direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0779.BPbuitengebherz1-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Geertruidenberg is door de gemeenteraad op 28 april 2011 vastgesteld. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan is door een aantal belanghebbenden beroep aangetekend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Op 24 oktober 2012 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan (nr. 201107891/1/R3). De uitspraak is in bijlage 1 toegevoegd. De volgende onderdelen van het plan zijn vernietigd:

  • de aanduiding "bouwvlak op het plandeel met de bestemming "agrarisch-2" voor het perceel "Luiten Ambachtstraat 27" voor zover het bouwvlak is uitgebreid ten opzichte van het bouwvlak voor dit perceel in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitenlinten";
  • artikel 1, lid 1.3, van de planregels (aan huis verbonden beroepen) naar aanleiding van de bestemming voor het perceel Kerklaan 17-17A;
  • de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - 7" voor het plandeel met de bestemming "agrarisch - 2" voor het perceel Kerklaan 19;

Daarnaast heeft de gemeente inmiddels ervaring opgedaan met het bestemmingsplan. Hierbij is een aantal omissies geconstateerd. Tevens hebben zich in de tussentijd enkele ontwikkelingen voorgedaan en heeft de provincie Noord-Brabant een wijziging van de verordening Ruimte vastgesteld. Naar aanleiding van de uitspraak in het beroep alsmede geconstateerde verbeterpunten en voorgedane ontwikkelingen wordt een herziening van het bestemmingsplan op onderdelen wenselijk en noodzakelijk geacht.

Het perceel Luiten Ambachtstraat 27 maakt geen onderdeel uit van voorliggende voorziening omdat de vergroting van het bouwvlak momenteel niet meer aan de orde is.

1.2 leeswijzer

In hoofdstuk 2 is ingegaan op de onderdelen waarop het bestemmingsplan wordt aangepast. Hoofdstuk 3 bevat sectorale onderzoeken die noodzakelijk zijn voor deze aanpassingen. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de juridische planopzet. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Inhoud van de herziening

2.1 Aanpassingen naar aanleiding van de uitspraak van de ABRvS

2.1.1 Kerklaan 15A, 17 en 17A

Feitelijke situatie en regeling in huidige bestemmingsplan

De woning Kerklaan 17 is van oorsprong een agrarische bedrijfswoning behorende bij het achterliggende agrarische perceel. De woning is echter al meer dan 10 jaar niet meer in gebruik als bedrijfswoning maar als burgerwoning. Op het achterliggende perceel is momenteel een gebruiksgerichte paardenhouderij aanwezig. De feitelijke bedrijfswoning bij deze paardenhouderij is de woning Kerklaan 15A. Omdat de woning Kerklaan 17 al jaren niet meer in gebruik is als bedrijfswoning, is deze woning en het bijbehorende perceel in het bestemmingsplan Buitengebied voorzien van de bestemming Wonen. Deze bestemming is na de uitspraak van de ABRvS onherroepelijk geworden.

Op het woonperceel is eveneens een groot bijgebouw aanwezig. Dit betreft het pand Kerklaan 17A. Dit pand is een voormalig benzinestation dat door de eigenaar van het perceel Kerklaan 17 verworven is en bij het woonperceel getrokken. In een gedeelte van het gebouw hebben de eigenaren een pedicurepraktijk gevestigd. Omdat op het perceel nog geen bijgebouw aanwezig was, is in het bestemmingsplan Buitengebied het gebouw Kerklaan 17A voorzien van de aanduiding bijgebouw toegestaan. Hiermee werd tevens de pedicurepraktijk positief bestemd omdat de regeling voor aan huis verbonden beroepen van toepassing is op het gehele perceel. Op basis hiervan is een pedicurepraktijk aan huis toegestaan.

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State

De appellant heeft betoogd dat de raad ten onrechte artikel 1, lid 1.3 van de planregels heeft vastgesteld. Hij heeft aangevoerd dat dit het begrip "aan huis verbonden beroep" definieert, en dat dit ten onrechte ertoe leidt dat in het bijgebouw op het perceel Kerklaan 17A een pedicurepraktijk kan worden uitgeoefend. Deze pedicurepraktijk heeft als bijkomend gevolg dat de bedrijfsmatige activiteiten bij de paardenhouderij worden belemmerd doordat een aan huis verbonden beroep kan worden aangemerkt als een geurgevoelig object.

De ABRvS acht niet in geschil dat het aan huis verbonden beroep ten opzichte van de paardenhouderij moet worden aangemerkt als geurgevoelig object als bedoeld in de Wet geurhinder veehouderij. Naar de mening van de ABRvS heeft de raad dan ook onvoldoende gemotiveerd dat het nieuwe geurgevoelige object niet tot een extra belemmering voor de paardenhouderij kan leiden. Daar komt bij dat in artikel 22.1.2. niet duidelijk is geregeld dat aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan in een bijgebouw. De verhouding tussen het begrip en het artikel is dan ook onduidelijk. Daarnaast is naar het oordeel van de ABRvS onduidelijk hoe de pedicurepraktijk zich verhoudt tot het artikel 1.95 publieksgerichte beroepsactiviteiten.

De ABRvS acht het beroep gegrond en heeft artikel 1.3 (begripsbepaling aan huis verbonden beroepen) van de planregels vernietigd.

Voorstel aanpassing

De afstand tussen het bijgebouw Kerklaan 17A en de hoek van het agrarisch bouwvlak ten behoeve van de paardenhouderij bedraagt minder dan 25 m. Het positief bestemmen van de pedicurepraktijk beperkt daarmee de vigerende rechten van het agrarische bedrijf omdat een aan huis verbonden beroep aangemerkt dient te worden als een geurgevoelig object op grond van de Wet geurhinder en veehouderij.

Om de vigerende rechten van het agrarische bedrijf niet te beperken, wordt de pedicurepraktijk voor zover binnen een afstand van 25 meter in de voorliggende herziening niet positief bestemd. Om tevens te voorkomen dat zich in de toekomst toch geurgevoelige objecten in dit deel van het bijgebouw vestigen, worden ter plaatse van het bijgebouw geurgevoelige objecten uitgesloten. Hiertoe wordt een aanduiding (-sw-ggo) opgenomen.

Het gedeelte buiten de 25 meter wordt positief bestemd en eveneens wordt een uitbreiding naar de voorzijde mogelijk gemaakt. Deze uitbreiding biedt de mogelijkheid de pedicurepraktijk voort te zetten. Voor deze mogelijke uitbreiding zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld.

Uitbreiding bijgebouw

Het bestaande gebouw staat, net zoals de naastgelegen woningen, onder een lichte hoekverdraaiing aan de Kerklaan, waardoor, komende vanuit oostelijke richting steeds de kopgevels zichtbaar zijn. Het gebouw bestaat uit één bouwlaag met kap. De kap is een zadeldak met de nok in de lengterichting, dus min of meer evenwijdig aan de straat. Het gebouw heeft een gesloten zijgevel. De voorgevel bestaat voor een groot deel uit gevelopeningen met glas: voordeur, ramen en een garagedeur.

Wanneer het bestaande bijgebouw wordt uitgebreid is het van belang dat het gebouw zich op de straat richt, de massa van het gebouw optisch beperkt blijft en het bestaande gebouw als hoofdmassa herkenbaar blijft. Om dit te waarborgen kunnen de volgende randvoorwaarden worden gehanteerd.

  • Maximaal 70% van de voorgevelbreedte kan naar voren worden uitgebreid;
  • Uitbouw maximaal 7 m naar voren;
  • De uitbouw wordt niet hoger dan de bestaande goothoogte en heeft een platte afdekking (zo blijft het stramien van de gebouwen aan de straat met zicht op het achterliggende huis behouden);
  • De uitbouw mag duidelijk een andere architectuur hebben, als herkenbare aanvulling op het bestaande gebouw;
  • Oriëntatie op de Kerklaan door een open / transparante gevel.

Deze mogelijkheid wordt opgenomen op de verbeelding.

Omdat reeds een bedrijfswoning bij de paardenhouderij aanwezig is (Kerklaan 15A) wordt op het agrarisch bouwvlak een bedrijfswoning uitgesloten door het opnemen van de aanduiding (-bw).

Daarnaast wordt artikel 1 lid 1.3 Aan huis verbonden beroep opnieuw vastgesteld. Artikel 1.83 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit en artikel 1.95 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden ingetrokken. Hiermee wordt verwarring met het begrip Aan huis verbonden beroep voorkomen. Tot slot is artikel 22.1.2 onder a zodanig aangepast dat uit het artikel naar voren komt dat aan huis verbonden beroepen tevens in bijgebouwen zijn toegestaan.

2.1.2 Kerklaan 19

Feitelijke situatie en bestemmingsplan

Het perceel Kerklaan 19 betreft een woonboerderij, welke al meer dan 20 jaar als zodanig in gebruik is. Er is geen sprake van een reëel agrarisch bedrijf. Wel worden op het perceel hobbymatig twintig schapen gehouden. In het bestemmingsplan Buitengebied 2011 was deze woonboerderij echter voorzien van de bestemming Agrarisch, conform de bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied 1997.

De eigenaren hebben in 2010 een op het op perceel aanwezig bijgebouw gesloopt en een nieuwe Vlaamse schuur opgericht. De eigenaren van het perceel waren voornemens om dit bijgebouw in gebruik te nemen als multifunctionele ruimte ten behoeve van kleinschalige toeristisch- recreatieve activiteiten. Om aan dit initiatief medewerking te kunnen verlenen, is het bestemmingsplan Buitengebied 2011 door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld door het opnemen van een specifieke aanduiding op het perceel. Hiertoe is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, welke door de ABRvS is beoordeeld. Nadat het bestemmingsplan Buitengebied 2011 in werking is getreden, is daadwerkelijk gestart met de exploitatie van het bijgebouw. In de schuur worden kookworkshops en proeverijen gegeven, eventueel in combinatie met het organiseren van excursies naar agrarische bedrijven in de regio en het organiseren van stads- en dorpswandelingen of andere soortgelijke extensieve recreatieve activiteiten. Daarbij is ondergeschikte kleinschalige horeca ten dienste van de functie aanwezig in het bijgebouw. De voorziening wordt uitsluitend op afspraak gebruikt.

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State

Het beroep richtte zich tegen het gebruik van het bijgebouw voor toeristisch- recreatieve activiteiten. Betoogd is dat ter plaatste van het perceel Kerklaan 19 geen sprake is van een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Op het perceel vindt geen reële agrarische hoofdactiviteit plaats. Bovendien is het aantal activiteiten per jaar op het perceel niet gemaximeerd, waardoor de kleinschaligheid en ondergeschiktheid van de nevenactiviteit niet is gewaarborgd.

De kookworkshops en proeverijen zijn uitsluitend mogelijk gemaakt voor een inpandige oppervlakte van 187 m² en een buitenpandige oppervlakte van 450 m². Hiermee is voor de Afdeling de kleinschaligheid voldoende gewaarborgd.

De ABRvS oordeelt echter wel dat in de onderbouwing staat dat de agrarische activiteiten zeer kleinschalig (hobbymatig) zullen worden voortgezet. De activiteiten zijn dan ook niet langer nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf. Daarnaast heeft de ABRvS geoordeeld dat de gestelde parkeernorm niet overeenkomt met de activiteiten die worden uitgevoerd. Om deze redenen heeft de ABRvS de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - 7" vernietigd.

Voorstel regeling

Intussen is gebleken dat de activiteiten niet langer kleinschalig of ondergeschikt zijn. Het college van Burgemeester en Wethouders acht de volgde activiteiten ter plaatse acceptabel:

  • groepsactiviteiten gericht op de natuur- en landschapsbeleving;
  • groepsactiviteiten op het gebied van cultuur en ontspanning, zoals wandelingen en excursies;
  • het geven en organiseren van kookworkshops en kookdemonstraties;
  • organiseren van creatieve workshops;
  • besloten partijen, vergaderingen en bijeenkomsten.

Om deze activiteiten ruimtelijk te toetsen is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. In deze onderbouwing is getoetst of de activiteiten onevenredige hinder opleveren voor de omgeving.

De activiteiten passen in de omgeving. De omgeving van de Kerklaan 19 wordt gekenmerkt door een aantal recreatieve functies waartoe de scouting, zwembad en de manege behoren. Hiermee kan worden gesproken van een concentratie van recreatieve functies. De activiteiten zoals deze worden uitgeoefend bij de Kerklaan 19 zijn ook recreatief van aard en passen daardoor goed in het karakter van dit gebied. De woning is aangemerkt als bedrijfswoning bij de horecafunctie.

Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is een nieuwe ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is opgenomen als Bijlage 2 bij de toelichting. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat de activiteiten ter plaatse geen onevenredige hinder voor de omgeving opleveren.

2.2 Verordening Ruimte 2014

Ten tijde van het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied 1e herziening was uitsluitend de verordening Ruimte 2013 vastgesteld. Intussen is ook de verordening ruimte 2014 vastgesteld. In het ontwerpbestemmingsplan wordt tevens de verordening 2014 verwerkt. Dit heeft effect op de aanpassingen die eerder zijn doorgevoerd naar aanleiding van de verordening 2013.

In het voorontwerpbestemmingsplan zijn de volgende onderdelen afgestemd op de verordening:

  • de afwijking van de bouwregels voor de aanleg van sleufsilo's in artikel 3.3.6, 4.3.6 en 5.3.6;
  • de wijzigingsbevoegdheid voor vergroting of vormverandering van het bouwvlak in artikel 3.7.3, 4.7.3 en 5.7.3 wordt aangepast.

De afwijkingsmogelijkheden voor sleufsilo's zijn door de verordening ruimte 2014 niet aangepast. De regels waaronder vergroting of vormverandering van een agrarisch bouwvlak is toegestaan zijn wel aangepast.

De provincie Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de Verordening Ruimte 2014 vastgesteld. De Verordening Ruimte 2014 is met betrekking tot het beleid en de toegestane ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderijen in Brabant ingrijpend gewijzigd: uitbreiding van bedrijven is geen recht maar moet 'verdiend' worden door te voldoen aan de eisen van een zorgvuldige veehouderij.

Veehouderijen

Uitbreiding van de bebouwing binnen een bouwvlak

Uitbreiding van de bestaande bebouwingsoppervlakte (door nieuwbouw ten behoeve van het uitoefenen van een veehouderij (zoals stallen, machinebergingen of mestopslag) dan wel door bestaande bebouwing in gebruik te nemen voor het huisvesten van dieren) op het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien aan de voorwaarden uit de verordening wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn:

  • er moet geborgd worden dat sprake is van een ontwikkeling naar en instandhouding van een zorgvuldige veehouderij (Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV));
  • de ontwikkeling moet, vanuit een goede leefomgeving (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en volksgezondheid) inpasbaar zijn in de omgeving;
  • er moet een zorgvuldige dialoog worden gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling;
  • er moet geborgd worden dat binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • er moet voldaan worden aan extra eisen ten aanzien van geur en fijn stof.

Op gemengde bedrijven (bijvoorbeeld veehouderij in combinatie met vollegrondsteeltbedrijven of paardenhouderijen) mag worden gebouwd ten behoeve van de niet-veehouderijtak zonder dat aan de bovengenoemde voorwaarden behoeft te worden voldaan. Tot slot moet worden geborgd dat bij een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op de uitbreiding van de veehouderij, ook aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan.

De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij is opgebouwd rond diverse thema's en om te voldoen aan het criterium 'zorgvuldig' moet een minimale score van 7 op de BZV worden gehaald. In de loop der tijd zal het aantal thema's worden uitgebreid en de scores worden bijgesteld.

Vergroten van agrarische bouwvlakken en omschakeling

Voor vergroting van agrarische bouwvlakken en omschakeling gelden dezelfde regels als voor uitbreiding van de bebouwing in het bouwvlak. In aanvulling op deze regeling moet tevens sprake zijn van een landschappelijke inpassing ter grootte van ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak.

Uitbreiding zonder BZV

Voor kleinschalige uitbreidingen (tot 100 m²) is het mogelijk om zonder toetsing aan de BZV een uitbreiding van een veehouderij toe te staan.

Uitbreiding veehouderij

In de regels van het bestemmingsplan buitengebied 1e herziening worden de volgende artikelen aangepast.

  • uitbreiding veehouderij op het bestaande bouwvlak: artikel 3.2.2, 3.3.7, 4.2.2, 4.3.7;
  • uitbreiding veehouderij door vergroting bouwvlak, vormverandering of omschakeling: artikel 3.7.1, 3.7.2, 3.7.3, 4.7.1, 4.7.2, 4.7.3, 5.7.1, 5.7.2, 5.7.3.

2.3 Overige aanpassingen

In het onderstaande overzicht is per onderdeel een motivering en een nadere uitwerking opgenomen van de voorgestelde aanpassing. Deze onderdelen hebben betrekking op verbeterpunten en nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan Buitengebied.

Adres/ onderwerp   wijziging in 1e herziening   Onderbouwing  
Kloosterweg 1   Het bouwvlak wordt ter plaatse aangepast en afgestemd op de verleende vrijstelling.   In 2007 is een vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO (oud) verleend voor de bouw van de Kloosterhoeve (57 zorgappartementen). De vrijstelling is echter niet goed verwerkt in het bestemmingsplan Buitengebied waardoor een deel van de bestaande bebouwing buiten het bouwvlak is gelegen.  
De sportvelden aan de Parklaan   De sportvelden aan de Parklaan worden conform het oude bestemmingsplan Westtangent voorzien van een bouwvlak dat gelijk is aan het bestemmingsvlak. Ter plaatse geldt een bebouwingspercentage van 5% voor de realisatie van gebouwen.   Na vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied bleek dat het opnemen van beperkte bouwvlakken beperkend werkte voor de flexibiliteit. Hierdoor is terug gegrepen op het voorheen geldende bestemmingsplan Westtangent.  
Dijkverbetering Keizersveer   De nieuwe primaire waterkering zal voorzien worden van de bestemming Verkeer. Daarnaast wordt de nieuwe A-watergang, die in zuidelijke richting wordt verlegd, voorzien van de bestemming Water. Tot slot wordt de dubbelbestemming Waterstaat- Waterkering aangepast op de nieuwe situatie.   De dijkversterking Amer/Donge is opgenomen als maatregel in de PKB Ruimte voor de Rivier. De dijk dient over een lengte van minimaal 830 m te worden verhoogd en verbreed. Voor de dijkversterking is een projectplanprocedure op grond van de Waterwet doorlopen. Middels de coördinatieregeling op grond van de Waterwet heeft daarnaast gecoördineerde besluitvorming plaatsgevonden. Het college van Geertruidenberg heeft voor de dijkversterking een omgevingsvergunning verleend (besluitnummer HZ-WABO20120111, 5 november 2012). Inmiddels is gestart met uitvoering van de werken. In de herziening wordt de situatie vastgelegd na realisatie van de omgevingsvergunning.

 
In de bestemming agrarisch-2 en Wonen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de realisatie van paardenbakken voor hobbymatig gebruik. Als voorwaarde is opgenomen dat de afstand tussen een paardenbak en een woning van derden minimaal 50 m bedraagt en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 20 m bedraagt.   In de eerste herziening wordt de afstand tot de woningen van derden 30 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 5 meter.
Hiertoe wordt artikel 4.3.4 en artikel 22.3.3 aangepast.  
Paardenbakken worden in de lijn met de VNG-brochures Bedrijven en Milieuzonering gezien als manege. De bijbehorende milieucategorie betreft hierbij 3.1 waarvoor in eerste instantie een richtafstand geldt van 50 m. De paardenbakken zijn alleen realiseerbaar ter plaatse van de woningen in het buitengebied. Voor deze woningen geldt dat deze in een bebouwingslint zijn gesitueerd. In deze linten is een grote diversiteit aan functies aanwezig. Derhalve kan hier gesproken worden van een gemengd gebied. Voor gemengde gebieden geldt dat de richtafstanden met één afstandsstap verkleind mogen worden. Voor deze situatie geldt een richtafstand van 30 m voor paardenbakken ten opzichte van woningen in gemengd gebied. Het maatgevende aspect is geurhinder.

Gezien het feit dat de paardenbakken hobbymatig zijn en niet bedoeld voor grote hoeveelheden paarden zal er geen extra hinder ontstaan ter plaatse van de woningen.  
Aan de Zijlweg 2 zijn de teeltondersteunende voorzieningen niet op de juiste locatie aangeduid en zijn de palen voor de hagelnetten niet planologisch vertaald.
Verder wenst het bedrijf zijn kersenteelt over een breedte van 60 meter uit te breiden.  
De aanduidingsgrens voor de teeltondersteunde voorzieningen aan de Zijlweg 2 wordt aangepast. Daarnaast worden de hagelnetten jaarrond mogelijk gemaakt. Hiertoe wordt artikel 1.111 aangevuld en een regeling opgenomen voor de bouw van de hagelnetten.   De palen voor de hagelnetten zijn duurzaam met de grond verbonden en jaarrond aanwezig. Op basis van de huidige regeling zijn de hagelnetten teeltondersteunende voorzieningen die onder de categorie permanent en hoog zijn opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat de hagelnetten delen van het jaar moeten worden verwijderd. Dergelijke hagelnetten zijn alleen gewenst ter plaatse van de Zijlweg 2. Daarom zijn de hagelnetten uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt'. De aanduiding fruiteelt wordt tevens opgenomen voor de uitbreiding van de fruitteelt.
Ter plaatse geldt op basis van het gemeentelijk beleid openheid van het landschap. Gezien de beperkte uitbreiding van de kersenteelt (60 m in westelijke richting) wordt de openheid van de polder niet noemenswaardig aangetast. De maatvoering is zodanig beperkt dat de openheid van de polder behouden blijft.  
Zijlweg 2, seizoensgebonden horeca met terras bij het fruitteeltbedrijf   Op de verbeelding is een aanduiding opgenomen voor de horecavoorziening met terras. De gebruiksregels hierbij zijn ingevoegd bij artikel 3.1.2 onder a.   Het besluit omtrent de realisatie van een minicamping wordt verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
Daarnaast heeft de eigenaar van de Zijlweg 2 een horecafunctie met terras gerealiseerd bij het bestaande verkooppunt op het bedrijf. De horecafunctie en het terras zijn gekoppeld aan de eigen producten en hebben een seizoensgebonden karakter. De kleinschalige opzet is ondersteunend aan het agrarisch bedrijf en heeft een beperkte uitstraling naar de omgeving.
 
Mestbassins buiten het bouwvlak   Mestbassins worden buiten het bouwvlak uitgesloten.   Om ervoor te zorgen dat de openheid van het landschap niet onevenredig wordt geschaad, worden mestbassins alleen binnen het bouwvlak toegestaan.
Daarnaast zijn mestbassins uit het oogpunt van milieuhinder (stank) niet gewenst buiten het bouwvlak.  
De Wro-zone wijzigingsgebied "bestaand stedelijk gebied" aan het oostelijke lint van Raamsdonk is komen te vervallen.   Deze Wro-zone wordt in de eerste herziening opnieuw opgenomen en vernoemd tot wetgevingszone.   Sinds 1 juli 2013 zijn de wettelijke Standaarden voor bestemmingsplannen (SVBP2012) verplicht. In deze standaarden zijn Wro-zones vernoemd naar wetgevingszone. In deze herziening wordt uitsluitend de wetgevingszone wijzigingsgebied "bestaand stedelijk gebied" aangepast. Voor deze zone wordt dan ook de terminologie aangepast in wetgevingszone.

 
Aan de Werfkampenseweg 17 Raamsdonk wordt de bestaande bedrijfswoning gesloopt en wordt een grotere woning teruggebouwd.   Het bouwvlak wordt in beperkte mate aangepast om de nieuwe bedrijfswoning mogelijk te maken.   De bestaande bedrijfswoning is beperkt qua ruimte. Daarom wil de initiatiefnemer de woning slopen en een grotere bedrijfswoning op het perceel terug bouwen. Gezien de ligging van de bedrijfsgebouwen is het gewenst om de grotere woning op de zelfde locatie terug te bouwen. Voor deze woning is reeds een schetsplan bij de gemeente ingediend. Het bouwvlak is ter plaatse echter heel strak rond de bestaande woning gelegd. Met de eerste herziening wordt het bouwvlak aan de voorzijde zodanig vergroot dat de nieuwe bedrijfswoning kan worden ingepast. De woning voldoet verder aan de bouwregels zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. Aangezien de woning enkele meters dichter op de Werfkampseweg wordt gebouwd, wordt getoetst aan de Wet geluidhinder of bij de woning geen onevenredige geluidhinder optreedt. Dit onderzoek is opgenomen in paragraaf 3.2. Daarnaast is reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in paragraaf 3.3.
De toetsing aan het beleid is opgenomen in paragraaf 3.4.
 
Kerklaan 22   Voor het scoutinggebouw wordt een bouwvlak opgenomen en de toegestane oppervlakte van 500 m² aan bebouwing wordt uit de regels geschrapt. Daarmee kan het bouwvlak volledig worden benut.   Op 30 juni 1999 is middels een vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO (oud) medewerking verleend aan de bouw van een clubgebouw van de scouting op het perceel. Per abuis is het scoutinggebouw in het bestemmingsplan Buitengebied niet voorzien van een bouwvlak. De bebouwing wordt met voorliggende herziening alsnog positief bestemd.  
Kerklaan 18
 
In de 1e herziening wordt een groter bouwvlak opgenomen. Dit bouwvlak valt samen met het verharde deel van het zwembad. De hoeveelheid toelaatbare bebouwing wordt afgestemd op de hoeveelheid bebouwing die is toegestaan in het bestemmingsplan Buitengebied.   In het bestemmingsplan Buitengebied is een bouwvlak opgenomen voor het zwembad conform het bouwvlak uit het bestemmingsplan Buitengebied 1998. Buiten het bouwvlak bevindt zich echter nog een aantal gebouwen.

 
Op het perceel Lange Broekstraat 2A is per abuis nog een onjuiste aanduiding opgenomen (sw-13).   In de 1e herziening wordt de aanduiding van de verbeelding verwijderd.    
Woonark Keizersveer 13a   Aan het Keizersveer 13a ligt een woonark. Deze woonark wordt in de eerste herziening planologisch geregeld. Voor de woonark wordt een maximale lengte van 24 m en een breedte van 4 m opgenomen. Deze regeling voldoet aan de woonschepenregeling 2005 van de gemeente Geertruidenberg.   Op basis van de woonschepenregeling 2005 van de gemeente Geertruidenberg heeft een woonark zich gevestigd aan de Keizerveer 13a.

De betreffende woonark is sinds 24 september 1974 aanwezig op de locatie Keizersveer 13a. De provincie heeft op 25 oktober 1991 een vergunning op grond van de Wet op Woonwagens en Woonschepen afgegeven. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat op 21 juli 2011 een Watervergunning afgegeven. Hieraan liggen de overwegingen ten grondslag dat het gaat om een drijvende inrichting die niet voor vervoer bestemd is en al voor 22 december 1999 ter plaatse aanwezig was.
Aangezien de woonark als sinds geruime tijd aanwezig is en beschikt over de benodigde vergunning is sprake van een legale bestaande situatie die nu planologisch wordt bevestigd.  
Teeltondersteunende kassen   In het bestemmingsplan buitengebied is geen afzonderlijke bouwhoogte opgenomen voor teeltondersteunende kassen.   In de eerste herziening wordt voor teeltondersteunende kassen een bouwhoogte opgenomen van 6 m.  
Kerklaan 8   Aanduiding 'Bijgebouwen toegestaan' opnemen.   Op 20 juli 2009 is door het college van B&W, met gebruikmaking van artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening een lichte bouwvergunning verleend voor het bouwen van een berging/ overkapping op het perceel Kerklaan 8 buiten het bouwvlak. Per abuis is deze vergunning niet verwerkt in het bestemmingsplan Buitengebied. Dit zal alsnog gebeuren door de gebouwen te voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen toegestaan'. Daarnaast is de bestaande uitbouw van de woning aan de achterzijde van de woning niet voorzien van de aanduiding “bijgebouwen toegestaan”. Voor deze uitbouw zal alsnog een aanduiding worden opgenomen.
Voor beide vlakken zal tevens een bebouwingspercentage van 100% worden opgenomen.
 
Kerklaan 1   Realisatie 2 camperstandplaatsen mogelijk gemaakt door het opnemen van een aanduiding op de verbeelding.   Bij de Kerklaan 1 is de wens ontstaan om twee camperplaatsen bij het agrarisch bedrijf te realiseren als nevenactiviteit. De APV van de gemeente is op dit gebied niet van toepassing. Hierdoor moeten de camperplaatsen op basis van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. De camperplaatsen worden landschappelijk ingepast met opgaande beplanting. Ruimtelijk is de realisatie van twee camperstandplaatsen aanvaardbaar.  
Luiten Ambachtstraat 29   Woningsplitsing   De Luiten Ambachtstraat 29 wordt gesplitst. In een afzonderlijke ruimtelijke onderbouwing is deze ontwikkeling getoetst. Uit deze onderbouwing blijkt dat de ontwikkeling aanvaardbaar is. De woningsplitsing heeft geen negatieve effecten ten aanzien van de huidige en toekomstige bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf aan de Luiten Ambachtstraat 27. Door de splitsing blijven de afstanden van de functie wonen ten opzichte van de functie agrarisch tussen nr 27 en 29 gelijk aan de huidige situatie. Hierdoor zullen bestaande rechten niet worden aangetast door het initiatief. Deze ruimtelijke onderbouwing is opgenomen in bijlage 4.  
Perceel tussen Kerklaan 11 en 13   Verwerking uitspraak Rechtbank   Het niet opnemen van de aanduiding “Tuincentrum” voor het perceel tussen Kerklaan 11 en 13 in de tabel “Staat van detailhandelsbedrijven” in artikel 10.1.2a van de regels van het bestemmingsplan buitengebied 2011, betreft een omissie, die via deze herziening wordt hersteld. In het ontwerpbestemmingsplan buitengebied 2011 had het perceel de bestemming Detailhandel, maar nog niet de aanduiding “tuincentrum”. Bij amendement heeft de gemeenteraad besloten het perceel alsnog de aanduiding “tuincentrum” te geven. Het besluit van de gemeenteraad om alsnog de functieaanduiding “tuincentrum” op te nemen is per abuis feitelijk niet verwerkt in het bestemmingsplan buitengebied 2011. Dit is een omissie die in het bestemmingsplan buitengebied, 1e herziening is gerepareerd door het opnemen van de specifieke functieaanduiding “tuincentrum” voor het perceel Kerklaan 11 en 13 binnen de hoofdbestemming detailhandel. Daarnaast wordt in de staat van detailhandelsbedrijven het telen en verkopen van kerstbomen mogelijk gemaakt conform de uitspraak van de rechtbank d.d. 27 november 2014.

In de voorliggende herziening worden deze activiteiten weer positief bestemd. Waarbij uitsluitend activiteiten voor het telen van siergewassen alsook andere inrichting van tuinen mogelijk worden gemaakt. Daarnaast wordt opslag ten behoeve van deze activiteiten toegestaan op een deel van het perceel. Deze opslag betreft ten hoogste 300 m² en de hoogte van de opslag blijft beperkt tot maximaal 3 meter.  
Mantelzorg   Wettelijke regeling   Sinds 1 november 2014 is in het Besluit Omgevingsrecht een regeling opgenomen voor Mantelzorg. Om verschillen ten opzichte van de wettelijke regeling te voorkomen wordt daarom ook de regeling uit het bestemmingsplan verwijderd.  
Lange Broekstraat 4 en 6   bijgebouwen   Bij de Lange Broekstraat 4 en 6 zijn enkele bijgebouwen niet bestemd. Met de voorliggende herziening van het bestemmingsplan worden deze bijgebouwen voorzien van een planologische regeling. Aangezien ter plaatse al meer dan 80 m² is bebouwd worden alle bijgebouwen voorzien van een bouwaanduiding met 100%. Hierdoor kan ter plaatse van de Lange Broekstraat 6 geen extra erfbebouwing meer worden gerealiseerd.  
Oosterhoutseweg 24   Legalisatie bestaande activiteiten   Aan de Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijf, dat bestaat uit een woning met diverse bedrijfsgebouwen die zijn ingericht voor opslag, be- en verwerken van producten en detailhandel in levensmiddelen, planten, bloemen, potgrond en tuinartikelen. Het erf is grotendeels verhard en aan de achterzijde van de bedrijfsgebouwen bevindt zich stallingsruimte voor caravans en campers.

Deze activiteiten zijn op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied onder het overgangsrecht gebracht. In deze herziening worden deze activiteiten alsnog toegestaan. In bijlage 5 bij deze herziening is de ruimtelijke motivering van deze legalisatie opgenomen.  

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

In het kader van de voorliggende herziening is de wettelijk verplichte waterparagraaf opgesteld. Daarnaast zijn ten behoeve van de herbouw van de agrarische bedrijfswoning aan de Werfkampenseweg 17 een akoestisch onderzoek en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Tevens is voor de Werfkampenseweg 17 getoetst aan het beleid. Overige sectorale onderzoeken zijn voor de voorliggende herziening niet noodzakelijk.

3.1 Waterparagraaf

Waterbeheer en watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

Het Waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.

Het waterschap heeft de grondslag zijn beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2010-2015, dat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie.

Het waterschap heeft in een toetsingskader RO "De ruimte blauw geordend" aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het Waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009'.

Huidige en toekomstige situatie

Algemeen

Het plangebied is het buitengebied van de gemeente Geertruidenberg. Dit gebied is voornamelijk gelegen ten zuiden en oosten van de kern Raamsdonkveer en betreft met name agrarische gronden met her en der lintbebouwing.

De herziening is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die effect hebben op de waterhuishouding. Binnen de planologische mogelijkheden bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse voornamelijk uit veengronden, zeekleigronden en zandgronden. Er is sprake van grondwater trap III en IV Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert van meer dan 0,4 m onder maaiveld tot meer dan 0,4 m onder maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert van 0,8 tot 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse varieert van 0,1 tot 1,5 m boven NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.BPbuitengebherz1-VS01_0001.png"

Figuur 3.1. Bodemsoorten buitengebied Geertruidenberg

Waterkwantiteit

In het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied zijn diverse A-watergangen gelegen. In de voorliggende herziening wordt slechts één A-Watergang opgenomen. Deze watergang is verlegd in het kader van de Dijkverbetering Keizersveer. Deze A-watergang is opgenomen op de plankaart met de bestemming "Water". De verlegde A-watergang bij het waterlichaam: "Keizersveer" dijkvak 41 (dijkring 35) is opgenomen in de 1e herziening.

Veiligheid en waterkeringen

Kern-/beschermingszones

In het plangebied is een verlegde regionale kering opgenomen. Om deze kering te beschermen is een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen in dit bestemmingsplan.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Conclusie

De voorliggende herziening heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

3.2 Akoestisch onderzoek Werfkampenseweg

Beoogde ontwikkeling

Ter plaatse van de Werfkampenseweg 17 wordt de huidige bedrijfswoning gesloopt en wordt een nieuwe bedrijfswoning teruggebouwd. Hierbij wordt de afstand tussen de oostelijke gevel van de woning en de wegas van de Werfkampenseweg verkleind. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor, indien gelegen binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Voor de beoogde buitenstedelijke ontwikkeling (vergroten bouwvlak agrarische bedrijfswoning) geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 58 dB voor wegverkeerslawaai. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.

Aftrek ex artikel 3.4 RMG 2012

Krachtens artikel 3.4 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder (RMG) 2012 mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/uur geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/uur of hoger geldt een aftrek van 2 dB. Op de voor de ontwikkeling relevante weg (Werfkampenseweg), geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. Hiervoor vindt dus een aftrek plaats van 5 dB.

Uitgangspunten

De ontwikkeling is gelegen binnen de wettelijke geluidszone van de Werfkampenseweg. Deze weg heeft een geluidszone van 250 m uitgaande van twee rijstroken en een buitenstedelijke ligging. Voor de nieuwe woning wordt voorzien in een bouwlaag met een kap. Zodoende is een berekening uitgevoerd voor de waarneemhoogten 1,5 m en 4,5 m.

Intensiteiten

Voor het akoestisch onderzoek dienen de verkeersintensiteiten voor het jaar 2024 gehanteerd te worden. Voor de relevante Werfkampenseweg zijn in het voorjaar van 2012 verkeerstellingen verricht. Hieruit blijkt een gemiddelde intensiteit van 944 mvt/etmaal. Op basis van een autonome groei van 2% per jaar is de verkeersintensiteit doorberekend naar het planjaar 2024.

Tabel 3.1. Verkeersintensiteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.BPbuitengebherz1-VS01_0002.png"

Tabel 3.2. Voertuig- en etmaalverdeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.BPbuitengebherz1-VS01_0003.png"

*Dagperiode = 07.00 – 19.00, avondperiode = 19.00 – 23.00, nachtperiode = 23.00 – 07.00

**Percentages van etmaalintensiteit per gemiddeld uur per periode

Maximumsnelheid en wegverharding

Op de Werfkampenseweg geldt een snelheidslimiet van 60 km/h. De weg is uitgevoerd in dicht asfaltbeton (referentiewegdek).

Onderzoek en resultaten

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Er is een berekening gemaakt van de geluidsbelasting op de meest nabijgelegen gevel van de woning (worstcase benadering). De rekenbladen zijn opgenomen in Bijlage 3.

Resultaat Werfkampenseweg

In onderstaande tabel is de geluidsbelasting op de gevel van het pand aan de Werfkampenseweg 17 weergegeven, inclusief de afstand tot de wegas en de verschillende waarneemhoogtes.

Tabel 3.3. Overzicht geluidbelasting gevel

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.BPbuitengebherz1-VS01_0004.png"

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de richtwaarde van 48 dB wordt overschreden. De uiterste grenswaarde wordt echter niet overschreden.

Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting

Voor de ontwikkeling is sprake van een hogere geluidsbelasting dan 48 dB ten gevolge van de Werfkampenseweg. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met de daarbij behorende maximumsnelheid van 60 km/h dient behouden te blijven voor de ontsluiting van het omliggende gebied. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging hiervan of van de samenstelling van het verkeer ten behoeve van verdere geluidsreductie is daarom niet wenselijk.

Ook het aanpassen van het type wegdek kan de geluidsbelasting verlagen. Het toepassen van een ander type asfalt, zoals SMA-NL5, zorgt voor een afname van de geluidsbelasting tot maximaal 48 dB. Zodoende kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh. Gezien de zeer beperkte omvang van de ontwikkeling, zal dit echter leiden tot bezwaren van financiële aard. Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn niet inpasbaar en stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling zijn dergelijke maatregelen niet reëel.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de oostelijke grens van het vergrootte bouwvlak door toedoen van wegverkeer op de Werfkampenseweg 49 dB bedraagt bij een maatgevende hoogte van 1,5/4,5 m. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden.

Verder wordt geconcludeerd dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting door wegverkeer op de Werfkampenseweg voldoende te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard stuiten. De maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Om de ontwikkeling van een nieuwe woning mogelijk te maken, dient daarom een besluit hogere waarde vastgesteld te worden van 49 dB.

3.3 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Door Van Vleuten Consult bv is een verkennend bodemonderzoek aan de Werfkampenseweg 17 te Raamsdonksveer uitgevoerd. De conclusie uit dit onderzoek is dat op zintuiglijke wijze ter plaatse van de onderzoekslocatie geen bijzonderheden zijn aangetroffen.

Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:

  • De bovengrond niet verontreinigd is;
  • De ondergrond niet verontreinigd is;
  • Het grondwater licht verontreinigd is met barium, koper en zink.

De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient formeel gezien verworpen te worden. Op basis van de Wet bodembescherming is voor de lichte verontreiniging van barium, koper en zink in het grondwater géén aanvullend en/of nader onderzoek noodzakelijk.

Naar onze mening zijn er geen belemmeringen aanwezig met betrekking tot de geplande nieuwbouw. Gezien het verkennende karakter van dit onderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd, altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt. Hiermee is een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd.

3.4 Beleid

De vergroting en herbouw van de bedrijfswoning Werfkampenseweg 17 te Raamsdonksveer is een ontwikkeling als bedoeld in artikel 2.2. van de Verordening Ruimte. In artikel 2.2. van de Verordening Ruimte is bepaald dat elke ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied gepaard moet gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. De 18 West- Brabantse gemeenten hebben met de provincie afspraken gemaakt over de toepassing van de regeling Kwaliteitsverbetering in het landschap. Op basis van deze afspraken zijn ruimtelijke ontwikkelingen ingedeeld in een drietal categorieën. De beperkte vergroting van het bouwvlak om de nieuwbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, valt binnen categorie 1. Dit zijn ruimtelijke ontwikkelingen met nauwelijks tot geen landschappelijke invloed en waarbij geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vereist.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

4.1 Aanpassingen verbeelding

In deze herziening is ervoor gekozen om volledige kadastrale percelen op te nemen op de verbeelding voor zover enkelbestemmingen ter plaatse worden aangepast. Voor deze percelen zijn de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen niet opgenomen in de herziening. Ter plaatse blijven de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen uit het bestemmingsplan Buitengebied Geertruidenberg gelden.

Voor de opgenomen dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen in de herziening zijn niet de onderliggende enkelbestemmingen opgenomen. Hiervoor geldt ook dat ter plaatse de enkelbestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied Geertruidenberg blijft gelden.

4.2 Aanpassingen regels

De regels van het bestemmingsplan Buitengebied Geertruidenberg worden met deze 1e herziening op onderdelen aangepast. Met markeringen is weergegeven op welke onderdelen de regels zijn aangepast.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het wettelijke vooroverleg en inspraak als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn er reacties op het voorontwerpplan ingediend. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in een afzonderlijk document (bijlage 6). Eventuele wijzigingen naar aanleiding van de reacties zijn verwerkt in het voorliggende ontwerpbestemmingsplan.