1.1 plan
het bestemmingsplan 'Bessemeindseweg 10 Gilze' met identificatienummer NL.IMRO.0784.BPBessemeind10-VS01 van de Gemeente Gilze en Rijen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0784.BPBessemeind10-VS01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw/aangebouwd bijgebouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die ten hoogste vallen binnen de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' in bijlage 1, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen en vergunningbesluit milieubeheer geldt en dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, waaronder bollenteelt, daaronder niet begrepen sier- en fruitteelt, boomkwekerij en bosbouw;
- boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
- bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
- grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens wordt verstaan een paardenfokkerij;
- intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
- glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen;
- fruitteelt: de teelt van fruit;
- bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
- paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege.
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw/bedrijfsgebouw dat een ruimtelijke en planologische eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.
1.9 archeologisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.
1.14 bedrijfsgebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of twee of meer met wanden omsloten ruimte vormt en in gebruik is ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten.
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; bestemmingsvlakken ten behoeve van bestemmingen die verbonden zijn door middel van de aanduiding 'relatie', worden geacht één bestemming te vormen.
1.18 boomteelthekken
permanente teeltondersteunende voorziening om schade aan gewassen door dieren te voorkomen.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het woongenot.
1.24 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.26 dienst- of bedrijfswoning
een woning, bij een bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting (het huishouden) van een persoon die op dat bedrijf werkzaam is.
1.27 erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.
1.28 evenementen
gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.29 extensief recreatief medegebruik/recreatief medegebruik
een extensieve recreatieve niet-bedrijfsmatige gebruiksvorm, welke zich beperkt tot bijvoorbeeld wandelen, paardrijden, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie en de daarbij behorende extensieve recreatieve voorzieningen zoals banken, bewegwijzering en picknicktafels, ondergeschikt aan de overige ingevolge de doeleindenomschrijving toegestane bestemming, en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffende.
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk overdekt geheel met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.32 horeca(bedrijf)
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties; hieronder valt eveneens het geven van feesten en partijen niet zijnde discotheken en/of dancings.
1.33 houtproductie
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.
1.34 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.35 kas
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.
1.36 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.37 manege/rijschool
een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en de verkoop van paarden.
1.38 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.39 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.40 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van maximaal drie gesloten wanden.
1.41 paardenbak
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.42 paardenpension/paardenstalling
het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenpension/paardenstalling worden geen maneges verstaan.
1.43 peil
- voor bouwwerken die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg, ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.44 permanente teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden, worden gebruikt zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken.
1.45 plattelandswoning
een voormalige agrarische bedrijfswoning waarbij een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan een huishouden, of een andere daarmee vergelijkbare economische eenheid, welke geen functionele binding meer heeft met het van oorsprong gevestigde bedrijf.
1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.
1.47 teeltondersteunende kassen
kassen, schuur-, tunnel- en boogkassen of daarmee gelijk te stellen constructies hoger dan 1,5 m.
1.48 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 1,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen.
1.49 tunnel- en boogkassen
verankerde menstoegankelijke kassen met een tijdelijk karakter, behorende bij een vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en boomteeltbedrijf ter teeltondersteuning.
1.50 veekering
een afscherming (zoals hekken, heggen of houtwallen) ter voorkoming van het uitbreken van vee.
1.51 verbeelding
de digitale weergave van het bestemmingsplan.
1.52 verkoop streekeigen agrarische producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.
1.53 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang.
1.54 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.55 woning
een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, of een andere daarmede vergelijkbare economische eenheid.
1.56 zijdelingse perceelsgrens
de zijdelingse grens tussen twee (of meerdere) percelen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- grondgebonden veehouderij, paardenfokkerij en akker- en vollegrondstuinbouw;
- recreatief medegebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': uitsluitend een plattelandswoning;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': uitsluitend een bedrijfswoning;
- ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt': tevens voor bomenteelt/kwekerij, sierteelt en fruitteelt;
- ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt': tevens voor fruitteelt, sierteelt en bomenteelt;
- ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': tevens voor glastuinbouw;
- ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': tevens voor intensieve veehouderij;
- ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': tevens voor sierteelt, bomenteelt en fruitteelt;
- ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ves': uitsluitend een veldschuur;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vee': een ondergeschikte veehandel;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ko': kinderopvang met een oppervlakte van ten hoogste 520 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak: uitsluitend een paardenbak;
- bedrijfswoningen;
- evenementen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en (ontsluitings)wegen;
met uitzondering van:
- aan-huis-gebonden beroepen;
met dien verstande dat:
- tevens het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 9 van toepassing is als de gronden zijn voorzien van een dubbelbestemming of een gebiedsaanduiding.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is bouwen uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 7.2;
- gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bepaalde in sub b is niet van toepassing voor erf- of terreinafscheidingen, veekeringen, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en permanente boomteelthekken; met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – paardenbak' omheiningen rond paardenbakken zijn toegestaan en verder op geen enkele locatie buiten de bouwvlakken;
- in aanvulling op het bepaalde in sub c geldt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'tov' tevens permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
- overigens geldt het volgende:
| max. aantal per bouw vlak | max. oppervlak | maxin houd | max. goot hoog te | max. bouw hoogte | dakhel ling min/ max | min afstand zijde lingse perceelsgrens | min afstand voor gevel rooilijn | min. afstand tot de bedrijfswoning (min./ max.) |
bedrijfs- en/of plattelandswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij anders op de verbeelding aangegeven | - | 750 m³ | 5 m | 11 m | 18°/55° | 5 m | - | - / - |
bijgebouwen + overkappingen bij de bedrijfswoning | - | 100 m² | - | 3 m | 5,5 m | 18°/55° | 5 m | 5 m | 2 / 10 |
bedrijfsgebouwen (niet zijnde teeltondersteunende kassen) ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' | - | 0,5 ha | - | 5 m | 11 m | 18°/55° | 5 m | 10 m | 2 / - |
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' | - | 2 ha | - | 6,5 m | 10 m | - / - | 5 m | 10 m | 2 / - |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' | | - | - | - | 5 m | 18°/55° | 5 m | - | - / - |
overige bedrijfsgebouwen (niet zijnde teeltondersteunende kassen) | - | - | - | 5 m | 11 m | 18°/55° | 5 m | 10 m | 2 / - |
permanente teeltondersteunende kassen | - | 0,5 ha | - | 6,5 m | 10 m | - / - | 5 m | 10 m | 2 / - |
mestsilo's sleufsilo's overige silo's | - | - | - | - | 8,5 m 2,5 m 15 m | - / - | 5 m 5 m 5 m | 10 m 10 m 10 m | 2 / - 2 / - 2 / - |
erf- of terreinafscheidingen binnen bouw- vlakken - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen
buiten bouwvlakken -erfafscheidingen - veekering/omheining rondom paardenbakken * | - | - | - | - |
1 m
2 m
1 m 1,5 m | - / - | - | - |
- / -
|
antennes/windturbine** | 1 | - | - | - | 12 m | - | 5 m | 10 m | - / - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ** | - | - | - | - | 6 m | - | - | - | - / - |
- = Niet van toepassing.
* = uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak'
** = niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak'
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van overschrijding bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van de op de kaart aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder b voor een eenmalige overschrijding, aan één zijde van het bouwvlak met 25 m, met inachtneming van het volgende:
- overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
- er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;
- door het verlenen van de ontheffing mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
3.3.2 Ten behoeve van overschrijding van de maximale bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de overschrijding van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e teneinde een maximale bouwhoogte van 14 m toe te staan, met dien verstande dat de ontheffing wordt getoetst aan de landschappelijke aanvaardbaarheid in relatie tot de agrarische noodzaak. Deze ontheffing is niet van toepassing op bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ves'.
3.3.3 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van het maximale aantal toegestane bedrijfswoningen, met inachtneming van het volgende:
- ontheffing wordt verleend indien permanent toezicht noodzakelijk is;
- ontheffing wordt uitsluitend verleend indien er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
- omtrent het bepaalde in sub a en b dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige.
3.3.4 Ten behoeve van afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
3.3.5 Ten behoeve van afstand tot de voorgevelrooilijn
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van de afstand tot de voorgevelrooilijn mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
3.3.6 Ten behoeve van een kleinere dakhelling
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van een kleinere dakhelling dan 18º indien een bestaand gebouw met een dakhelling kleiner dan 18º wordt uitgebreid en de dakhelling van de uitbreiding gelijk is aan de dakhelling van het bestaande gebouw.
3.3.7 Ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub b voor permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlakken, met inachtneming van het volgende:
- het oppervlak aan permanente teeltondersteunende voorzieningen mag nooit meer bedragen dan 1,5 ha;
- de realisatie van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag er niet toe leiden dat schade aan natuur- en landschapswaarden ontstaat; hiervan is in ieder geval sprake als de permanente teeltondersteunende voorzieningen worden opgericht binnen kwetsbare landschappen (Waarde - Landschap - 1 t/m 6).
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- paardenbakken binnen het bouwvlak zijn niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, met inachtneming van het volgende:
- de units dienen aaneengesloten te zijn;
- tijdelijke huisvesting voor seizoensarbeiders mag alleen in units die op het agrarisch bouwvlak zo dicht mogelijk bij de bedrijfswoning worden gesitueerd en mag niet in bestaande bebouwing worden gerealiseerd;
- tijdelijke huisvesting mag alleen worden gerealiseerd ten behoeve van seizoensarbeiders die op het betreffende bedrijf werkzaam zijn;
- de huisvesting moet vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; hieromtrent wordt advies gevraagd aan een agrarisch deskundige;
- de unit voor tijdelijke huisvesting mag maximaal van mei tot en met oktober worden bewoond;
- de maximale oppervlakte van de tijdelijke huisvesting bedraagt 12 m² per seizoenarbeider, met een maximum van 20 seizoensarbeiders;
- de bouwhoogte van de tijdelijke huisvesting bedraagt ten hoogste 4,5 m;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
- de afstand tot de voorgevelrooilijn bedraagt ten minste 10 m;
- er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak, aangetoond middels een erfbeplantingsplan;
- de units dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
3.5.2 Ten behoeve van afstand tot de voorgevelrooilijn
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van de afstand tot de voorgevelrooilijn mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.6.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming zoals bedoeld in lid 3.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- de sloop van gebouwen met de specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek'.
3.6.2 Uitzonderingen op aanlegverbod
Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.
3.6.3 Voorwaarde voor aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 3.6.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing c.q. aanwezige bosgebieden daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
3.6.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur' indien de gronden ten behoeve van een natuurdoelstelling zijn verworven en worden ingericht.
Artikel 4 Leiding - Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een watertransportleiding.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 4.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
4.3.2 Advisering over de ontheffing
Alvorens omtrent het verlenen van ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder, omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 4.3.1.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
- het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
4.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 4.3 bedoeld;
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
4.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
4.4.4 Advisering over de aanlegvergunning
Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 4.4.3.
4.4.5 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 4.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 genoemde bestemming en ten dienste van archeologisch onderzoek uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
- ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag binnen de bouwvlakken - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag voor de overige gronden - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- het bepaalde in dit lid onder c.1 en c.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
- egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- graven en dempen van sloten afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
- aanleg van verhardingen > 100 m2 (zoals verharde wandel of fietspaden en kavelpaden).
5.3.2 Uitzondering op het verbod tot uitvoering van werken en werkzaamheden
Het verbod in
artikel 5 lid 3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 5 lid 2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- betreffen de aanleg van een veepad, mits dat pad direct aansluit op de grens met een agrarisch bouwvlak waarop een grondgebonden melkrundveehouderij wordt geëxploiteerd, niet breder is dan maximaal 4 m en geen grotere oppervlakte beslaat dan 1.000 m2.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in
artikel 5 lid 3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
5.3.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod in
artikel 5 lid 3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Artikel 6 Waarde - Landschap - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Landschap - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het leefgebied voor struweelvogels te weten:
- de halfopen of besloten landschapsstructuur met kleinschalige percelering;
- het struweel, de houtwallen en de beplanting;
- de ruige perceelsranden en slootkanten;
- de onverharde wegen en paden.
6.2 Bouwregels
Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt in afwijking van artikel 2 de volgende regel:
- permanente teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
- permanente boomteelthekken zijn niet toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking met betrekking tot andere bestemmingen
Indien met betrekking tot het bouwen - ingevolge de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - ontheffing kan worden verleend, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
- door het verlenen van de ontheffing mogen de waarden, zoals in Waarde - Landschap - 3 bedoeld, niet in onevenredige mate worden geschaad.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Ontheffing met betrekking tot andere bestemmingen
Indien van de gebruiksregels ingevolge de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) ontheffing kan worden verleend, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
- door het verlenen van de ontheffing mogen de waarden, zoals in Waarde - Landschap - 3 bedoeld, niet worden geschaad.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Werken en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Waarde - Landschap - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
- verwijderen, vellen of rooien van houtopstanden.
6.5.2 Uitzonderingen op het verbod tot uitvoering van werken en werkzaamheden
Het verbod van
artikel 6 lid 5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- het verwijderen, vellen of rooien van houtopstanden in het kader van natuur- en landschapsbeheer betreffen;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
6.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 6 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in
artikel 6 lid 1 bedoeld, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
6.5.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van
artikel 6 lid 5.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- in geval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
8.2 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
8.2.1 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' wordt gestreefd naar behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van de op deze gronden aanwezige bouwwerken. Dit houdt in dat:
- de bouwwerken qua profiel, bouwmassa, gevelkarakteristiek, detaillering, kleur- en materiaalgebruik, situering en oriëntatie behouden dienen te blijven. Het behoud van de verschijningsvorm heeft hoge prioriteit;
- nieuwe bebouwing dient de karakteristiek van de bestaande gebouwen afzonderlijk en/of als geheel niet aan te tasten.
8.2.2 Verbod
Het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
8.2.3 Uitzondering op het verbod
Het bepaalde onder artikel 7.2.2 is niet van toepassing voor
- werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- de vergroting van de inhoudsmaat van woningen in cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden om het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden te stimuleren voor zover de woning deel uitmaakt van een cultuurhistorisch waardevol en beeldbepalend pand en voor zover de bestaande afmetingen van dat gebouw niet worden uitgebreid.
8.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.2.2 wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 7.2.1 bedoelde waarden danwel indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
- Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige regels;
- Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
- Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Luchtvaartverkeerszone
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone' (met nummer) dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:
- binnen de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 11' de hoogtematen van 56 m en 115 m boven NAP;
in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
10.2 Overig - IHCS
In aanvulling op hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overig - ihcs' (met nummer) ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hogere bouwhoogte dan:
- 56 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overig - ihcs - 1';
in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Ten behoeve van mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw/bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
- binnen het bestemmingsvlak dient een (legale) burger - dan wel bedrijfswoning aanwezig te zijn;
- een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens vrijstelling te verlenen vragen burgemeester en wethouders hieromtrent ter zake deskundig advies;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- de maximale oppervlakte welke wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m2;
- er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw/bedrijfsgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven binnen het bedrijfscomplex gelegen bijgebouw/bedrijfsgebouw meer geschikt is;
- de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/hebben, en in voorkomend geval, zijn/haar partner zoals bepaald bij huwelijk, geregistreerd partnerschap of notariële samenlevingsovereenkomst;
- de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
- de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de specifieke zorgbehoefte, zoals gebleken uit het advies van een ter zake deskundige instantie;
- splitsing is niet toegestaan;
- aan de afhankelijke woonruimte mag geen eigen ontsluiting worden toegevoegd;
- parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
- de ontheffing kan worden ingetrokken zodra de noodzaak vanuit mantelzorg niet meer bestaat.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Archeologische waarden
12.1.1 Wijziging ten behoeve van verwijdering van bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen van een of meer bestemmingsvlakken de bestemming
Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het op grond van nader archeologische onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
12.1.2 Wijziging ten behoeve van verandering van een bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bouwvlakken veranderen, indien dit - op grond van archeologisch onderzoek - noodzakelijk is met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
12.2 Wijziging ten behoeve van verandering van een bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bouwvlakken veranderen, indien de bebouwing ten behoeve van de - voor dat bouwvlak geldende - bestemming zonder deze verandering niet of niet goed zou kunnen worden gerealiseerd met inachtneming van het volgende:
- voor zover de gronden zijn aangeduid als Waarde - Archeologie dient op grond van archeologisch onderzoek te blijken dat de verandering van het bouwvlak geen afbreuk doet aan de bescherming of de veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden;
- er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak waarvoor het volgende geldt:
- de bestemming van de gronden die worden ingezet ten behoeve van de landschappelijke inpassing dienen te worden gewijzigd in de bestemming Groen zodat de groene inpassing planologisch wordt beschermd;
- de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
Artikel 13 Algemene procedureregels
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard een omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een anders met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Bessemeindseweg 10 Gilze".