Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Schoolstraat tussen 29 en 35 te Molenschot
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0784.bpSchoolstraat2935-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Molenschot, Schoolstraat tussen 29 en 35 met identificatienummer NL.IMRO.0784.bpSchoolstraat2935-VG01 van de Gemeente Gilze en Rijen; 
 
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
 
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 Aan huis gebonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies zoals vermeld in Bijlage 2. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven;
 
1.5 Aan huis gebonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk met ondergeschikte functies. Het bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven;
 
1.6 Aan- en uitbouw
een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt, deel van een hoofdgebouw dat door zijn indeling en inrichting is bestemd om hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de hoofdfunctie;
 
1.7 Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.8 Bebouwingspercentage
Een aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel of bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
1.9 Bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
 
1.10 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.11 Bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
 
1.12 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
 
1.13 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
 
1.14 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.15 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.16 Bijgebouw
Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het woongenot;
 
1.17 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau;
 
1.18 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk overdekt geheel met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.19 Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.20 Kantoor
Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
 
1.21 NAP
Nieuw Amsterdams Peil;
 
1.22 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstation, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.23 Peil
  1. voor bouwwerken die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg, ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
 
1.24 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
 
1.25 Seks- en /of pornobedrijf
een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen;
 
1.26 twee-aaneengebouwde woningen
Blokken van twee vrijstaande eengezinswoningen welke aan maximaal één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en door een gemeenschappelijke scheidingsmuur met elkaar zijn verbonden;
 
1.27 Verbeelding
De digitale weergave van het bestemmingsplan;
 
1.28 Voorgevellijn
De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.29 Vrijstaande woning
eengezinswoning welke aan beide zijden van de woning niet in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
 
1.30 Woning
een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, of voor de huisvesting buiten het verband van een huishouden tot en met maximaal vier personen;
 
1.31 Zijdelingse perceelsgrens
De zijdelingse grens tussen twee (of meerdere) percelen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
2.1 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is;
 
2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.3 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
 
2.6 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.7 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. de afzonderlijke huisvesting van huishoudens of daarmee vergelijkbare economische eenheden van een of meer personen in vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen, al dan niet in samenhang daarmee aan huis gebonden beroepen; 
  2. tuinen en erven;
  3. beschermingswaardige bomen, ter plaatse van de aanduiding 'beschermingswaardige bomen';
  4. nutsvoorzieningen;
  5. uitritten;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
  1. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste één woning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen is toegestaan en:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend twee-onder-een-kapwoningen zijn toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
  2. De voorgevel van het hoofdgebouw dient in of maximaal 2 meter achter de gevellijn te worden gebouwd;
  3. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte (meter)' is aangegeven;
  4. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  5. Iedere woning dient te worden afgedekt door een hellend dakvlak, met dien verstande dat de helling minimaal 30º en maximaal 60º bedraagt;
  6. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  7. Per woning dient een onbebouwde buitenruimte aanwezig te zijn van minimaal 25m2, ongeacht het bepaalde in sub d en g van dit lid;
  8. Aan- en uitbouwen dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de hoofdgebouwen te worden gebouwd;
  9. Vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
3.2.2 Twee- aaneengebouwde woningen
  1. De breedte van het hoofdgebouw dient tenminste 6 meter te bedragen;
  2. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 meter;
  3. De oppervlakte aan hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60% van het bouwperceel met een maximum van 250 m2;
  4. De goot- dan wel bouwhoogte van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste respectievelijk 3,5 en 5,5 meter bedragen, met dien verstande dat de absolute hoogte in elk geval moet zijn gelegen binnen een denkbeeldig vlak onder 60º gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingse perceelsgrens.
3.2.3 Vrijstaande woningen
  1. De breedte van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 6 meter;
  2. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter;
  3. De oppervlakte aan hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel met een maximum van 350 m2;
  4. De goot- dan wel bouwhoogte van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste respectievelijk 3,5 en 5,5 meter bedragen, met dien verstande dat de absolute hoogte in elk geval moet zijn gelegen binnen een denkbeeldig vlak onder 60º gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingse perceelsgrens.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn mag maximaal 1 meter bedragen en achter de voorgevellijn maximaal 2 meter;
  2. Carports en overkappingen mogen uitsluitend 1 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd en uitsluitend binnen het bouwvlak;
  3. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter bedragen en achter de voorgevellijn maximaal 3 meter.

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de bebouwingsdiepte en de dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden
  1. De onder artikel 3 lid 3.1 genoemde eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsregels:
    1. Indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld en handhaving van het historisch beeld dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;
    2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. Van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
    1. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
    2. de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.
 

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Erfafscheiding
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4 sub a ten behoeve van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn met dien verstande dat deze maximaal 2 meter mag bedragen en indien het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet meer wordt aangetast en
/of de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet.
3.4.2 Dakvlak
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub f  voor het bouwen van een afwijkende dakvorm, mits stedenbouwkundig verantwoord, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er  geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
3.4.3 Overschrijding voorgevellijn
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub a en artikel 3 lid 2.1 sub b ten behoeve van realisatie van een aanbouw tot een diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu. De goot- en bouwhoogte van de aanbouw mag dan ten hoogste respectievelijk 3 en 5,5 meter bedragen.
3.4.4 Grotere diepte vrijstaande woningen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub d  ten aanzien van de diepte van vrijstaande woningen tot een diepte van 15 meter mits de afstand van het hoofdgebouw tot de achterliggende perceelgrens minimaal 8 meter bedraagt en dit stedenbouwkundig verantwoord is, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er een onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
3.4.5 Dakopbouw
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1  voor het bouwen van een dakopbouw, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
3.4.6 Antennes
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4  ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bouw van antennes tot een hoogte van maximaal 15 meter, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
3.4.7 Aantal wooneenheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub e ten behoeve van de bouw van meer wooneenheden dan is aangeduid, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is, het past binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu en de parkeerbalans.
3.4.8 Aan-, uitbouwen en bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub c , artikel 3 lid 2.2 sub d  en artikel 3 lid 2.3 sub d , dat de absolute hoogte binnen een denkbeeldig vlak onder 60 graden gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingse perceelsgrens, zulks ten behoeve van de bouw van bijgebouwen waarvan de nok (bij benadering) loodrecht op de zijdelingse perceelsgrens staat, mits het planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
3.4.9 Afwijking woningtype
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub a  ten behoeve van het realiseren van een ander woningtype, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is, past binnen het volkshuisvestingsbeleid, de woonvisie en wordt voldaan aan de bouwregels die behoren bij dat woningtype.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:
  1. groothandels- en detailhandelsbedrijven;
  2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  3. seks- en/of pornobedrijf en prostitutie;
  4. het gebruik van de voortuin als parkeerplaats met uitzondering van in- /uitritten behorende bij een woning;
  5. opslag van goederen;
  6. het gebruik van gebouwen ten behoeve van aan huis gebonden bedrijf.
3.5.2 Parkeren
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van:
    1. een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van een gebouw of;
    2. een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan; dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de ‘Nota Parkeernormen Gilze en Rijen 2017’, als vastgesteld op 3 april 2017;
  2. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. indien:
    1. het voldoen aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat wordt voldaan aan de regels voor maatwerk (ontheffing) zoals neergelegd in de onder a. bedoelde nota parkeernormen;
  3. indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. of de regels voor maatwerk (ontheffing) als bedoeld onder b. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan worden gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  4. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient aldus in stand te worden gehouden.
3.5.3 Aan huis gebonden beroep
Naast de woonfunctie mogen de gronden worden gebruikt voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 25% van het bebouwd oppervlak van de aanwezige bebouwing met een maximum van 60 m2 ten behoeve van aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  2. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  6. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.6.1 Aan huis gebonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor gebruik ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijfsactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder f, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 25% van het bebouwd oppervlak van de aanwezige bebouwing met een maximum van 60 m2 ten behoeve van aan huis gebonden bedrijf mag worden gebruikt;
  2. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  5. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding ‘beschermingswaardige bomen’:
  1. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het vellen of rooien van bomen en/of het verwijderen van houtopstanden;
  4. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  5. het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 meter, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;
  6. het aanleggen van landschapselementen;
  7. het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diep woelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 meter.
3.7.2 Uitzonderingen
Het in artikel 3 lid 7.1  vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 3 lid 7.1  genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige
beschermingswaardige bomen.
 

3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

 

5.1 Algemeen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van de gronden en/of gebouwen als seks- en/of pornobedrijf en voor prostitutie;
  2. gebouwen te gebruiken als zelfstandige bewoning, met uitzondering van de gebouwen die zijn aangeduid dan wel bestemd als (bedrijfs)woning;
  3. uitstallings- of opslagplaats, dan wel als stand- of ligplaats voor kampeerwagens, woonwagens, woonboten, tenten en andere onderkomens;
  4. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  5. kamerverhuur aan vijf of meer personen binnen de bestemming Wonen.

5.2 Parkeren

  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van:
    1. een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van een gebouw; of
    2. een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan;                                             
dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de ‘Nota Parkeernormen Gilze en Rijen 2017’, als vastgesteld op 3 april 2017;
  1. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. indien:
    1. het voldoen aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat wordt voldaan aan de regels voor maatwerk (ontheffing) zoals neergelegd in de onder a. bedoelde nota parkeernormen;
  2. indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. of de regels voor maatwerk (ontheffing) als bedoeld onder b. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan worden gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  3. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient aldus in stand te worden gehouden.

5.3 Laden en lossen

  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wordt uitsluitend verleend indien in een als gevolg van het beoogde gebruik van het gebouw te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt voorzien op eigen terrein;
  2. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien:
    1. het voldoen aan de bepaling ten aanzien van het laden en lossen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien;
  3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op de herbouw van een gebouw zónder wijziging van het gebruik;
  4. voorzieningen die zijn gerealiseerd om te voorzien in de nodige laad- en losruimte dienen aldus in stand te worden gehouden.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 luchtvaartverkeerszone - 8

In aanvulling op regels hoofdstuk 2  geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 8' dat ten behoeve van het obstakelvrij (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van de hoogtematen van 45 m en 50 m boven NAP, in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

6.2 luchtvaartverkeerszone - 9

In aanvulling op regels hoofdstuk 2  geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 9' dat ten behoeve van het obstakelvrij (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van de hoogtematen van 50 m en 55 m boven NAP, in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

6.3 milieuzone - geluidsgevoelige functie - 1 (35-45 Ke-lijn)

In aanvulling op regels hoofdstuk 2  geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie - 1' de volgende regels:
  1. het is niet toegestaan woningen toe te voegen binnen de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie - 1';
  2. burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in sub a teneinde het toevoegen van woningen toe te staan met dien verstande dat uitsluitend woningbouw kan worden toegestaan indien er sprake is van een grondgebonden karakter van de woning.

6.4 overige zone - ihcs - 1

In aanvulling op regels hoofdstuk 2  geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ihcs - 1' ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte dan 56 m boven NAP.

6.5 vrijwaringszone - ils - 5

6.5.1 Bouwhoogtebeperkingen
In aanvulling op regels hoofdstuk 2  geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - ils -5' ten behoeve van het verstoringsgebied rondom de start- en landingsbaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van de hoogtemate van 32,6 m en 42,6 m boven NAP.
6.5.2 Afwijking hogere bouwhoogte
Burgemeester en wethouder kunnen afwijken van het bepaalde onder lid 1 teneinde en hogere bouwhoogte toe te staan met dien verstande dat de werking van het Instrument Landing System niet onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Alvorens ontheffing te verlenen winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de beheerder van de betrokken Instrument Landing System.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het staats- en bebouwingsbeleid, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. het bouwvlak mag worden overschreden ter behoeve van de bouw van galerijen, kozijnen, uitbouwen, balkons, erkens, luifels en reclamevoorzieningen waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    1. de diepte uit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tot de voorste perceelsgrens niet minder dan 2 meter mag bedragen;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 meter gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemming of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 20% worden vergroot.  

Artikel 9 Algemene procedureregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 10 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd over veranderd;
  2. na het teniet gaan te gevolge van calamiteiten geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 

11.2 Afwijking omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 11 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11 lid 1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in artikel 11 lid 1  is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 4, te verandering of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij voor deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 11 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 
Regels van het bestemmingsplan Schoolstraat tussen 29 en 35 te Molenschot.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 april 2023
de griffier, de voorzitter,
............................. .............................