouwen
  1. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens.
  2. Als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.
  3. Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.
  4. Het bewonen van vrijstaande bijgebouwen.
6.2 Afwijken gebruiksregels
  1. Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.
    2. De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
    3. Het bijgebouw of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de betreffende (bedrijfs)woning. De afhankelijke woonruimte is gelegen op maximaal 10 meter afstand van het hoofdgebouw, met dien verstande dat indien de afhankelijke woonruimte binnen bestaande bebouwing kan worden gerealiseerd de afhankelijke woonruimte op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw gelegen mag zijn.
    4. De afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt uitgevoerd. Het betreffende (deel) van het bijgebouw voldoet aan de eisen die voor woongebouwen gelden zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
    5. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische)bedrijven.
    6. De aanvraag geen betrekking heeft op een bedrijfswoning van een bedrijf met een milieucategorie 3 of hoger.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor ‘bed and breakfast’ voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    1. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² voor ‘bed and breakfast’ wordt gebruikt.
    2. Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
    3. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
    4. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 Markering beekloop
 
7.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘markering beekloop’ is vergroting van het bouwvlak enkel mogelijk indien en voor zover daarmee het behoud en het beheer van de beekloop niet onevenredig wordt aangetast.
 
7.1.2 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders op en in de gronden van een gebied met de aanduiding ‘markering beekloop’, de hierna aangegeven werken, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. Het aanleggen en verharden van wegen en paden of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zoals parkeerplaatsen en kavelpaden.
    2. Het aanleggen van dammen, kades, duikers, vlonders, beschoeiingen of aanlegplaatsen voor recreatievaartuigen.
    3. Het aanbrengen van hoogopgaande of diepwortelende beplantingen.
    4. Het aanleggen van opslag-, stort- of bergplaatsen, waaronder baggerdepots.
  2. Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning als bedoeld onder a winnen burgemeester en wethouders advies in bij het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.
7.1.3 Uitzonderingen
Het in lid 7.1.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  2. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  3. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.1.4 Toelaatbaarheid
De in lid 7.1.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheden tot behoud en beheer van de beekloop. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  2. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen;
  3. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de realisatie mag niet plaatsvinden binnen de GHS;
    2. gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
    3. er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden;
  5. tijdelijke huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB advies;
    2. huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits of stacaravans. Indien gebruik wordt gemaakt van woonunits of stacaravans, dan mogen deze maximaal 6 maanden op het perceel aanwezig zijn;
    3. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van ruimten voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan 300 m² bedragen;
    4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
    5. huisvesting mag maximaal 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;
    6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden;
    7. er mag geen hinder optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven;
    8. de ruimte voor de huisvesting van seizoenswerknemers moet voldoen aan het bouwbesluit.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
9.1 Algemene wijzigingen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;
  2. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
Door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 10 Algemene procedureregels
 
10.1 Wijzigingsbevoegdheid
 
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.
 
10.2 Afwijkingsbevoegdheid
 
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure van toepassing, zoals geregeld in hoofdstuk 4 van de Awb en in de artikelen 3.1, 3.8 en 3.9 van de Wabo.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam ‘Regels van het bestemmingsplan Hooghoutseweg 12’.