direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Versterstraat 20,22 en ong. Gilze
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0784.BPVersterstr2022-VG01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning met aan-, uit en vrijstaande bijgebouwen en in samenhang daarmee aan huis verbonden beroepen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van hoofdbebouwing/het hoofdgebouw en bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. bebouwing voor hoofdgebouwen en/of vrijstaande bijgebouwen dient te worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;
  • b. de totale oppervlakte aan bebouwing per bouwperceel bedraagt maximaal 350 m²;
  • c. de minimale perceelsbreedte bedraagt 20 meter.

4.2.2 Hoofdbebouwing/Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdbebouwing/het hoofdgebouw gelden naast de voorwaarden onder 4.2.1 de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is weergegeven;
  • b. het hoofdgebouw dient te worden opgericht in de op de verbeelding aangeduide voorgevellijn;
  • c. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 8 meter;
  • d. de maximale diepte voor het hoofdgebouw bedraagt 15 meter;
  • e. de inhoud van het hoofdgebouw inclusief eventuele aan- of uitbouwen bedraagt maximaal 1.000 m³;
  • f. de minimale en maximale goothoogte bedraagt respectievelijk 3 en 4,5 meter;
  • g. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • h. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • i. de hoofdbebouwing wordt voorzien van een hellend dak met een hellingsvlak tussen de 35º en 55º, niet zijnde een zogenaamd lessenaarsdak.

4.2.3 Vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • c. bijgebouwen worden voorzien van een kap waarbij de dakhelling minimaal 20º en maximaal 55º bedraagt;
  • d. vrijstaande bijgebouwen dienen minimaal 15 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • f. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de hoofdbebouwing bedraagt minimaal 2 meter;
  • g. aan- en uitbouwen worden tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals erkers, entreeportalen, of veranda's.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:
    • 1. achter de voorgevellijn ten hoogste 3 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen die van af de voet gemeten maximaal 2 meter hoog mogen zijn;
    • 2. voor de voorgevellijn ten hoogste 1 meter bedragen.
  • b. voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
    • 1. de afstand van de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 meter;
    • 2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 3. het zwembad uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning mag worden gesitueerd.

4.2.5 ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, die bovengronds reeds zijn gebouwd en/of gelijktijdig worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 5 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken ten behoeve van afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde artikel 4.2.3 onder e ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:

  • a. de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. de nokrichting van het bijgebouw evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens gelegen is;
  • c. bijgebouwen worden voorzien van een kap waarbij de dakhelling minimaal 20º en maximaal 60º bedraagt.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan huis verbonden beroep

Het gebruik van een woning voor aan huis verbonden beroepen is toegestaan waarbij voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
  • b. een vloeroppervlakte van maximaal 60 m² mag worden gebruikt ten behoeve van aan huis verbonden beroepen;
  • c. het gebruik veroorzaakt geen onevenredige nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
  • d. het gebruik heeft geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu in de omgeving;
  • e. het uiterlijk aanzien van de woning moet niet zodanig veranderen dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • f. horeca en detailhandel is niet toegestaan;
  • g. buitenopslag van goederen en het ontplooien van buitenactiviteiten is niet toegestaan;
  • h. één van de hoofdbewoners van de woning dient eigenaar te zijn van het aan huis verbonden beroep.

4.4.2 Strijdig gebruik

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik voor prostitutie en seksinrichting;
  • b. het gebruik voor groothandels- en detailhandelsbedrijven;
  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.4.2 ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. binnen het bestemmingsvlak dient een (legale) woning aanwezig te zijn;
  • b. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders hieromtrent ter zake deskundig advies;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen,waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de maximale oppervlakte welke wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  • f. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw meer geschikt is;
  • g. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/hebben, en in voorkomend geval, zijn/haar partner zoals bepaald bij huwelijk, geregistreerd partnerschap of notariële samenlevingsovereenkomst;
  • h. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
  • i. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de specifieke zorgbehoefte, zoals gebleken uit het advies van een ter zake deskundige instantie;
  • j. splitsing is niet toegestaan;
  • k. aan de afhankelijke woonruimte mag geen eigen ontsluiting worden toegevoegd;
  • l. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • m. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de, bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.