Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kapelstraat te Molenschot
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0784.BPKapelstraat-VG01

Regels

 

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan
Het bestemmingsplan Kapelstraat te Molenschot met identificatienummer NL.IMRO.0784.BPKapelstraat-VG01 van de Gemeente Gilze en Rijen;
 
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
 
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 Aan huis gebonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies zoals vermeld in Bijlage 2. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven;
 
1.5 Aan huis gebonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk met ondergeschikte functies. Het bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven;
 
1.6 Aan- en uitbouw
een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt, deel van een hoofdgebouw dat door zijn indeling en inrichting is bestemd om hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de hoofdfunctie;
 
1.7 Archeologisch deskundige
een door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de geldende kwaliteitscriteria VTH en adviseert en beoordeelt conform de ten tijde van het advies of beoordeling geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
 
1.8 Archeologisch onderzoek
onderzoek naar de (aanwezigheid en/of waarde van) archeologische relicten door een gecertificeerde instantie werkend volgens de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Plan van Aanpak (PvA) (bij booronderzoek) of Programma van Eisen (PvE) bij gravend onderzoek;
 
1.9 Archeologisch rapport
rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat is opgesteld conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
 
1.10 Archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;
 
1.11 Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten;
 
1.12 Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.13 Bebouwingspercentage
Een aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel of bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
1.14 Bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
 
1.15 Bed & Breakfast
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte niet zelfstandige accommodatie, uitsluitend voor logies en ontbijt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.16 Behoudsmaatregelenplan
document waarin maatregelen zijn geformuleerd die getroffen worden om archeologische resten in de bodem te behouden en te beschermen tijdens de uitvoering van werkzaamheden en het gebruik maken van de gronden nadien;
 1.17 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.18 Bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
 
1.19 Bijgebouw
Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het woongenot;
 
1.20 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
 
1.21 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
 
1.22 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.23 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.24 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.25 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau;
 
1.26 Garagebedrijf
een bedrijf in handel, reparatie en service van auto's en motorfietsen;
 
1.27 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk overdekt geheel met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.28 Gecertificeerde instantie
instantie die beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
 
1.29 Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.30 Kantoor
Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
 
1.31 Meergeneratiewoning
een woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en met een fysieke koppeling, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie;
 
1.32 NAP
Nieuw Amsterdams Peil;
 
1.33 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstation, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.34 Peil
  1. voor bouwwerken die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg, ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.35 Plangebied
het gebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft;
 
1.36 Plan van Aanpak (PvA)
document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van booronderzoek (verkennende of karterende boringen) staan geformuleerd conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor aanvang van het onderzoek dient het PvA door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;
 
1.37 Programma van Eisen (PvE)
document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van gravend onderzoek (proefsleuven, opgraving of archeologische begeleiding) staan geformuleerd conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;
 
1.38 Ruimtelijke plannen
alle bestemmingsplannen, inpassingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen binnen het plangebied die vastgesteld zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
 
1.39 Seks- en /of pornobedrijf
een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen;
 
1.40 Verbeelding
De digitale weergave van het bestemmingsplan;
 
1.41 Voorgevellijn
De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.42 Vrijstaande woning
eengezinswoning welke aan beide zijden van de woning niet in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
 
1.43 Woning
een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan een huishouden, of voor de huisvesting buiten het verband van een huishouden tot en met maximaal vier personen;
 
1.44 Zijdelingse perceelsgrens
De zijdelingse grens tussen twee (of meerdere) percelen;
 
1.45 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is;
 
2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.3 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
 
2.6 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.7 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijke inpassing

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - Landschappelijke inpassing  aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het aanleggen en in stand houden van gebiedseigen beplanting overeenkomstig het landschappelijke inpassingsplan, ter inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen in het landschap;
  2. onder landschappelijk inpassingsplan wordt in deze regels verstaan het landschappelijk inpassingsplan als opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  3. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. erf- en terreinafscheidingen moeten ten alle tijden transparant zijn en mogen geen afbreuk doen aan de landschappelijke inpassing/kwaliteitsverbetering.

Artikel 4 Wonen

     

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de afzonderlijke huisvesting van huishoudens of daarmee vergelijkbare economische eenheden van een of meer personen in vrijstaande woningen, al dan niet in samenhang daarmee aan huis gebonden beroepen;
  2. tuinen en erven;
  3. beschermingswaardige bomen, ter plaatse van de aanduiding ‘beschermingswaardige bomen’;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. uitritten;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. de landschappelijke inpassing conform het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels.

4.2 Bouwregels

   
4.2.1 Algemeen
  1. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste één vrijstaande woning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen is toegestaan;
  2. De voorgevel van het hoofdgebouw dient in of maximaal 2 meter achter de gevellijn te worden gebouwd;
  3. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte (meter)' is aangegeven;
  4. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  5. Iedere woning dient te worden afgedekt door een hellend dakvlak, met dien verstande dat de helling minimaal 30º en maximaal 60º bedraagt;
  6. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  7. Per woning dient een onbebouwde buitenruimte aanwezig te zijn van minimaal 25m2;
  8. Aan- en uitbouwen dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de hoofdgebouwen te worden gebouwd;
  9. Vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
 
4.2.2 Vrijstaande woning
  1. De breedte van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 6 meter;
  2. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter;
  3. De oppervlakte aan hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel met een maximum van 350 m2;
  4. De goot- dan wel bouwhoogte van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste respectievelijk 3,5 en 5,5 meter bedragen, met dien verstande dat de absolute hoogte in elk geval moet zijn gelegen binnen een denkbeeldig vlak onder 60º gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingse perceelsgrens. Een plat dak voor bijgebouwen is toegestaan.
 
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn mag maximaal 1 meter bedragen en achter de voorgevellijn maximaal 2 meter;
  2. Carports en overkappingen mogen uitsluitend 1 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd en uitsluitend binnen het bouwvlak;
  3. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter bedragen en achter de voorgevellijn maximaal 3 meter.

4.3 Nadere eisen

4.3.1 Eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de bebouwingsdiepte en de dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3.2 Voorwaarden
  1. De onder artikel 4 lid 3.1  genoemde eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsregels:
    1. Indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld en handhaving van het historisch beeld dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;
    2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. Van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
    1. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
    2. de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.
 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 
4.4.1 Erfafscheiding
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 sub a  ten behoeve van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn met dien verstande dat deze maximaal 2 meter mag bedragen en indien het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet meer wordt aangetast en/of
de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet.
 
4.4.2 Dakvlak
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub e   voor het bouwen van een afwijkende dakvorm, mits stedenbouwkundig verantwoord, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
4.4.3 Overschrijding gevellijn
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a en artikel artikel 4 lid 2.1 sub b ten behoeve van realisatie van een aanbouw tot een diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu. De goot- en bouwhoogte van de aanbouw mag dan ten hoogste respectievelijk 3,5 en 5,5 meter bedragen.
4.4.4 Grotere diepte vrijstaande woningen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in  artikel 4 lid 2.1 sub d   ten aanzien van de diepte van vrijstaande woningen tot een diepte van 15 meter mits de afstand van het hoofdgebouw tot de achterliggende perceelgrens minimaal 8 meter bedraagt en dit stedenbouwkundig verantwoord is, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
4.4.5 Dakopbouw
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1  voor het bouwen van een dakopbouw, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
4.4.6 Antennes
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.3  ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bouw van antennes tot een hoogte van maximaal 15 meter, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
4.4.7 Aantal wooneenheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1  ten behoeve van de bouw van meer wooneenheden dan is aangeduid, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is, het past binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu en de parkeerbalans.
4.4.8 Aan- uitbouwen en bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub e   en artikel 4 lid 2.2 sub d , dat de absolute hoogte binnen een denkbeeldig vlak onder 60 graden gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingse perceelsgrens, zulks ten behoeve van de bouw van bijgebouwen waarvan de nok (bij benadering) loodrecht op de zijdelingse perceelsgrens staat, mits het planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
4.4.9 Afwijking woningtype
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a  ten behoeve van het realiseren van een ander woningtype, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is, past binnen het volkshuisvestingsbeleid, de woonvisie en wordt voldaan aan de bouwregels die behoren bij dat woningtype.

4.5 Specifieke gebruiksregels

 
4.5.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:
  1. groothandels- en detailhandelsbedrijven;
  2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  3. seks- en/of pornobedrijf en prostitutie;
  4. het gebruik van de voortuin als parkeerplaats met uitzondering van in- /uitritten behorende bij een woning;
  5. opslag van goederen;
  6. het gebruik van gebouwen ten behoeve van aan huis gebonden bedrijf.
4.5.2 Parkeren
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van:
    1. een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van een gebouw of;
    2. een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan;
dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de ‘Nota Parkeernormen Gilze en Rijen 2017’, als vastgesteld op 3 april 2017;
  1. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. indien:
    1. het voldoen aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat wordt voldaan aan de regels voor maatwerk (ontheffing) zoals neergelegd in de onder a. bedoelde nota parkeernormen;
  2. indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. of de regels voor maatwerk (ontheffing) als bedoeld onder b. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan worden gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  3. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient aldus in stand te worden gehouden.
4.5.3 Aan huis gebonden beroep
Naast de woonfunctie mogen de gronden worden gebruikt voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 25% van het bebouwd oppervlak van de aanwezige bebouwing met een maximum van 60 m2 ten behoeve van aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  2. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  6. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest.
4.5.4 Voorwaardelijke verplichting - Landschappelijke inpassing
  1. Tot een met de bestemming Wonen strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel artikel 4 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering; 
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 4 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat de opstallen op een perceel niet eerder bewoond mogen worden dan nadat uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen voor dat perceel conform het in de bijlagen opgenomen landschappelijk inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering.
4.5.5 Bed & Breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1  onder a voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in een bestaande woning of een bestaand bijgebouw bij een woning in de vorm van een bed en breakfast met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie van de woning blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  2. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  3. parkeren ten behoeve van de bed & breakfast dient op eigen terrein plaats te vinden.
4.5.6 Meergeneratiewoning
Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning voor gebruik af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1  en toestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt als meergeneratiewoning met inachtneming van het volgende:
  1. tussen hoofdbewoner en inwoner/inwoonster bestaat een familieverband (ouders-kind);
  2. er blijft sprake van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer;
  3. er is sprake van één (bestaande) hoofdingang met een gezamenlijke verkeersader waarmee de beide wooneenheden direct te benaderen zijn (niet via een verblijfsgebied van de een naar de ander);
  4. beide woonruimten dienen te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
  5. gezamenlijke energie meters / watermeter / ontsluiting(en) naar de openbare weg/ rioolaansluiting;
  6. gezamenlijke berging / garage;
  7. realisering binnen de bestaande bouwmassa, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt;
  8. geen intern fysiek scheiding (of compartimentering) door middel van een scheidingsmuur zonder deuren tussen de twee woongedeelten;
  9. onderscheid in hoofdwoongedeelte en bijwoongedeelte;
  10. bijwoongedeelte moet voorzien zijn van een slaapkamer en badkamer op de begane grond;
  11. maximale vloeroppervlakte bijwoongedeelte 65 m²;
  12. geen privaatrechtelijke splitsing. Eigendom dient van één eigenaar te blijven, danwel van een gezamenlijk eigenaarschap;
  13. parkeren op eigen terrein;
  14. de omgevingsvergunning vervalt indien de reden voor het instandhouden van de omgevingsvergunning niet meer aanwezig is. Binnen één jaar na het vervallen van de omgevingsvergunning dienen alle aanpassingen welke gedaan zijn uit een oogpunt van de meergeneratiewoning verwijderd te zijn.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.6.1 Aan huis gebonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor gebruik ten behoeve van een aan huis gebonden
bedrijfsactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.1 sub f , mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 25% van het bebouwd oppervlak van de aanwezige bebouwing met een maximum van 60 m2 ten behoeve van aan huis gebonden bedrijf mag worden gebruikt;
  2. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  5. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Verbod
Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie' mede bestemde gronden.
5.2.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5 lid 2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
  1. bouwwerken waarvoor bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte groter dan 100m2 en die kunnen worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, of;
  2. bouwwerken waarvoor bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,4 meter onder het bestaande maaiveld en die kunnen worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  3. de verbouwing en/of sloop en nieuwbouw van bestaande bouwwerken krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits;
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid;
  4. gronden waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
 

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid artikel 5 lid 2.1 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    3. een verplichting de uitvoering van de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
5.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen.
5.3.3 Advies
Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een afwijking als bedoeld in artikel 5 lid 3.1 , laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:
  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het aanbrengen van heipalen;
  2. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals het aanleggen van drainage en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen, zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  6. het aanbrengen of rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd.
5.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5 lid 4.1  genoemde verbod is niet van toepassing indien:
  1. het werken of werkzaamheden betreft waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m² of;
  2. het werken of werkzaamheden betreft die niet dieper reiken dan 0,4 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  3. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder begrepen onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte, of;
  4. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werkingtreding van het bestemmingsplan, of;
  5. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, of;
  6. de werken en werkzaamheden gericht zijn op archeologisch onderzoek, waaronder begrepen het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE), of;
  7. het gronden betreft waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
5.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 4.1  wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  3. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    3. een verplichting de uitvoering van de werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
5.4.4 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch
onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen.
5.4.5 Advies
Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 , laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

5.5.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden bouwwerken te slopen of te laten slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag.
5.5.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5 lid 5.1  genoemde verbod is niet van toepassing indien:
  1. het sloopwerkzaamheden betreft waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m², of;
  2. het sloopwerkzaamheden betreft die niet dieper reiken dan 0,4 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  3. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werkingtreding van het bestemmingsplan, of;
  4. de sloopwerkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, of;
  5. het sloopwerkzaamheden betreft op gronden waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
5.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 5.1  wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de sloopwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  3. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de sloopwerkzaamheden kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    3. een verplichting de uitvoering van de sloopwerkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
5.5.4 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen.
5.5.5 Advies
Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 5.1 , laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

5.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
5.6.2 Advies
Alvorens de in artikel 5 lid 6.1  bedoelde wijziging wordt toegepast, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de bestaande afstands, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

8.1 Algemeen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van de gronden en/of gebouwen als seks- en/of pornobedrijf en voor prostitutie;
  2. gebouwen te gebruiken als zelfstandige bewoning, met uitzondering van de gebouwen die zijn aangeduid dan wel bestemd als (bedrijfs)woning;
  3. uitstallings- of opslagplaats, dan wel als stand- of ligplaats voor kampeerwagens, woonwagens, woonboten, tenten en andere onderkomens;
  4. Het gebruik van gronden voor het etaleren van auto’s van het autobedrijf vóór de voorgevel en in de openbare ruimte;
  5. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  6. kamerverhuur binnen de bestemming Gemengd;
  7. kamerverhuur aan vijf of meer personen binnen de bestemming Wonen.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

 

9.1 luchtvaartverkeerzone - 11

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 11' dat ten behoeve van het obstakelvrij (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van de hoogtematen van 56 m en 115 m boven NAP, in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

9.2 milieuzone - geluidsgevoelige functie - 2 (35-45 Ke-lijn)

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie -2' de volgende regels:
  1. het is niet toegestaan woningen toe te voegen binnen de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie - 2';
  2. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a teneinde het toevoegen van woningen toe te staan met dien verstande dat uitsluitend woningbouw kan worden toegestaan indien er sprake is van een grondgebonden karakter van de woning.

9.3 overige zone - ihcs -1

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ihcs - 1' ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte dan 56 m boven NAP.

9.4 vrijwaringszone - ils - 5

9.4.1 Bouwhoogtebeperkingen
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - ils -5' ten behoeve van het verstoringsgebied rondom de start- en landingsbaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van de hoogtemate van 32,6 m en 42, 6 m boven NAP.
9.4.2 Afwijking hogere bouwhoogte
Burgemeester en wethouder kunnen afwijken van het bepaalde onder lid 1 teneinde en hogere bouwhoogte toe te staan met dien verstande dat de werking van het Instrument Landing System niet onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Alvorens ontheffing te verlenen winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de beheerder van de betrokken Instrument Landing System.

9.5 overige zone - beschermingswaardige bomen

9.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding ‘beschermingswaardige bomen’:
  1. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het vellen of rooien van bomen en/of het verwijderen van houtopstanden;
  4. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  5. het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 meter, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;
  6. het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diep woelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 meter.
9.5.2 Uitzonderingen
Het in artikel 9 lid 5.1  vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.5.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 9 lid 5.1   genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige beschermingswaardige bomen.
 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het staats- en bebouwingsbeleid, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. het bouwvlak mag worden overschreden ter behoeve van de bouw van galerijen, kozijnen, uitbouwen, balkons, erkens, luifels en reclamevoorzieningen waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    1. de diepte uit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tot de voorste perceelsgrens niet minder dan 2 meter mag bedragen;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 meter gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemming of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 20% worden vergroot. 

Artikel 12 Algemene procedureregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 13 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

 

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd over veranderd;
  2. na het teniet gaan te gevolge van calamiteiten geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijking omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 12 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12 lid 1 met maximaal 10%

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in artikel 12 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 4 , te verandering of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij voor deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 4  na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 14 lid 4  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Kapelstraat te Molenschot'.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 19 december 2022.
 
de griffier, de voorzitter,
..........................................................