direct naar inhoud van Regels
Plan: N631 onderdoorgang spoor Rijen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0784.BPN631spoortunnel-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "N631 onderdoorgang spoor Rijen" met identificatienummer NL.IMRO.0784.BPN631spoortunnel-VG01 van de gemeente Gilze en Rijen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie en de Kwaliteitscriteria 2.2 VTH;

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een daarvoor gecertificeerd is;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het woongenot;

1.15 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.16 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

1.17 doorrijhoogte:

de beschikbare hoogte tussen de kruin van de weg en de onderkant van een bouwwerk boven de weg;

1.18 ecologische verbindingszones:

natuurlijke elementen die als verbindingsweg fungeren tussen verschillende leefgebieden;

1.19 eigen terrein:

ruimte in, op of onder een gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;

1.20 erf- en terreinafscheiding:

een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein;

1.21 evenementen:

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk overdekt geheel met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur;

1.24 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan een bouwwerk, met uitzondering van verdiepte liggingen.

1.25 manege

een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en de verkoop van paarden;

1.26 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wabo;

1.27 peil:
  • a. voor een bouwwerk dat onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.28 restaurant:

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken;

1.29 spoorverkeer:

het vervoer van personen, dan wel goederen, over het spoor per trein;

1.30 Staat van Horeca-activiteiten:

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.31 tunnel:

ondergrondse, al dan niet gestapelde, verbinding voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994, waaronder mede wordt begrepen (al dan niet ondergrondse) tunnelopritten, met bijbehorende voorzieningen en voorzieningen voor langzaam verkeer;

1.32 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen. Voet- en fietspaden worden hier niet onder verstaan.

1.33 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.34 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw en wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

1.35 zalencentrum:

een locatie waar zalen worden verhuurd voor feesten en partijen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

wordt gemeten tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca activiteiten uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

alsmede voor:

  • b. een café uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. een zalencentrum uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek': cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden;
  • e. bedrijfswoningen;
  • f. evenementen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en (ontsluitings)wegen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is bouwen uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan het bepaalde in lid 14.4;
  • b. gebouwen mogen uitsluiten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan met een maximale inhoud van 750 m³;
  • d. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan hetgeen bepaald is in lid 14.1
  • e. de maximale goothoogte van gebouwen bedraagt 5 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt 11 meter;
  • g. de dakhelling van gebouwen bedraagt minimaal 20° en maximaal 55°.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevellijn:
    • 1. van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
    • 2. van antennes bedraagt 12 meter;
    • 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 6 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Op de gronden bedoeld in lid 3.1 is ten hoogste één bedrijf toegestaan;
  • b. voor de voorgevellijn is parkeren niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a,

  • a. om horecabedrijven op de betreffende gronden toe te laten uit één hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. of die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten.
3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
3.5.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning voor slopen van een bouwwerk kan slechts worden verleend wanneer het cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing daardoor niet onevenredig wordt geschaad, danwel indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken, alsmede rotondes, kruisingsvlakken, de benodigde opstelstroken en in- en uitvoegstroken, waarbij de wegas van de N631 uitsluitend mag worden gesitueerd ter plaatse van de figuur 'as van de weg';
  • b. een tunnel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. ondergrondse voorzieningen, zoals bergbezinkbassins, pompputten, drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
  • g. groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en -gangen, kunstwerken, kunstobjecten en straatmeubilair.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per nutsgebouw mag maximaal 10 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een nutsgebouw mag maximaal van 4 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' mag een tunnel worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:
    • 1. de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van de tunnel niet meer mag bedragen dan 7 meter ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. in afwijking van het bepaald in lid 4.2 onder c sub 1 geldt de ondergrondse (verticale) bouwdiepte niet voor ondergrondse voorzieningen zoals, bergbezinkbassins, pompputten, drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
    • 3. er dient een vrije doorrijhoogte van tenminste 4,5 meter te zijn, gerekend vanaf de kruin van de weg;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 8,5 meter bedragen;
  • e. overkappingen, anders dan abri's en ten behoeve van fietsenstallingen, zijn niet toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder c sub 1 ten behoeve van een grotere verticale bouwdiepte van de tunnel met dien verstande dat deze maximaal 8 meter mag bedragen.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Ter plaatse van de functieaanduiding 'langzaam verkeer' zijn de wegen als bedoelt in lid 4.1 onder a niet toegestaan;

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting uitvoering Groenplan

Het gebruik van de tunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' voor verkeersdoeleinden is uitsluitend toegestaan indien de gronden binnen de bestemmingen 'Verkeer - Voorlopig 1', 'Verkeer - Voorlopig 2' en 'Verkeer - Voorlopig 4' binnen 1 jaar na de openstelling van de tunnel voor openbare verkeersdoeleinden zijn ingericht overeenkomstig het Groenplan, dat als Bijlage 2 bij deze regels is opgenomen.

4.4.3 Voorwaardelijke verplichting uitvoering natuurcompensatie

Het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanduiding 'tunnel' is uitsluitend toegestaan indien de natuurcompensatie opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels voor zover betrekking op compensatie ten behoeve van de interim omgevingsverordening wordt gerealiseerd binnen 3 jaar na het moment van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a en toestaan dat de wegas van de N631 maximaal 2 meter van de figuur 'as van de weg' wordt gesitueerd, op voorwaarde dat uit onderzoek blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder.

Artikel 5 Verkeer - Railverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds, geluidswerende voorzieningen en beplanting;
  • b. kruisingen van spoorwegen met verkeerswegen;
  • c. wegen met met ten hoogste 2 rijstroken, alsmede de benodigde opstelstroken en in- en uitvoegstroken, waarbij de wegas van de N631 uitsluitend mag worden gesitueerd ter plaatse van de figuur 'as van de weg';
  • d. een tunnel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. ondergrondse voorzieningen, zoals bergbezinkbassins, pompputten drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
  • i. groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en -gangen, kunstwerken, kunstobjecten en straatmeubilair.
5.2 Bouwregels

voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd,
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken bedraagt 8,5 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' mag een tunnel worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:
    • 1. de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van de tunnel mag niet meer bedragen dan 7 meter ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. in afwijking van het bepaald in lid 5.2 onder c sub 1 geldt de ondergrondse (verticale) bouwdiepte niet voor ondergrondse voorzieningen zoals, bergbezinkbassins, pompputten, drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
    • 3. er dient een vrije doorrijhoogte van tenminste 4,5 meter te zijn, gerekend vanaf de kruin van de weg.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder c sub 1 ten behoeve van een grotere verticale bouwdiepte van de tunnel met dien verstande dat deze maximaal 8 meter mag bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Voorlopig 1

6.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, met ten hoogte 2 rijstroken, alsmede de benodigde opstelstroken en in- en uitvoegstroken;
  • b. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds, geluidswerende voorzieningen en beplanting;
  • c. kruisingen van spoorwegen met verkeerswegen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ondergrondse voorzieningen, zoals bergbezinkbassins, pompputten drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
  • g. groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en -gangen, kunstwerken, kunstobjecten en straatmeubilair;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels voorlopige bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd,
  • b. de bouwhoogte van verlichtings- en vlaggenmasten en bewegwijzering mag niet meer dan 8,5 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • d. overkappingen, anders dan abri's en ten behoeve van fietsenstallingen, zijn niet toegestaan.
6.3 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 6.1 geldt voor 7 jaar, gerekend vanaf de dag van vaststelling van het bestemmingsplan.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de voorlopige bestemming 'Verkeer - Voorlopig 1' wijzigen door de geldigheidstermijn, zoals opgenomen in lid 6.3 te verkorten, waardoor de definitieve bestemming als bedoeld in lid 6.5 op een eerder moment van kracht wordt.

6.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 1' aangewezen gronden zijn, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 6.3, bestemd voor de definitieve bestemming 'Verkeer - Railverkeer', meer in het bijzonder voor:

  • a. spoorwegen voor spoorverkeer en de daarbij behorende bermen, taluds, geluidswerende voorzieningen en beplanting;
  • b. kruisingen van spoorwegen met verkeerswegen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en -gangen, kunstobjecten en straatmeubilair;
  • f. ondergrondse voorzieningen, zoals bergbezinkbassins, pompputten, drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen.
6.6 Bouwregels definitieve bestemming

Voor het bouwen gelden, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 6.3, de bepalingen zoals opgenomen in lid 5.2.

Artikel 7 Verkeer - Voorlopig 2

7.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, met ten hoogte 2 rijstroken, alsmede de benodigde opstelstroken en in- en uitvoegstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en -gangen, kunstobjecten en straatmeubilair;
  • e. overige bijbehorende voorzieningen.
7.2 Bouwregels voorlopige bestemming
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per nutsgebouw mag maximaal 10 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een nutsgebouw mag maximaal van 4 meter bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verlichtings- en vlaggenmasten en bewegwijzering mag niet meer dan 8,5 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. overkappingen, anders dan abri's en ten behoeve van fietsenstallingen, zijn niet toegestaan.
7.3 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 7.1 geldt voor 7 jaar, gerekend vanaf de dag van vaststelling van het bestemmingsplan.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de voorlopige bestemming 'Verkeer - Voorlopig 2' wijzigen door de geldigheidstermijn, zoals opgenomen in lid 7.3 te verkorten, waardoor de definitieve bestemming als bedoeld in lid 7.5 op een eerder moment van kracht wordt.

7.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 2' aangewezen gronden, zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 7.3, bestemd voor de definitieve bestemming 'Maatschappelijk - Militair terrein', meer in het bijzonder voor:

  • a. het houden van militaire oefeningen;
  • b. bosbouw en houtteelt;
  • c. herstel, ontwikkeling en behoud van landschappelijke en natuurwaarden, zoals stuifzand- en heidegebieden;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen en paden.
7.6 Bouwregels definitieve bestemming

Op gronden aangewezen voor 'Verkeer - Voorlopig 2' mogen, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 7.3, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden definitieve bestemming
7.7.1 Verbod

Het is, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 7.3, verboden op of in de gronden met de bestemming 'Verkeer - Voorlopig 2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanbrengen van verhardingen groter dan 200 m²;
  • c. de aanleg van ondergrondse leidingen.
7.7.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 7.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. ten behoeve zijn van de aanleg en het herstel van de natuurwaarden in het gebied;
  • b. de realisatie van het groenplan zoals opgenomen in Bijlage 2 mogelijk maken;
  • c. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
7.7.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.7.1 zijn toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurwaarden als beschreven in lid 7.5 niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 8 Verkeer - Voorlopig 3

8.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, met ten hoogte 2 rijstroken, alsmede de benodigde opstelstroken en in- en uitvoegstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en -gangen, kunstobjecten en straatmeubilair;
  • e. overige bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels voorlopige bestemming
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per nutsgebouw mag maximaal 10 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een nutsgebouw mag maximaal van 4 meter bedragen.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verlichtings- en vlaggenmasten en bewegwijzering mag niet meer dan 8,5 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. overkappingen, anders dan abri's en ten behoeve van fietsenstallingen, zijn niet toegestaan.
8.3 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 8.1 geldt voor 7 jaar, gerekend vanaf de dag van vaststelling van het bestemmingsplan.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de voorlopige bestemming 'Verkeer - Voorlopig 3' wijzigen door de geldigheidstermijn zoals opgenomen in lid 8.3 te verkorten, waardoor de definitieve bestemming als bedoeld in lid 8.5 op een eerder moment van kracht wordt.

8.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 3' aangewezen gronden zijn, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 8.3 bestemd voor de definitieve bestemming 'Horeca', meer in het bijzonder voor:

  • a. horeca activiteiten uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

alsmede voor:

  • b. een café uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. een zalencentrum uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek': cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden;
  • e. evenementen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en (ontsluitings)wegen.
8.6 Bouwregels definitieve bestemming

Voor het bouwen gelden, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 8.3, de bepalingen zoals opgenomen in lid 3.2, met dien verstande dat:

  • a. binnen het bouwvlak geen bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  • b. het bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan hetgeen bepaald is in lid 14.1
8.7 Specifieke gebruiksregels definitieve bestemming

Voor het gebruik gelden, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 8.3, de bepalingen zoals opgenomen in lid 3.3, waarbij het aantal bedrijven niet meer mag bedragen dan bepaald in lid 15.2.

8.8 Afwijken van de gebruiksregels definitieve bestemming

Voor het afwijken van de gebruiksregels gelden, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 8.3, de bepalingen zoals opgenomen in lid 3.4.

Artikel 9 Verkeer - Voorlopig 4

9.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. een werkterrein ten behoeve van de bouwwerkzaamheden voor de aanleg van de tunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', inclusief de aanleg van de rotonde;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en -gangen, kunstobjecten en straatmeubilair;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels voorlopige bestemming
9.2.1 Gebouwen

voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen ten behoeven van het tijdelijk werkterrein bedragen maximaal 750 m²;
  • b. de oppervlakte per nutsgebouw mag maximaal 10 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een nutsgebouw mag maximaal van 4 meter bedragen.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verlichtings- en vlaggenmasten en bewegwijzering mag niet meer dan 8,5 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. overkappingen, anders dan abri's en ten behoeve van fietsenstallingen, zijn niet toegestaan.
9.3 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming
  • a. De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 9.1 geldt voor 7 jaar, gerekend vanaf de dag van vaststelling van het bestemmingsplan voor zover de bestemming gelegen is ten zuiden van het spoor Breda- Tilburg, bestemd als Verkeer - Railverkeer;
  • b. de voorlopige bestemming als bedoeld in lid 9.1 geldt voor 5 jaar, gerekend vanaf de dag van vaststelling van het bestemmingsplan voor zover de bestemming gelegen is ten noorden van het spoor Breda- Tilburg, bestemd als Verkeer - Railverkeer.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de voorlopige bestemming 'Verkeer - Voorlopig 4' wijzigen door de geldigheidstermijn zoals opgenomen in lid 9.3 te verkorten, waardoor de definitieve bestemming als bedoeld in lid 9.5 op een eerder moment van kracht wordt.

9.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 4' aangewezen gronden zijn, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 9.3 bestemd voor de definitieve bestemming 'Natuur', meer in het bijzonder voor:

  • a. bos- en natuurgebieden;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, wandel- en fietspaden en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. de productie van hout;
  • f. ecologische verbindingszones.
9.6 Bouwregels definitieve bestemming

Op deze gronden mogen, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 9.3 ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.

9.7 Gebruiksregels definitieve bestemming

Parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen zoals bedoelt in 9.5 onder d zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze zijn opgenomen in Bijlage 2.

9.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden definitieve bestemming
9.8.1 Verbod

Het is, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 9.3 verboden op of in gronden met de bestemming 'Verkeer - Voorlopig 4' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. blijvend omzetten van grasland naar bouwland;
  • d. aanbrengen van opgaande beplanting;
  • e. verwijderen, vellen of rooien van houtopstanden;
  • f. aanleggen van verhardingen (aanleg verharde wandel- of fietspaden en overige verhardingen > 50 m² en kavelpaden);
  • g. aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.8.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 9.8.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. de realisatie van het groenplan en de infrastructuur, zoals opgenomen in Bijlage 2 mogelijk maken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning
  • e. het verwijderen, vellen of rooien van houtopstanden betreffen die worden uitgevoerd in het kader van (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer;
  • f. passen binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming Natuur of worden genoemd in een beheersplan voor de betreffende natuurgebieden.
9.8.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.8.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 10 Verkeer - Voorlopig 5

10.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. een werkterrein ten behoeve van de bouwwerkzaamheden voor de aanleg van de tunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', inclusief de aanleg van de rotonde;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en -gangen, kunstobjecten en straatmeubilair;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels voorlopige bestemming
10.2.1 Gebouwen

voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per nutsgebouw mag maximaal 10 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een nutsgebouw mag maximaal van 4 meter bedragen.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verlichtings- en vlaggenmasten en bewegwijzering mag niet meer dan 8,5 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. overkappingen, anders dan abri's en ten behoeve van fietsenstallingen, zijn niet toegestaan.
10.3 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 10.1 geldt voor 5 jaar, gerekend vanaf de dag van vaststelling van het bestemmingsplan.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de voorlopige bestemming 'Verkeer - Voorlopig 5' wijzigen door de geldigheidstermijn zoals opgenomen in lid 10.3 te verkorten, waardoor de definitieve bestemming als bedoeld in lid 10.5 op een eerder moment van kracht wordt.

10.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 5' aangewezen gronden zijn, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 10.3 bestemd voor de definitieve bestemming 'sport', meer in het bijzonder voor:

  • a. een sportterrein uitsluitend bedoeld voor een manege met bijbehorende voorzieningen;
  • b. evenementen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en (ontsluitings)wegen.
10.6 Bouwregels definitieve bestemming

Op deze gronden mogen, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 10.3 ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van antennes bedraagt 12 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 6 meter.

Artikel 11 Waarde - Archeologie A

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie A' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken worden gebouwd , waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,65 m onder het bestaande maaiveld.

11.3 Afwijken van bouwregels
11.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
11.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsgunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag.

11.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA en de kwaliteitscriteria 2.2 VTH, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde,
11.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte dieper dan 0,65 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen dieper dan 0,65 m onder het bestaande maaiveld;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,65 m onder het bestaande maaiveld;
  • d. het verlagen van het waterpeil dieper dan dan 0,65 m onder het bestaande maaiveld;
  • e. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
11.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 11.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen, waaronder het frezen van stobben en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
11.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie A' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen als de diepte, dieper gaat dan 0,65 m onder maaiveld.
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf dat daarvoor gecertificeerd is). Hiervoor is een door de door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijn de Regioarcheoloog, van) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
11.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. op een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
11.4.5 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 11.4.1 onder c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

11.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie A' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

11.5.2 Advies

Alvorens de in lid 11.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en de kwaliteitscriteria 2.2 VTH.

Artikel 12 Waarde - Archeologie D

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie D' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken worden gebouwd , waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,10 m onder het bestaande maaiveld.

12.3 Afwijken van bouwregels
12.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
12.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsgunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag.

12.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA en de kwaliteitscriteria 2.2 VTH, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde,
12.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte dieper dan 0,10 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen dieper dan 0,10 m onder het bestaande maaiveld;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,10 m onder het bestaande maaiveld;
  • d. het verlagen van het waterpeil dieper dan dan 0,10 m onder het bestaande maaiveld;
  • e. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
12.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 12.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen, waaronder het frezen van stobben en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
12.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie D' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen als de diepte, dieper gaat dan 0,10 m onder maaiveld.
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf dat daarvoor gecertificeerd is). Hiervoor is een door de door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijn de Regioarcheoloog, van) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
12.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. op een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
12.4.5 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 12.4.1 onder c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie D' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

12.5.2 Advies

Alvorens de in lid 12.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en de kwaliteitscriteria 2.2 VTH.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Bouwoppervlak Horeca

Binnen de bouwvlakken van de bestemmingen 'Horeca' en 'Verkeer - Voorlopig 3' tezamen mag maximaal 870 m² aan gebouwen worden gebouwd.

14.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
14.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de bepalingen ten aanzien van het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' zoals opgenomen in lid 4.2 en lid 5.2 onverminderd van toepassing zijn;
  • b. in aanvulling op de bepaling onder a mogen bijbehorende ondergrondse voorzieningen ook buiten een bouwvlak of aanduidingsvlak worden gerealiseerd mits deze zijn toegestaan op grond van hoofdstuk 2 van deze regels;'
  • c. de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 7 meter onder het peil;
  • d. bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b en c indien het hydrologisch belang niet kunnen worden geschaad; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap en de provincie omtrent de vraag of het hydrologisch belang niet wordt geschaad.
14.4 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
14.4.1 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' wordt gestreefd naar behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van de op deze gronden aanwezige bouwwerken. Dit houdt in dat:

  • a. de bouwwerken qua profiel, bouwmassa, gevelkarakteristiek, detaillering, kleur- en materiaalgebruik, situering en oriëntatie behouden dienen te blijven. Het behoud van de verschijningsvorm heeft hoge prioriteit;
  • b. nieuwe bebouwing dient de karakteristiek van de bestaande gebouwen afzonderlijk en/of als geheel niet aan te tasten.
14.4.2 Verbod

Het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

14.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde onder artikel 14.4.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • b. de vergroting van de inhoudsmaat van woningen in cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden om het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden te stimuleren voor zover de woning deel uitmaakt van een cultuurhistorisch waardevol en beeldbepalend pand en voor zover de bestaande afmetingen van dat gebouw niet worden uitgebreid.
14.4.4 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.2 wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 14.4.1 bedoelde waarden danwel indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Verboden gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige regels.
  • b. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  • c. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
15.2 Aantal bedrijven

Op de gronden bedoeld in lid 3.1 en lid 8.5 is ten hoogste één horecabedrijf toegestaan;

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 vrijwaringszone - ILS - 9

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - ILS' (met nummer) ten behoeve van het verstoringsgebied rondom de start en landingsbaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - ILS - 9' in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan 30,6 m boven NAP.

16.2 overige zone - IHCS - 1

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Overig IHCS' (met nummer) ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hogere bouwhoogte dan 56 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 1'.

16.3 overige zone - attentiezone waterhuishouding
16.3.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden peil;
  • b. aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 , anders dan een bouwwerk.
16.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 16.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. nodig zijn voor het aanleggen van noodzakelijke nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • c. nodig zijn voor het aanleggen van de tunnel en de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' als bedoelt in artikel 4.1 onder b en 5.1 onder d;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
16.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 16.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft de waarden die te maken hebben met het watersysteem.
16.4 monumentale boom
16.4.1 Bouwregels

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'monumentale boom' mag, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), niet worden gebouwd.

16.4.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.4.1 voor zover uit onderzoek (boomeffectanalyse) gebleken is dat de instandhouding van de boom niet wordt bedreigd en nadat ter zake advies is ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke boomdeskundige.

16.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van de boom tot gevolg hebben of kunnen hebben, waaronder in ieder geval:
      • het aanbrengen van grond;
      • het verrichten van graafwerkzaamheden;
      • het verwijderen van takken of wortels;
      • het onttrekken van water uit de grond;
      • het beschadigen van de stam;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'monumentale boom';
    • 3. het aanbrengen van bestrating op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'monumentale boom'.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud van de gronden rondom de monumentale boom alsmede het normale onderhoud aan de monumentale boom betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde omgevingsvergunning.
    • 3. nodig zijn voor de aanleg van nutsleidingen, door middel van een gestuurde boring op een minimale diepte 2 meter ten opzichte van het huidige maaiveld;
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de waardevolle boom, welke het plan beoogd te beschermen:
    • 1. niet onevenredig aantast;
    • 2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 17 Algemene procedureregels

17.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

17.2 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van toepassing.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Parkeren en laden en lossen

Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van:
    • 1. een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van een gebouw; of
    • 2. een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan

dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gilze en Rijen 2017' als vastgesteld op 3 april 2017;

  • b. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. indien:
    • 1. het voldoen aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat wordt voldaan aan de regels voor maatwerk (ontheffing) zoals neergelegd in de onder a. bedoelde nota parkeernormen;
  • c. indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. of de regels voor maatwerk (ontheffing) als bedoeld onder b. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan worden gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient aldus in stand te worden gehouden.
18.2 Laden en lossen

Ten aanzien van laden en lossen gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wordt uitsluitend verleend indien in een als gevolg van het beoogde gebruik van het gebouw te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt voorzien op eigen terrein;
  • b. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien:
    • 1. het voldoen aan de bepaling ten aanzien van het laden en lossen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien;
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op de herbouw van een gebouw zónder wijziging van het gebruik;
  • d. voorzieningen die zijn gerealiseerd om te voorzien in de nodige laad- en losruimte dienen aldus in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 19.1, onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1, onder a, met maximaal 10%.
  • c. Lid 19.1, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 19.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "N631 onderdoorgang spoor Rijen".

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,