Buitengebied Goirle, Herziening 2014
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0785.BP2014008Buitengeb-vg01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoudsopgave
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij
Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschaps en Natuurwaarden
Artikel 7 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene bouwregels
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Beplantingsplan
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied Goirle, Herziening 2014‘ met identificatienummer NL.IMRO.0785.BP2014008Buitengeb-vg01 van de gemeente Goirle;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
AAB:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
aan huis verbonden bedrijf:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke -geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning of de daarbij behorende bijgebouwen past, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie, in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden, en dat de activiteit ter plaatse kan worden uitgeoefend, waaronder een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit behoort, met dien verstande dat de activiteit niet vergunningplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer en is vermeld in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij deze regels) of voor wat betreft de aard en omvang in relatie tot de milieuhinder die de bedrijfsactiviteit veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden met een bedrijf dat behoort tot één van deze categorieën;
aan huis verbonden beroep:
een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig hiermee te vergelijken gebied - niet zijnde detailhandel, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie blijft behouden, en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;
aanlegvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het plan;
abiotische waarden:
geheel van waarden van het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige en/of hydrologische kenmerken en op basis daarvan aanwezige potenties voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden;
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarbij dit bijgebouw hoort, en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren met bijbehorende activiteiten, waaronder begrepen het houden van paarden als ondergeschikte activiteit;
glastuinbouwbedrijf:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie, in de vorm van het telen van gewassen, geheel of overwegend plaatsvindt in kassen en/of hoge tunnels welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf; afhankelijkheid van de grond betreft de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
akkerbouwbedrijven; vollegronds tuinbouwbedrijven zoals vollegronds fruit-, boom-, sier-, groente- of andersoortige teeltbedrijven en melkvee-, schapen- en/of weideveebedrijven die zijn aan te merken als grondgebonden veehouderij;
grondgebonden veehouderij:
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;
intensieve veehouderij:
een veehouderij waarin het houden van vee, pluimvee of pelsdieren de hoofdzaak is en waarbij dientengevolge sprake is van specifieke belasting van de leefomgeving en het natuurlijk milieu door stankoverlast, mestoverschotten en ammoniak;
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
mestvarkens, (op)fokvarkens, mestkalveren, leghennen, slachtkuikens, overig pluimvee, nertsen, vossen, overige pelsdieren;
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie overwegend niet afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde/open grond in de directe omgeving van het bedrijf, omdat de productie overwegend plaatsvindt in gebouwen, in kassen of hoge tunnels, op containervelden, in/onder hoge teeltondersteunende ondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter, in bassins, in bakken of anderszins plaatsvindt los van de eigenlijke bodem;
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
vis- en wormenkwekerijen en (huis)dierenfokkerijen, champignonkwekerijen, witlofkwekerijen, andere plantenteelt- of kwekerijbedrijven waarbij de teelt plaatsvindt in gebouwen en/of op containervelden;
veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
agrarische hoofdstructuur (AHS):
het gedeelte van het landelijk gebied of buitengebied op provinciaal niveau waar het beleid in algemene zin gericht is op instandhouding en versterking van de agrarische productiestructuur en de totstandkoming van een duurzame landbouw; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid;
agrarisch technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;
agrarische verbreding:
het ontplooien van nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf, die ruimtelijke inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;
Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
verkoop in het klein van eigen en streekgebonden landbouwproducten en rechtstreeks daarvan afgeleide ambachtelijke producten;
zorgverlening in relatie tot het bedrijf en/of directe omgeving; informatieverzorging of educatie in relatie tot het bedrijf, de landbouw meer algemeen of in de omgeving aanwezige natuur, landschap, milieu en water; agrarisch natuur- en/of landschapsbeheer;
kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van pensiongelegenheid, kamperen, kamphuis/groepsaccommodatie of enkele vakantieappartementen;
aan het bedrijf, de landbouw, het omringende landschap en/of recreatieve routes gerelateerde extensieve dagrecreatie en/of daarvoor ondersteunende diensten zoals verhuur van materialen, stallingsgelegenheid, verstrekking in het klein van dranken, etenswaren en dergelijke;
agrarisch verwant bedrijf:
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;
ander werk:
een werk, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheid;
archeologisch monument:
gronden met waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met poren van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen en die op grond van de Monumentenwet zijn aangewezen als beschermd monument;
archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bedrijf:
een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
bedrijfsbebouwing ten behoeve van een veehouderij:
onder bedrijfsbebouwing ten behoeve van een (intensieve) veehouderij wordt verstaan:
gebouwen in gebruik voor de huisvesting van vee (niet zijnde hobbyvee);
gebouwen in gebruik ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij in de brede zin (zoals bijvoorbeeld een machineberging waarin de machines die gebruikt worden ten behoeve van de veeteelt zijn of worden gestald);
bouwwerken voor de opslag van mest.
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
bestaand:
bij bouwwerken: zoals ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan
aanwezig;
bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
een en ander behoudens voorzover in deze regels anders is aangegeven;
bestaande bebouwing veehouderij
bebouwing ten behoeve van veehouderijen, niet zijnde bestaande bedrijfswoningen:
de bebouwing die op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was, of
de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een verleende (omgevings)vergunning, of
de bebouwing die is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke bouwaanvraag die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan per 21 september 2013;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemmning;
bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
boerderij of boerderijgebouw:
één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)-bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden;
boerderijsplitsing:
het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwlaag:
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwmassa:
een complex van aaneengebouwde bouwwerken;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
buitenrijbaan:
een niet overdekte piste voorzien van een bewerkte aangepaste bodem waarin training en africhting van paarden kan plaatsvinden;
cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
dagrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat;
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden (bijvoorbeeld kapper, schoonheidssalon, tandartspraktijk);
ecologische verbindingszone:
een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur);
erfbeplanting:
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen);
evenementen:
publieke gebeurtenissen, met name op het gebied van kunst, sport en cultuur;
extensief recreatief medegebruik:
een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waarbij de aan de gronden toegekende waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
extensiveringsgebied:
het ruimtelijk begrensde gedeelte van het reconstructiegebied Beerze Reusel met het primaat wonen of natuur waar uitbreiding, hervestiging of nieuwsvestiging van in ieder geval intensieve veehouderijen onmogelijk is of wordt gemaakt; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid;
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken:
het gebruiken, doen en laten gebruiken;
gemeentelijke monument:
bebouwing die op grond van de gemeentelijke monumentenverordening is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument;
groene hoofdstructuur (GHS):
het samenhangend netwerk, op provinciaal niveau, van alle natuur- en bosgebieden landbouwbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere natuurwaarden en landbouwgebieden die bijzondere potenties hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid;
hergebruik:
gebruik van een bestaand bouwvlak, zoals van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning met bijbehorend erf, voor een ander soort bedrijf of functie dan volgens de geldende bestemming is toegestaan;
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
horeca(bedrijf):
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfuncties;
horecavoorzieningen:
voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse;
hydrologisch waardevol:
gronden met waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot één of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden:
aanwezige aardkundige waarden;
aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden;
aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van waterafhankelijke natuurwaarden;
Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild);
inundatie:
overstroming van water dat vanuit de watergang over het maaiveld stroomt;
inundatiegebied:
gronden langs watergangen die bij hoge waterstanden door water worden overdekt;
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen, voertuig, gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en die geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of (kunnen) worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, met uitzondering van stacaravans;
kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk;
kleinschalig kamperen:
kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor maximaal 25 kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde;
kunstwerken:
civieltechnische bouwwerken alsmede waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de functie die de wateren hebben, dan wel uit andere hoofde behoren tot, of gelegen zijn in een watergang;
kwetsbare soorten:
zeldzame planten of dieren, die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving;
Het gaat hier onder meer om: weidevogels, ganzen en zwanen, dagvlinders, amfibieën, reptielen en om bijzondere planten.
landbouwontwikkelingsgebied:
het ruimtelijk begrensde gedeelte van het reconstructiegebied Beerze Reusel met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet of zal voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderijen; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau is in het kader van dit bestemmingsplan nader aangeduid;
(kleine) landschapselementen:
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;
landschapswaarden:
het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
lijst van horeca-inrichtingen:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horeca-inrichtingen;
maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;
manegebedrijf:
een bedrijf in hoofdzaak gericht op het houden, africhten, trainen, stallen, verzorgen, sportbeoefening, rijlessen, verhuur of het anderszins verschaffen van diensten en faciliteiten met/voor paarden met een publieks- en verkeersaantrekkende werking en waarbij een rijhal van meer dan 1.000 m² aanwezig is of kan zijn, uitsluitend indien deze oppervlakte eveneens op grond van de regels van het bestemmingsplan is toegelaten;
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
mestbewerking:
behandelen van dierlijke mest waarbij de mest een fysieke verandering ondergaat en het totaal aan elementen in de meststoffen behouden blijf, zodat deze beter als mest kan worden gebruikt of voor andere functies als mest geschikt wordt;
mestverwerking:
het proces om (drijf)mest af te breken, (door o.a. mestvergisting), om te zetten in nieuwe, bruikbare producten, zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen;
minicamping:
kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor maximaal 25 kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde;
natuurwaarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied;
nevenactiviteiten, nevengeschikte functie of neventak:
een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft;
niet aan het buitengebied gebonden bedrijf:
een bedrijf en/of functie, geen agrarisch bedrijf, paardenhouderij, manege, agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf zijnde;
nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf:
de projectie van een bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan in het geheel niet is voorzien van een zodanig bestemmingsvlak, bedoeld voor de vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf;
noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf:
noodzaak vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling;
normaal onderhoud:
het onderhoud noodzakelijk voor het gebruik en de instandhouding van de gronden overeenkomstig de aan de gronden toegekende doeleinden en/of op de gronden voorkomende bouwwerken;
omschakeling voor (vestiging van) een agrarisch bedrijf:
de projectie van een agrarisch bestemmingsvlak, bedoeld voor de vestiging van een agrarisch bedrijf, op een locatie die volgens de ter plaatse geldende bestemming (tenminste deels) is voorzien van een niet-agrarisch bestemmingsvlak;
ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden, dakkapellen en andere ondergeschikte dakopbouwen;
ondergronds:
beneden het peil;
paardenhouderij:
een bedrijf in hoofdzaak gericht op het houden, fokken, africhten, trainen, stallen, verzorgen, sportbeoefening, rijlessen, verhuur of het anderszins verschaffen van diensten en faciliteiten met/voor paarden, met een beperkte publieks- en verkeersaantrekkende werking en waarbij een rijhal van niet meer dan 1.000 m² aanwezig is, uitsluitend indien deze oppervlakte eveneens op grond van de regels van het bestemmingsplan is toegelaten;
peil:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
perceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
productiegebonden detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten met een ander tegen vergoeding;
recreatieve voorziening:
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties;
recreatiewoning:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf/eerste woning elders hebben;
ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken;
Ruimte voor Ruimteregeling:
‘Beleidsregeling Ruimte voor Ruimte 2006’ zoals die bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 20 december 2005 (kenmerk 1151510) is vastgesteld;
ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
spiritueel centrum:
een centrum gericht op het organiseren van kleinschalige cursussen en workshops ten behoeve van geestelijke bewustwordings- en groeitrajecten, waarbij geen sprake is van grootschalige congressen en geen mogelijkheden tot overnachting worden geboden;
stacaravans:
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot de woon dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.
Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan;
statische opslag:
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke;
structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting:
woningen/wooneenheden, hotels, pensions, logiesgebouwen of andere gebouwen, als zodanig bestemd en tevens geschikt en ingericht ten behoeve van tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders;
teeltondersteunende voorzieningen:
(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;
- (teelt)ondersteunende kas:
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);
- permanente (teeltondersteunende) voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt.
- tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.
Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;
- hoge (teelt)ondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m.
Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen;
- lage (teelt)ondersteunende voorzieningen:
(teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 m.
Hieronder wordt in ieder geval verstaan: containervelden (een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton; of anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen) lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen) insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten, lage tunnels, van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen; insectengaas; afdekfolies; acryldoek; vlakveldfolies; vraatnetten;
- overige (teelt)ondersteunende voorzieningen (boomteelthek):
een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 1,5 m, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden;
tijdelijke huisvesting seizoenarbeiders:
het huisvesten van werknemers (voor maximaal 10 maanden per jaar), die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;
uitvoeren:
het uitvoeren, doen uitvoeren en laten uitvoeren;
verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
verharden van wegen:
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
verkoopvloeroppervlakte (vvo):
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
verwevingsgebied:
het ruimtelijk begrensde gedeelte van het reconstructiegebied Beerze Reusel gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur waar hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit en functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid;
voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel (de gevel van het gebouw die gericht is naar de weg) van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
volwaardig(heid van een) agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze;
voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB):
een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk, voor meer dan 200 m², bestaan;
waterberging:
de tijdelijke opslag van een overmaat aan (oppervlakte)water in (oppervlakte)watersystemen. Waterberging kan worden onderverdeeld in drie categorieën:
natuurlijke overstroming (water dat buiten de beekbedding treedt zonder dat hier speciale voorzieningen zijn aangelegd);
gestuurde overstroming (retentie) (water dat buiten de beekbedding treedt en waarvoor voorzieningen zijn aangebracht zodat dit met vooraf bepaalde frequentie wordt toegepast in gebieden die hiervoor zijn ingericht);
noodoverloopgebieden (gebieden die met een zeer lage frequentie worden ingezet in geval van noodsituaties);
waterbergingsgebied:
gronden bedoeld voor waterberging zoals omschreven in het begrip ‘waterberging’;
waterhuishoudkundige doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingbelang dienen, zoals water-gangen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het be-heer en onderhoud van een watergang en dergelijke;
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
zorgboerderij:
een (functionerend) agrarisch bedrijf met een specifieke vorm van agrarische verbreding die bestaat uit kleinschalige zorgactiviteiten in de vorm van dagopvang aan zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) de bedrijfsuitoefening.
zorgvuldige veehouderij
veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand van een bouwwerk tot de as van de weg:
tussen de as van de weg waaraan het bouwwerk is gebouwd en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
goothoogte of boeihoogte van een bouwwerk:
van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;
(bouw)hoogte van een bouwwerk:
van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden meegerekend antennes, schoorstenen, balkonhekken en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;
horizontale diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;
inhoud van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen) en boven het peil;
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwperceel ter plaatse van het bouwwerk;
verticale diepte van een bouwwerk:
van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarde’;
behoud en ontwikkeling van (kleinschalige) landschapselementen;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunde voorzieningen, worden gebouwd.
De (bouw)hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer dan 3 m en de oppervlakte mag niet meer dan 1,5 ha bedragen.
De oppervlakte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
De (bouw)hoogte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande (bouw)hoogte.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
De (bouw)hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:
lid 3.2.1 onder a en b voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
De oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 1 ha.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan grenzend aan de bestemming ´Agrarisch – Agrarisch bedrijf´.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders op de gronden die zijn aangeduid als ‘archeologische waarde’, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
3.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de archeologische waarden van de gronden.
3.5 Wijzigingsbevoegdheden
3.5.1 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Er mag geen sprake zijn van uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'.
De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.
Het bepaalde in lid a tot en met d is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:
niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;
voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;
er sprake is van een grondgebonden veehouderij of grondgebonden agrarisch bedrijf.
Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De vormverandering is noodzakelijk uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er dient sprake te zijn van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing gelet op de in het gebied voorkomende waarden.
Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
3.5.2 Vergroten bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat:
Uitbreiding binnen AHS-landbouw zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – AHS-Landbouw’ is toegestaan tot 2,5 ha;
De voorwaarden zoals genoemd onder c van toepassing zijn.
Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' geldt dat bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting is toegestaan tot 1,5 ha, waarbij geldt dat:
Er maatregelen dienen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
De ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving.
Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.
Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
Ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
De voorwaarden zoals genoemd onder c van toepassing zijn.
Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.
Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
3.5.3 Behoud en/of ontwikkeling van bos, natuur en/of aanleg ecologische verbindingszone
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen ‘Bos’ en ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:
De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
grondgebonden agrarische bedrijven;
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' tevens voor een veehouderij;
zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' op de plankaart;
minicamping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - minicamping';
één bedrijfswoning;
aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
bestaande zorgboerderijen;
productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m²;
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik en buitenrijbanen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
Het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd, met inachtneming van het bepaalde in 4.2.2 onder c.
Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien op de verbeelding de figuur 'relatie' is aangegeven tussen bestemmingsvlakken worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' zijn uitsluitend de bestaande bedrijfsbebouwing en daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
Bedrijfsgebouwen worden gesitueerd op een afstand van 3 m achter de achtergevel van de bedrijfswoning, waarbij geldt dat de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. In het geval dat geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand tot de as van de weg niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.
Kassen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van teeltondersteunende kassen tot een maximum oppervlakte van 5.000 m2.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Het aantal bedrijfswoningen per agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan 1.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 4.2.2 onder a van toepassing is.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 4.2.2 onder b van toepassing is.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.
De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De afstand tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet minder dan 3 m bedragen.
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
Bij afbraak van (een) bestaand(e) bijgebouw(en) en/of bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub a genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub a genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m².
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.
De (bouw)hoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 18 m.
De (bouw)hoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.
De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:
lid 4.2.2 onder c en lid 4.2.3 onder e voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg of op een afstand van minder dan 3 m achter de bedrijfswoning of vóór de bedrijfswoning mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
lid 4.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
4.3.2 Bouwen 1e of 2e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 4.1 onder d en 4.2.3 onder a voor het bouwen van een nieuwe 1e of 2e bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De nieuwe bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder een 1e of 2e bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
Er dient, in geval van een 1e bedrijfswoning, sprake te zijn van een volwaardig bedrijf.
Er dient in geval van een 2e bedrijfswoning sprake te zijn van een bedrijf met een omvang van ten minste 2 volwaardige arbeidskrachten.
De nieuwe bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB inzake de noodzaak van de bedrijfswoning en de volwaardigheid van het bedrijf.
4.3.3 Bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits en/of het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Stacaravans en woonunits zijn toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar.
De stacaravans en woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
De stacaravans en woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bestemmingsvlak.
Per bestemmingsvlak zijn maximaal 10 stacaravans en woonunits toegestaan.
De oppervlakte van een stacaravan of woonunit mag maximaal 30 m² bedragen.
De (bouw)hoogte van een stacaravan of woonunit mag maximaal 3 m bedragen.
Indien de vestiging plaatsvindt binnen de bestaande bedrijfsgebouwen mag de maximale oppervlakte voor huisvesting van seizoensarbeiders niet meer dan 100 m² van de bedrijfsgebouwen bedragen.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.
De omgevingsvergunning voor het afwijken mag voor een aaneengesloten periode van maximaal 5 jaar worden verleend.
Burgemeester en wethouders trekken de in dit lid bedoelde omgevingsvergunning voor het afwijken in, indien bedoelde huisvesting van personen gelet op de arbeidsbehoefte niet langer noodzakelijk is.
4.3.4 Vergroten oppervlakte bedrijfsbebouwing veehouderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c voor de uitbreiding van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.
Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
Het bepaalde in lid a tot en met e is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:
niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;
voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;
er sprake is van een grondgebonden veehouderij.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan-huis-verbonden beroep
Binnen de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.4.2 Strijdig gebruik
Het in gebruik nemen van gebouwen, niet in gebruik voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij, voor de uitoefening van een veehouderij is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenactiviteiten en agrarische verbreding
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het medegebruik van de gronden en bebouwing voor niet-agrarische nevenfuncties of voor agrarische verbreding, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Nevenactiviteiten zijn alleen toegestaan binnen het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ voor zover deze niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - GHS-natuur’.
Agrarische verbreding is toegestaan binnen het bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’.
Het medegebruik is alleen toegestaan als onderdeel van een functionerend agrarische bedrijf, waarbij de agrarische functie de hoofdfunctie blijft.
Het medegebruik is bij beëindiging van de agrarische functie niet meer toegestaan.
Het medegebruik mag niet leiden tot uitbreiding van de bedrijfsgebouwen met meer dan 500 m² of vergroting van het agrarische bestemmingsvlak.
Het medegebruik mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven niet beperken.
De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is.
Er dient in geval van publieksaantrekking voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn.
Verkoop is alleen toegestaan op kleine schaal, voor zover direct verbonden met het functionerende agrarisch bedrijf of in de directe omgeving daarvan geproduceerde en/of bewerkte primaire agrarische (streek)producten, tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m².
Horeca-activiteiten zijn alleen toegestaan op kleine schaal, tot een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 100 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 50 m².
Verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen of een groepsaccommodatie, zorgactiviteiten voor de dag- en/of nachtopvang van zorgvragers of dagrecreatie is toegestaan tot in totaal maximaal 500 m² binnen de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.
Er mag geen buitenopslag voor het medegebruik plaatsvinden.
De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast.
Bij cumulatie van meerdere vormen van medegebruik mag het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsvloeroppervlak niet meer gaan bedragen dan 50% van de aanwezige bebouwing, tot de volgende maxima:
ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie' 1.000 m² of in geval van statische opslag 2.500 m²;
voor het overige 500 m² of in geval van statische opslag 1.000 m².
4.5.2 Gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het gebruik is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'.
Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.
Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Vormverandering bestemmingvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in één of meerdere aan de bestemming grenzende bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch’ ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van deze bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Er mag geen sprake zijn van uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'.
De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.
Het bepaalde in lid a tot en met d is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:
niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;
voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;
er sprake is van een grondgebonden veehouderij of grondgebonden agrarisch bedrijf.
Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De vormverandering is noodzakelijk uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.
Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
4.6.2 Vestiging grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het vestigen van een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij geldt dat dit alleen is toegestaan ingeval de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - AHS-landbouw’ en indien vooraf advies wordt ingewonnen van de AAB.
4.6.3 Wijziging naar bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ en de aangrenzende bestemmingen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Wonen is toegestaan voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft.
De vestiging van de woonfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
De nieuwe woonfunctie dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
De overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.
Indien het bestemmingsvlak ligt ter plaats van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsgebouwen, ofwel 10% van de inhoud van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 ofwel 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².
4.6.4 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming bij de beëindiging van het agrarisch bedrijf dan wel gelijktijdig met de wijziging van deze bestemming in 'Wonen' te wijzigen ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
De bouwmassa van de voormalige agrarische bedrijfswoning dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.
Bij splitsing mogen maximaal twee woningen ontstaan, met ieder een inhoud van ten minste 350 m3.
Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de eventueel daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
Omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden.
Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
De nieuwe woning dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn in relatie tot stankhinder van andere agrarische bedrijven.
De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat wat betreft veiligheid.
Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bedrijfsgebouwen/bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.
4.6.5 Wijziging ten behoeve van opslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ten behoeve van de opslag van goederen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De opslag dient zich te beperken tot statische opslag.
De gezamenlijke oppervlakte voor opslag per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie mag niet meer dan 2.000 m² bedragen op locaties binnen de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer dan 1.000 m² bedragen.
Opslag is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ’overige zone - GHS-natuur’.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
De opslag dient gevestigd te worden binnen de bestaande bebouwing en buitenopslag is niet toegestaan.
De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
Detailhandel is niet toegestaan.
4.6.6 Wijziging ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van het vestigen van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vestiging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ’overige zone - GHS-natuur’ en 'overige zone - GHS-landbouw'.
Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is.
Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
Op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Buitenopslag is niet toegestaan.
Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
paardenhouderijen zoals genoemd in de ‘Tabel Paardenhouderij’ (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak alsmede voor buitenrijbanen;
bedrijfswoningen uitsluitend voorzover mogelijk op grond van de ‘Tabel Paardenhouderij’ (bijlage bij dit artikel) waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;
aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
hobbymatige paardenhouderijen zoals genoemd in de 'Tabel Paardenhouderij' (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één hobbymatige paardenhouderij aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien een relatie is aangegeven tussen bestemmingsvlakken worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
De maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Paardenhouderij’.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Paardenhouderij’.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Paardenhouderij’.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.
De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.
5.2.3 Bedrijfswoningen
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' waar geen bedrijfswoning is toegestaan.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, waarbij de bestaande inhoud als maximum geldt.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 5.2.2 onder b van toepassing is.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 5.2.2 onder c van toepassing is.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.
De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.
5.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
Bij afbraak van (een) bestaand(e) bijgebouw(en) en/of bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m².
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.
De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:
lid 5.2.2 onder e en lid 5.2.3 onder e voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
lid 5.2.2 onder e en 5.2.3 onder f voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
lid 5.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
5.3.2 Bouwen 1e of 2e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5.1 onder b voor het bouwen van een nieuwe 1e of 2e bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De nieuwe bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder een 1e of 2e bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
Er dient, in geval van een 1e bedrijfswoning, sprake te zijn van een volwaardig bedrijf.
Er dient in geval van een 2e bedrijfswoning sprake te zijn van een bedrijf met een omvang van ten minste 2 volwaardige arbeidskrachten.
De nieuwe bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB inzake de noodzaak van de bedrijfswoning en de volwaardigheid van het bedrijf.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan-huis-verbonden beroep
Binnen de bestemming ‘Agrarisch - Paardenhouderij’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.4.2 Landschappelijke inpassing
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing’ mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een paardenhouderij, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.
Tabel Paardenhouderij
Nr |
Adres |
Categorie bedrijf |
Soort voorziening |
Maximaal aantal bedrijfswoningen |
Maximaal oppervlak aan bedrijfsgebouwen in m2 |
Goothoogte in meters |
Bouwhoogte in meters |
1 |
Gilzerbaan ong. |
h/f |
Paardenhouderij/ paardenfokkerij |
- |
850 |
5 |
9 |
2 |
Hoefke 3b |
h/f |
Paardenhouderij/ paardenfokkerij |
1 |
1920 |
4 |
7 |
3 |
Goorweg ong. |
h/f |
Paardenhouderij/ paardenfokkerij |
- |
500 |
3,5 |
6 |
Verklaring
f fokkerij
h paardenhouderij
Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschaps en Natuurwaarden
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschaps en Natuurwaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder ter plaatse van de aanduiding:
‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder ter plaatse van de aanduiding:
‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels’ en/of;
behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarde’;
behoud van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied’;
ecologische verbindingszones;
behoud en ontwikkeling van (kleinschalige) landschapselementen;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- of halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
6.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd.
De oppervlakte van bestaande bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
De (bouw)hoogte van bestaande bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande (bouw)hoogte.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
lid 6.2 voor het bouwen van tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
De oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 1,5 ha.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aangrenzend aan de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf'.
De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast en de bouw is niet toegestaan op gronden die zijn aangeduid als ‘overige zone - GHS- Natuur’ of ‘overige zone - GHS-Landbouw’.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
in het algemeen:
het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;
het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied’:
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - hydrologisch waardevol gebied’:
het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;
het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels’:
het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.
ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarde’ en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied’:
de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden, archeologische waarden, hydrologische waarden en/of het waterbergend vermogen van de gronden.
6.5 Wijzigingsbevoegdheden
6.5.1 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Er mag geen sprake zijn van uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'.
De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.
Het bepaalde in lid a tot en met d is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:
niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;
voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;
er sprake is van een grondgebonden veehouderij of grondgebonden agrarisch bedrijf.
Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De vormverandering is noodzakelijk uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.
Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
6.5.2 Vergroten bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat:
uitbreiding ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - GHS-Natuur’ niet is toegestaan;
uitbreiding ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - GHS-Landbouw’ is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 15%;
de voorwaarden zoals genoemd onder b van toepassing zijn.
Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' geldt dat bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting is toegestaan tot 1,5 ha, waarbij geldt dat:
Er maatregelen dienen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
De ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving.
Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.
Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
Ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.
Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
6.5.3 Ontwikkeling van bos, natuur en/of aanleg ecologische verbindingszone
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van de ontwikkeling van bos, natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:
De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
Artikel 7 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder ter plaatse van de aanduiding:
‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied’;
behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarde’;
behoud van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied’;
ecologische verbindingszones;
behoud en ontwikkeling van (kleinschalige) landschapselementen;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunde voorzieningen, worden gebouwd.
De (bouw)hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer dan 3 m en de oppervlakte mag niet meer dan 1,5 ha bedragen.
De oppervlakte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
De (bouw)hoogte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande (bouw)hoogte.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:
De (bouw)hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 5 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
lid 7.2.1 voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
De oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 1 ha.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan grenzend aan de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’.
De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast en de bouw is niet toegestaan op gronden die zijn aangeduid als ‘overige zone - GHS-Natuur’ of ‘overige zone - GHS-Landbouw’.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
in het algemeen:
het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied’:
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
ter plaatse van de aanduidingen ‘archeologische waarde’ en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied’:
het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - hydrologisch waardevol gebied’:
het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;
het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
7.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden, hydrologische waarden, archeologische waarden en/of het waterbergend vermogen van de gronden.
7.5 Wijzigingsbevoegdheden
7.5.1 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Er mag geen sprake zijn van uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'.
De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.
Het bepaalde in lid a tot en met d is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:
niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;
voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;
er sprake is van een grondgebonden veehouderij of grondgebonden agrarisch bedrijf.
Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De vormverandering is noodzakelijk uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.
Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
7.5.2 Vergroten bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat:
uitbreiding ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - GHS-Natuur’ niet is toegestaan;
uitbreiding ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - GHS-Landbouw’ en ‘overige zone - AHS-Landschap’ is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 15%.
uitbreiding ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - AHS-Landbouw’ is toegestaan tot 2,5 ha tenzij overwegende bezwaren van landschappelijke hydrologische en/of aardkundige aard of waterbergend vermogen zich daartegen verzetten;
de voorwaarden zoals genoemd onder c van toepassing zijn.
Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' geldt dat bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting is toegestaan tot 1,5 ha, waarbij geldt dat:
Er maatregelen dienen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
De ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving.
Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.
Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
Ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.
Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
7.5.3 Ontwikkeling van bos, natuur en/of aanleg ecologische verbindingszone
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen ’Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van de ontwikkeling van bos, natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:
De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
Artikel 8 Bedrijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven zoals genoemd in de ‘Tabel Bedrijf’ (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak, tenzij in de ‘Tabel Bedrijf’ anders is aangegeven;
bedrijfswoningen uitsluitend voorzover mogelijk op grond van de ‘Tabel Bedrijf’ (bijlage bij dit artikel) waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;
aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- of halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bedrijven in milieucategorie 1 en 2 van de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’, waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak, tenzij in de ‘Tabel Bedrijf’ anders is aangegeven;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Bedrijfsgebouwen
De maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijf’.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijf’.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijf’.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.
De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.
8.2.2 Bedrijfswoningen
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijf’.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, waarbij de bestaande inhoud als maximum geldt.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 8.2.1 onder b van toepassing is.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 8.2.1 onder c van toepassing is.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.
De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.
8.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
Bij afbraak van (een) bestaand(e) bijgebouw(en) en/of bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m².
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.
De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:
lid 8.2.1 onder d en lid 8.2.2 onder e voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
lid 8.2.1 onder e en 8.2.2 onder f voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
lid 8.2.3 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
lid 8.1 onder f voor het toestaan van bedrijven welke niet voorkomen in de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’, met dien verstande, dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën 1 en 2.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Wijziging naar de bestemming ‘Wonen’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Hergebruik mag uitsluitend plaatsvinden in de voormalige bedrijfswoning.
De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.
Tabel Bedrijf
Nr |
Adres |
Categorie bedrijf |
Soort voorziening |
Maximaal aantal bedrijfswoningen |
Maximaal opper- vlak aan bedrijfs- gebouwen in m2 |
Goothoogte in meters |
Bouwhoogte in meters |
1 |
Poppelseweg 12 |
D |
IT bedrijf (computerbedrijf) |
1 |
400 |
4 |
7,5 |
Verklaring
Categorie bedrijf
D Dienstverlening
Artikel 9 Recreatie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
recreatieve voorzieningen zoals genoemd in de ‘Tabel Recreatie’ (bijlage bij dit artikel);
bedrijfswoningen uitsluitend voorzover mogelijk op grond van de ‘Tabel Recreatie’ (bijlage bij dit artikel) waarbij het aangegeven aantal woningen niet mag worden overschreden;
speelvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bedrijfsgebouwen
De maximale oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.
De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.
9.2.2 Bedrijfswoningen
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, waarbij de bestaande inhoud als maximum geldt.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m. met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 9.2.1 onder b van toepassing is.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 9.2.1 onder c van toepassing is.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.
De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.
9.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.
De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:
lid 9.2.1 onder d en lid 9.2.2onder e voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
lid 9.2.1 onder e en 9.2.2 onder f voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
lid 9.2.3 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Afwijken voor detailhandel en horeca
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het toestaan van het gebruik van de bebouwing en gronden voor detailhandel en/of horeca, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De recreatieve functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft
Het dient vast te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden, waarbij de oppervlakte van detailhandel en horeca niet meer mag bedragen dan 25 m² respectievelijk 50 m².
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
Bijlage:Tabel Recreatie
Nr. |
Adres |
Soort voorziening |
Bijbehorende functies |
Maximaal aantal bedrijfs- woningen |
Maximaal oppervlak aan bedrijfs- gebouwen in m² |
Goothoogte in meters |
Bouwhoogte in meters |
2 |
't Hoefke 1a |
Creatief centrum met educatieve functie en groepaccommodatie voor maximaal 10 personen |
|
1 |
200 |
8 |
10 |
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
wonen;
tuinen;
aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
inpandige opslag ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
groenvoorzieningen;
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:
Per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning aanwezig zijn.
Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m3. Indien de bestaande inhoud reeds meer dan 600 m3 bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als de maximum toegestane inhoud.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.
De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.
10.2.2 Vrijstaande bijgebouwen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.
Bij afbraak van (een) bestaand(e) bijgebouw(en) en/of bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m².
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.
De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m, de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m² en bouwwerken moeten achter de voorgevel van de woning worden gesitueerd waarbij de afstand tot aan de voorgevel tenminste 2 m moet bedragen.
Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m² en de afstand tot het dichtstbijzijnde punt van de woning niet meer dan 15 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:
lid 10.2.1 onder g voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
lid 10.2.1 onder h voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
lid 10.2.2 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
lid 10.2.1 en 10.2.2 voor het bouwen van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw aan de woning mits de totale oppervlakte van 100 m² aan bijgebouwen zoals genoemd in lid 10.2.2 onder b niet wordt overschreden.
10.4.2 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder a voor het splitsen van een woning indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.
Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.
Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder (artikel 3 onder 3.5).
De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.
Indien het bestemmingsvlak ligt binnen een de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsgebouwen 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² voor beide woningen tezamen.
10.4.3 Herbouw op andere locatie
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak van de betreffende woning, mits:
de herbouw op een andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
10.4.4 Sloop-bonus regeling
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 lid c voor het vergroten van de inhoud van de woning, waarbij geldt dat:
de inhoud van de woning mag worden vergoot tot maximaal 750 m3 indien afbraak plaatsvindt van bestaande gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde waarbij geldt dat voor maximaal 10% van de gesloopte inhoud extra inhoud van de woning is toegestaan;
de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
12.1 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de goothoogte, (bouw)hoogte en/of de afstand tot enige aangegeven lijn, bestemming of aanduiding van bouwwerken en andere maten, voorzover legaal tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften in hoofdstuk 2 van deze voorschriften is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
12.2 Ondergronds bouwen
Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld wordt in elk geval verstaan:
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
de vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (inrichtingen die aanzienlijke geluidshinder kunnen veroorzaken);
een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dan uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze voorschriften;
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
het gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning;
het houden van een kampeerterrein of kleinschalig kamperen;
het gebruik van gronden voor de aanleg van buitenrijbanen met uitzondering van de bestemmingen ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ en ‘Agrarisch – Paardenhouderij’.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 Ecologische verbindingszone
De gronden gelegen op of binnen een afstand van 25 m van de aanduiding ‘overige zone - ecologische verbindingszone’ mogen ongeacht hetgeen elders in deze regels is bepaald niet worden bebouwd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde onder a voor het bebouwen van de gronden overeenkomstig de bestemmingen indien de waarden van de ecologische verbindingszone niet onevenredig worden aangetast en indien blijkt dat het duurzaam functioneren van de ecologische verbindingszone gewaarborgd is.
Bij het verlenen van afwijken of het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden op grond van de bepalingen in deze voorschriften op of binnen een afstand van 25 m van de aanduiding ‘overige zone - ecologische verbindingszone’, mogen de waarden van de ecologische verbindingszone niet onevenredig worden aangetast en dient het duurzaam functioneren van de ecologische verbindingszone gewaarborgd te worden.
Alvorens toepassing te geven aan een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders advies in bij het bevoegde waterstaatsgezag.
14.2 Luchtvaartverkeerzone - IHCS
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en/of ingevolge afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden, de (bouw)hoogte van bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de afzonderlijke bestemmingen, niet meer bedragen dan de aangegeven (bouw)hoogte.
14.3 Luchtvaartverkeerzone - ILS
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - ILS' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en/of ingevolge afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden, de (bouw)hoogte van bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de afzonderlijke bestemmingen, niet meer bedragen dan de aangegeven (bouw)hoogte.
14.4 Historische groenstructuur
14.4.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - historische groenstructuur’ is het plan mede gericht op de bescherming van de op deze gronden voorkomende historische groenstructuren en geografische lijnen.
14.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - historische groenstructuur’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren,
diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover
geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
het vellen van bos en beplanting;
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;
het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.
Het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel van de historische groenstructuren en geografische lijnen.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
15.1 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en indien de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast, af te wijken ten behoeve van:
het afwijken van de voorgeschreven maten voor de goothoogte, hoogte en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen binnen een bestemmingsvlak, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze voorschriften voorgeschreven maten en indien in de betreffende bestemmingen niet reeds afwijkingsmogelijheden zijn opgenomen;
de bouw van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan toegestaan ingevolge deze voorschriften, met dien verstande dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag worden vergroot tot niet meer dan 10 m, waarbij geldt dat deze afwijking niet kan worden verleend op gronden die liggen binnen de aanduiding ‘overige zone - GHS-Natuur’ en 'overige zone - GHS -Landbouw of 'overige zone - AHS-Landschap';
het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 5 m, waarbij geldt dat deze afwijking niet kan worden verleend op gronden die liggen binnen de aanduiding 'overige zone - GHS-Natuur' en 'overige zone - GHS -Landbouw' of 'overige zone - AHS-Landschap';
het aanleggen van buitenrijbanen en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij buitenrijbanen tot een hoogte van niet meer dan 3 m, waarbij geldt dat deze afwijking niet kan worden verleend op gronden die liggen binnen de aanduiding 'overige zone - GHS-Natuur' en 'overige zone - GHS-Landbouw' of 'overige zone - AHS-Landschap' ;
de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m3;
de (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast, waarbij geldt dat deze afwijking niet kan worden verleend op gronden die liggen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GHS-Landschap' of 'overige zone - AHS-Landschap'.
het oprichten van zend-, ontvang-, sirenemasten en masten en installaties ten behoeve van telecommunicatie, al dan niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 60 m2 en een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter, waarbij de mogelijkheden van gezamenlijk gebruik van deze voorzieningen zo veel mogelijk moeten worden benut.
15.2 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en indien de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast, af te wijken ten behoeve van:
het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits,
het een bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs) woning is toegestaan;
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
burgemeester en wethouders verlenen de afwijking zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijk melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning;
kleinschalig kamperen, waarbij dit is toestaan bij de (bedrijfs)woningen, mits:
het oppervlak van het aaneengesloten terrein, waarvan het terrein voor kleinschalig kamperen onderdeel uitmaakt, bedraagt minimaal 1 ha;
het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 bedraagt;
er maximaal 75 m2 bebouwing ten behoeve van centrale voorzieningen voor het kleinschalig kamperen worden gebouwd binnen de bestaande bebouwingsregeling van de betreffende bestemming. Deze bebouwing moet binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf', 'Agrarisch- Paardenhouderij', 'Bedrijf', 'Recreatie' of 'Wonen' worden opgericht;
de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
een goede landschappelijke inpassing op basis van een uitvoerbaar erf-inrichtingsplan, verzekerd is;
als gevolg van het kleinschalig kamperen de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende agrarische bedrijven niet onevenredig worden beperkt.
het gedeeltelijke gebruik van (bedrijfs)woningen of daarbij behorende bijgebouwen als appartementen voor het verlenen van tijdelijk recreatief verblijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
het aantal appartementen mag per woning niet meer dan 2 bedragen;
de woonfunctie van de (bedrijfs)woning dient behouden te blijven;
alleen bestaande bebouwing mag voor de recreatieve verblijfsfunctie worden gebuikt;
in totaal mag niet meer dan 100 m² van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning (inclusief het verdiepingsniveau) of daarbij behorende bijgebouwen worden gebruikt of medegebruik in het kader van de recreatieve verblijfsfunctie;
de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
diegene die het recreatief verblijf exploiteert, dient tevens de hoofdgebruiker van de woning te zijn;
het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden voor of ten dienste van de recreatieve verblijfsfunctie, behoudens het eventueel treffen van een extra parkeergelegenheid en behoudens een verleende afwijking voor kleinschalig kamperen;
er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijke ingepast moet zijn;
de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan de locatie gelegen is;
omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden.
Artikel 16 Algemene procedureregels
16.1 Procedure afwijken
Bij het verlenen van een afwijking dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
De aanvraag met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage.
Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor een ieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag in te dienen bij burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen de aanvraag zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
16.2 Procedure wijzigingen
Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in dit plan dient bij de voorbereiding van de wijziging de volgende procedure te worden gevolgd:
Het concept van het wijzigingsplan met bijbehorende stukken ligt gedurende vier weken voor een ieder ter inzage.
Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor een ieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het concept van het wijzigingsplan in te dienen bij burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders stellen zo spoedig mogelijk het wijzigingsplan vast. Dit besluit is, als tegen de aanvraag zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Goirle, Herziening 2014’.
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Goirle op 23 september 2014