Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Wijzigingsplan Prinsenhof 4
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0786.WPPrinsenhof4-VA01

Artikel 3 Agrarisch

 
3.1 Bestemming
De gronden die op de verbeelding zijn aangewezen voor ‘Agrarisch’ zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
  1. duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. recreatief medegebruik;
  3. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met bijbehorende voorzieningen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding;
    1. ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Op of in de als zodanig bestemde gronden mogen enkel worden gebouwd:
  1. teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tijdelijke kassen en/of hoge tunnels;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, daaronder begrepen erfafscheiding, tot een hoogte van maximaal 2,50 m.
3.2.2 Op of in de als zodanig bestemde gronden binnen het bouwvlak mogen enkel bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van het navolgende:
  1. per bouwvlak mag slechts één agrarisch bedrijf aanwezig zijn;
  2.  
    1. de goothoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 5,50 m, tenzij in het kader van een doelmatig gebruik van een bedrijfsgebouw een hogere maat gewenst is, in welk geval de goothoogte maximaal 7 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 10 m, tenzij in het kader van een doelmatig gebruik van een bedrijfsgebouw een hogere maat gewenst is, in welk geval de bouwhoogte maximaal 11,5 m mag bedragen;
    3. binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren;
    4. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde , bedraagt maximaal 15 m en er mag per bedrijf slechts één windturbine worden gebouwd;
    5. de hoogte van agrarische erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  3. de bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt, waarvan de dakhelling minimaal 12° en maximaal 45° bedraagt;
  4. per bouwvlak mag slechts één agrarische bedrijfswoning aanwezig zijn met een inhoud van maximaal 750 m³;
  5. nieuwbouw van kassen is niet toegestaan, tenzij:
    1. het betreft tijdelijke teeltondersteunende kassen;
    2. het betreft permanente teeltondersteunende kassen met een oppervlak van maximaal 1.000 m² per bouwvlak;
  6. het oprichten of verbouwen van bouwwerken ten behoeven van de omschakeling van het bedrijf is niet toegestaan indien het betreft de omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf;
  7. de afstand van enig gebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens, mits deze percelen in eigendom zijn van derden, bedraagt respectievelijk minimaal 3 m en 5 m;
3.3 Nadere eisen bouwen
 
3.3.1 Het bevoegd gezag is bevoegd tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van het bouwen, zoals in de navolgende leden aangegeven.
 
3.3.2 Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken, met het daarbij behorende bouwperceel, of niet langer zal blijven voldoen aan, of in grote mate zal afwijken van het plan.
 
3.3.3 Het is verboden te bouwen:
  1. Enig bouwwerk waarbij het op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt overschreden;
  2. Binnen een afstand van 10 m tot de grens van de bestemming Verkeer.
 
3.3.4 Het in artikel 3.3.3 bepaalde verbod geldt niet voor erfafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 m.
 
3.3.5 Op of in de in artikel 3.1 bedoelde gronden geldt het volgende bouwverbod:
  1. Tot 1 juni 2012 mag bebouwing niet uitgebreid worden binnen een bestaand bouwvlak van intensieve veehouderij ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.3 sub a ten behoeve van het in geringe mate overschrijden van het bestemmings- of bouwvlak, indien een meetverschil of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft.
 
3.4.2 Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.3 sub b ten behoeve van het bouwen binnen een afstand van 10 meter tot de grens van de bestemming Verkeer, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast, en;
  2. vooraf advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de betreffende weg.
3.4.3 Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 sub g ten behoeve van het bouwen ten opzichte van de zijdelingse en achterste perceelsgrens, mits is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.