Plan: | Bedrijventerrein De Pontonnier e.o. 2022 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0779.BPBTDePontonniereo-on01 |
Gedeputeerde Staten (GS) van Noord-Brabant hebben op 21 januari 2002 de geluidszone (industrielawaai) voor het bedrijventerrein 'De Pontonnier' vastgesteld. De destijds vastgestelde (en nog steeds geldende) geluidszone is gebaseerd op de geluidsproductie van de bedrijfsactiviteiten die toegestaan waren op basis van de milieuvergunningen van de toentertijd te vestigen bedrijven (ten tijde van de aanleg van het bedrijventerrein). Hierbij is alleen uitgegaan van activiteiten gedurende de dagperiode (tussen 7.00 uur en 19.00 uur).
Uit onderzoek in 2007 is gebleken, dat de vigerende geluidzone niet op een representatief juiste wijze bepaald is. Onder andere is toen de geluidbelasting bepaald voor de bedrijven die enkel tijdens de dagperiode in werking waren (toen de feitelijke geluidbelasting), en is de maximaal representatieve geluidbelasting op grond van de toegestane bedrijfscategorieën volgens het vigerende bestemmingsplan niet beoordeeld. De geluidzone dekte daarmee niet de vergunde geluidruimte van de drie aanwezige bedrijven. Naast de te kleine geluidzone kunnen de thans gevestigde bedrijven op het gezoneerde industrieterrein ook niet meer uitbreiden en is een nieuwe vestiging van bedrijven niet mogelijk.
Bij herziening van het bestemmingsplan d.d. 27 juni 2013 voor het bedrijventerrein De Pontonnier is op dat deel van het bedrijventerrein de bestemming ‘Bedrijventerrein - Watergebonden’ gelegd. De vigerende geluidzone uit het oude bestemmingsplan is na bestuurlijke beslissing overgenomen, met de verplichting voor de gemeente Geertruidenberg om de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein De Pontonnier te herzien en te actualiseren.
Voor het gezoneerde bedrijventerrein 'De Pontonnier' moet daarom eerst een geactualiseerd zonebeheerplan, met bijbehorende geluidverdeling, worden vastgesteld. In navolging van het geactualiseerde zonebeheerplan dient de geluidszone (50 dB-contour) van het gezoneerde bedrijventerrein in een bestemmingsplannen verankerd te worden. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin. Los van de gewijzigde geluidszone heeft het voorliggende bestemmingsplan een conserverend karakter. Dit houdt in dat de bestaande planologische rechten inhoudelijk één-op-één zijn overgenomen.
Omdat de gewijzigde geluidszone gedeeltelijk binnen de gemeente Altena is gelegen, dient voor dat gedeelte een afzonderlijke planologische procedure te worden doorlopen. De gemeente Altena zal hier zorg voor dragen.
Het plangebied is gelegen ten noordoosten van de kern Raamsdonksveer direct ten oosten van de Rijksweg A27 en de bedrijventerreinen ‘Dombosch 1’ en ‘Dombosch 2’. De begrenzing van het plangebied is bepaald aan de hand van de gewijzigde geluidszone (de 50 dB(A)-contour) van het bedrijventerrein De Pontonnier. Hierbij zijn kadastrale percelen die doorsneden worden door de zonegrens (50 dB(A)-contour) in vrijwel alle gevallen meegenomen binnen onderhavig bestemmingsplan om ervoor te zorgen dat ter plaatse voor de grondeigenaren slechts één juridische regeling geldt.
De begrenzing van het plangebied is als volgt:
Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.
Afbeelding 1.1: globale ligging en begrenzing plangebied
Voor de gronden in het plangebied gelden de volgende ruimtelijke plannen:
Naam ruimtelijke plan | Vaststellingsdatum |
Inpassingsplan Overdiepse Polder | 5 juni 2009 |
Bestemmingsplan Dombosch | 1 augustus 2009 |
Bestemmingsplan Buitengebied | 28 april 2011 |
Bestemmingsplan Bedrijventerrein De Pontonnier | 27 juni 2013 |
Bestemmingsplan Buitengebied 1e herziening | 5 november 2015 |
Met onderhavig bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Pontonnier' in zijn geheel herzien. De overige ruimtelijke plannen zijn slechts ten dele binnen het voorliggende bestemmingsplangebied gelegen.
Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting kan globaal opgedeeld worden in vier delen.
Inleiding en gebiedsvisie
In hoofdstuk 1 zijn de aanleidingen en het kader voor de planherziening beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied.
Juridische planbeschrijving
In hoofdstuk 3 wordt de juridische planopzet beschreven. Doel is een nadere onderbouwing te geven wat met het plan wordt beoogd en hoe de instrumenten regels en verbeelding hierbij worden gehanteerd.
Verantwoording
Hoofdstukken 4 en 5 geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader en de milieuaspecten uiteengezet.
Uitvoerbaarheid
Het laatste deel (hoofdstuk 6) gaat in op de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Het bedrijventerrein De Pontonnier is gesitueerd op het voormalige militaire complex ‘Pontonnierskazerne’. De Pontonnierskazerne werd in 1952 opgeleverd en was vanwege zijn ligging aan stromend water uniek voor de landmacht. Toen de Koude Oorlog echter was afgelopen verloren veel militaire kazernes hun functie, waaronder ook de Pontonnierskazerne. In overleg met het Ministerie van Defensie en de gemeente Geertruidenberg is besloten tot de herontwikkeling van deze locatie naar een bedrijventerrein. Mede vanwege het feit dat binnen de gemeente Geertruidenberg de bestaande bedrijventerreinen reeds volledig waren uitgegeven en niet langer kon worden voorzien in de behoefte van de lokale bedrijvigheid. Tevens bood realisatie van bedrijventerrein De Pontonnier de mogelijkheid om bestaande bedrijvigheid, gelegen aan de oever van de Donge, te verplaatsen ten behoeve van woningbouw. De realisatie van woningbouw op deze locaties was wenselijk om een sterkere ruimtelijke en functionele samenhang tussen de kernen Geertruidenberg en Raamsdonksveer tot stand te brengen.
Door middel van de verbreding van de Bergsche Maas en de realisatie van een binnenhaven is een groot gedeelte van het voormalige kazerneterrein afgegraven. Tevens zijn met de herontwikkeling van de kazerne de voormalige bouwwerken en vrijwel de gehele landschappelijke structuur verdwenen.
De stedenbouwkundige structuur van het bedrijventerrein wordt gevormd door vier lineaire structuurdragers: de Bergsche Maas, de Rijksweg A27, het dijklichaam Keizersveer en de Werfkampenseweg. Deze elementen verdelen het plangebied in afzonderlijke en overzichtelijke ruimtelijke eenheden, die elk een eigen invulling hebben. Het bedrijventerrein ten noorden van het Keizersveer is - door de directe ligging aan de hoofdvaarverbinding Bergsche Maas - uitermate geschikt voor zowel watergebonden bedrijfsactiviteiten alsmede overige bedrijfsactiviteiten. Het bedrijventerrein aan de zuidzijde van het Keizersveer is bestemd als lokaal bedrijventerrein en sluit in ruimtelijk en functioneel opzicht aan bij het bedrijventerrein ten noorden van het Keizersveer en het industrieterrein Dombosch.
Aan de zuidzijde van het plangebied is een grondgebonden agrarisch bedrijf met verschillende agrarische bedrijfsgebouwen gelegen op de hoek Aanwassenweg - Werfkampenseweg. Daarnaast is er een agrarisch bedrijf met één bedrijfsgebouw gelegen aan de westzijde van de Werfkampenseweg.
In het gedeelte van de Overdiepse Polder dat valt binnen het plangebied is geen bebouwing aanwezig.
De Rijksweg A27 vormt de externe ontsluitingsroute van het bedrijventerrein via het landelijke verkeerwegennet. De Bergsche Maas ontsluit het plangebied voor scheepvaartverkeer.
Het Keizersveer, dat een directe aansluiting op de A27 heeft en de verbinding vormt tussen het bedrijventerrein en de kernen Raamsdonksveer en Geertruidenberg, vormt de belangrijkste interne ontsluitingsroute van het plangebied. Het bedrijventerrein ten noorden van het Keizersveer wordt direct ontsloten op deze weg. Het bedrijventerrein en de agrarische bedrijven ten zuiden van het Keizersveer worden ontsloten via de Werfkampenseweg.
Ook de agrarische bedrijven aan de zuidzijde van het plangebied worden ontsloten via de Werfkampenseweg: in noordelijke richting over het bedrijventerrein en in zuidelijke richting naar Raamsdonk en Raamsdonksveer.
Tot slot is het bedrijventerrein bereikbaar via een fietsroutenetwerk en het openbaar vervoer (bushalte) tussen het bedrijventerrein en de omliggende woonkernen. Daarnaast is bij de entree van het bedrijventerrein een carpoolplaats gesitueerd.
Van een groenstructuur in de vorm van bijvoorbeeld een ontwikkelde groene route of oude, ingepaste, landschappelijke kenmerken op het bedrijventerrein is nauwelijks sprake. De interne ontsluitingsstructuur is voorzien van een groene berm, meestal uitsluitend bestaand uit gras. In een aantal grasbermen zijn kabels en leidingen gelegen, waardoor de plaatsing van bomen grotendeels is uitgesloten. Het opgaande groen ter hoogte van het bedrijventerrein beperkt zich tot het braakliggend gedeelte van het bedrijventerrein, gesitueerd aan de noordwestzijde van het plangebied.
Aan weerszijden van de Werfkampenseweg is ter hoogte van beide agrarische percelen wel opgaande beplanting aanwezig. Langs de Werfkampenseweg en de Aanwassenweg zijn verder aan beide zijden van deze wegen bermsloten aanwezig.
Rijkswaterstaat is voornemens om in een strook aan weerszijden van de A27 te voorzien in een verbreding van de A27. Aangezien een concreet planvoornemen in de vorm van een tracébesluit vooralsnog ontbreekt, is binnen deze zone de bestaande groenstructuur - behorend tot het voormalige kazerneterrein Pontonnier - behouden gebleven bij de toenmalige ontwikkeling van het bedrijventerrein.
De waterstructuur binnen het bedrijventerrein De Pontonnier wordt gevormd door de binnenhaven, die in de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening is opgenomen in de groenblauwe mantel en behoort tot het perspectief kerngebied groen-blauw. Het kerngebied groenblauw bestaat uit de ecologische hoofdstructuur inclusief de (robuuste) ecologische verbindingszones en waterstructuren, zoals opgenomen in de Verordening ruimte Noord Brabant.
Het noordelijk deel van het plangebied is in functioneel opzicht in gebruik als bedrijventerrein. Het zuidelijk deel van het plangebied en de Overdiepse Polder hebben daarentegen een overwegend agrarische functie.
Bedrijventerrein
Er bevinden zich diverse soorten bedrijven van verschillende afmetingen op bedrijventerrein De Pontonnier. Op het terrein zijn onder meer een bergingsbedrijf, bouwbedrijf, laad- en losbedrijf (zoutopslag), scheepsbouwbedrijf, scheepvaartrederij, scheepsreparatie en overige lokale bedrijvigheid te vinden. Het betreffen voornamelijk bedrijven in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 en voor de watergebonden bedrijvigheid op het geluidgezoneerde bedrijventerrein tot en met milieucategorie 5.1.
Woningen
Aan de oostzijde van het bedrijventerrein bevonden zich drie burgerwoningen (Keizersveer 9, 11 en 13). De woningen Keizersveer 9 en 11 zijn reeds gesloopt. Zodra de huidige bewoning van Keizersveer 13 stopt, zal ook deze woning worden gesloopt. In dit bestemmingsplan hebben deze percelen reeds een bedrijfsmatige bestemming gekregen.
Agrarisch gebied
Aan de Werfkampenseweg 28 is een grondgebonden agrarisch bedrijf gesitueerd en aan de Werfkampenseweg 25 een agrarisch bedrijf. De omliggende gronden zijn in agrarisch gebruik. Dit geldt eveneens voor de gronden in de Overdiepse Polder.
Groen
Het gedeelte in het meest westelijke deel van het plangebied ten noorden van de dijk is in gebruik als groen.
Water
Ter hoogte van de Bergsche Maas, direct ten noorden van het bedrijventerrein, is een binnenhaven gelegen met ligplaatsen voor bedrijfsschepen. Daarnaast heeft het Keizersveer als dijk een waterkerende functie. De binnenhaven en het water van de Bergsche Maas hebben tevens een ecologische functie. In het Oude Maasje is een woonschip gelegen.
Verkeer
De (interne) ontsluitingsstructuur wordt gevormd door het Keizersveer en de Werfkampenseweg. De externe ontsluitingsstructuur wordt gevormd door de Rijksweg A27. Tevens is er een carpoolplaats gelegen aan het Keizersveer, nabij de op- en afrit van de Rijksweg A27.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP)2012, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en andere bestemmingsplannen van de gemeente Geertruidenberg. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor vergunningsvrije bouwwerken opgenomen.
Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. De opbouw van de bestemmingen is als volgt:
Bestemmingsomschrijving
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken (geen bouwwerken zijnde)) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.
Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde (specifieke) gebruiksregels.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
In dit onderdeel zijn omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden opgenomen. Dit onderdeel komt vooral voor binnen agrarische bestemmingen. Er zijn tevens uitzonderingen van de vergunningplicht opgenomen.
Wijzigingsbevoegdheid
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden specifiek voor de betreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat regels ten aanzien van bestaande afmetingen en afstanden.
Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig en/of toegestaan zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene aanduidingsregels
Er zijn verschillende gebiedsaanduidingen opgenomen in dit bestemmingsplan. Zo is de Bergsche Maas voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurnetwerk'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden bestemd voor het behoud en ontwikkeling van het NatuurNetwerk Nederland.
De geluidzones (50dB-contour) van de bedrijventerreinen De Pontonnier en Dombosch zijn voorzien van respectievelijk de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrieterrein De Pontonnier' en 'geluidzone - industrieterrein Dombosch'. Binnen deze zone zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan.
Het geluidgezoneerde industrieterrein, inclusief de werkstrook op het water (zie Water - Vaarweg), zijn voorzien van de aanduiding 'overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein' en daarmee aangeduid als een terrein waar in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij een algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
Tot slot is de Bergsche Maas voorzien van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - vaarweg’ voorzien. Daarmee is gewaarborgd dat de zone langs de Bergsche Maas in beginsel vrij is van bijvoorbeeld bouwwerken en opgaande begroeiing die het functioneren van de vaarweg of de veiligheid van het scheepvaartverkeer in gevaar brengen. Voor zover binnen de zone toch ontwikkelingen gewenst zijn, dan dient aangetoond te worden dat het functioneren van de vaarweg niet in het geding is.
Op de verbeelding zijn tevens de gebieden aangeduid waar grondophogingen hebben plaatsgevonden middels 'overige zone - opgehoogd terrein A'. Voor deze gebieden geldt de norm omtrent het eisen van archeologisch onderzoek in de desbetreffende dubbelbestemming, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met de bekende bestaande grondophogingen en in welke mate een nieuwe bodemverstoring de archeologische lagen betreft. Bij activiteiten die, ook met inachtneming van de voormelde grondophogingen, een verdergaande bodemverstoring inhouden dan die welke volgens de normen van de archeologische (verwachtings)waarde is vrijgesteld van archeologisch onderzoek, vergt het antwoord op de vraag of hiervoor archeologisch onderzoek nodig is maatwerk in overleg met de gemeente. Daarbij dient de diepte en locatie van de veronderstelde grondophoging nader vastgesteld c.q. aangetoond te worden in relatie tot de veronderstelde diepteligging van de hoogst liggende archeologisch relevante bodemlaag (schriftelijk indien ontvankelijk of boringen).
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Overige regels
In de overige regels is bepaald dat bij het bouwen of het wijzigen van het bestaande gebruik voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij getoetst wordt aan de beleidsregels "Parkeren doen we zo!".
Overgangsrecht
Bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Agrarisch - 1
Binnen de bestemming 'Agrarisch - 1' prevaleert de agrarische bedrijfsvoering. Het beleid binnen deze bestemming is erop gericht te bevorderen dat – als een agrarisch bedrijf stopt – er doorstroming van eigenaren plaatsvindt, zodat het gebied als agrarisch productiegebied blijft functioneren en de agrarische sector als geheel, sterk blijft. Nevenactiviteiten moeten binnen deze bestemming in principe ten dienste staan van de agrarische sector als geheel en niet enkel ten dienste van één enkel agrarisch bedrijf. Maximale maatvoeringen van nevenactiviteiten worden dusdanig begrensd dat deze geen belemmering zullen vormen voor enerzijds de hoofdactiviteit van het solitaire agrarische bedrijf en anderzijds voor het duurzaam sterk blijven van de agrarische sector in het gebied als geheel. Bovendien worden maximale maatvoeringen dusdanig begrensd dat deze niet kunnen uitgroeien tot vervolgactiviteit. In het agrarisch productiegebied is het immers ongewenst dat eenmaal opgestarte nevenactiviteiten dusdanig worden uitgebouwd, dat de agrarische hoofdfunctie steeds verder naar de achtergrond verdwijnt. Nevenactiviteiten worden als vervolgfunctie alleen toegelaten als agrarisch hergebruik niet mogelijk blijkt te zijn. In deze afweging staat dus de doelstelling van het zijn van agrarische economie voor op.
Agrarisch met Waarden
Ter bescherming van de aanwezige landschappelijke waarden in het agrarisch gebied is voor de gronden in de Overdiepse Polder een bestemming ‘Agrarisch met waarden’ opgenomen. Binnen deze bestemming is het bouwen van bouwwerken niet toegestaan.
Bedrijventerrein
De voor ‘Bedrijventerrein’ bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor bedrijven, voor zover deze voorkomen in de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 van de in bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten. Uitzondering hierop vormen risicovolle inrichtingen, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’). Enkele afwijkende functies (bedrijven) zijn voorzien van een specifieke functieaanduiding, waardoor het bestaande gebruik voortgezet kan worden. Verder zijn de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' mede bestemd opslag, ondergeschikte productiegebonden detailhandel en voorzieningen ten behoeve van ligplaatsen voor bedrijfsschepen. Ook bijbehorende voorzieningen, zoals erven en verhardingen, verkeersvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen zijn mogelijk gemaakt.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gerealiseerd. Tevens zijn het maximum bebouwingspercentage en de maximum bouwhoogte aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwings- en gebruiksregels gegeven.
Bedrijventerrein - Geluidgezoneerd
De voor ‘Bedrijventerrein - Geluidgezoneerd’ bestemde gronden zijn bedoeld voor bedrijven, voor zover deze voorkomen in de milieucategorieën 3.1 tot en met 5.1 van de in bijlage Staat van
Bedrijfsactiviteiten opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten. Hieronder wordt in ieder geval verstaan scheepsbouw- en –reparatiebedrijven, laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van de binnenvaart en watergebonden bedrijven in op- en overslag van grond- en bouwstoffen, waaronder zoutopslag. Binnen de bestemming zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals als bedoeld in Bijlage 1, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht toegestaan.
Ook is een weg-waterterminal mogelijk en zijn voorzieningen ten behoeve van ligplaatsen voor bedrijfsschepen en scheepshellingen en insteekhavens ten behoeve van de reparatie c.q. aanleg van schepen toegestaan. Verder is binnen deze bestemming ondergeschikte productiegebonden detailhandel toegestaan. Ook bijbehorende voorzieningen, zoals erven en verhardingen, verkeersvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen zijn mogelijk gemaakt.
In aanvulling op het voorgaande is een specifieke regeling opgenomen voor de verdeling van de geluidruimte. Op het bedrijventerrein bevinden zich thans drie geluidgezoneerde bedrijven. Per bedrijf is aangegeven wat de maximale geluidruimte bedraagt. Deze geluidruimte is gekoppeld aan de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1', 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' en 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 3'.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gerealiseerd. Tevens zijn het maximum bebouwingspercentage en de maximale bouwhoogte aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwings- en gebruiksregels gegeven. Daarnaast is een sloopverbod opgenomen. Dit houdt in dat de bestaande bebouwing - zoals deze thans aanwezig is - uitsluitend gesloopt mag worden indien is gebleken dat de sloop van het bouwwerk geen toename van de geluidbelasting tot gevolg heeft.
Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die de mogelijkheid biedt om het plan te wijzigen en de geluidruimte op een kavel te verkleinen, dan wel te vergroten. Het vergroten van de geluidruimte is niet zonder meer mogelijk, hiervoor gelden diverse voorwaarden. Zo dient de bedrijfseconomische noodzaak te worden aangetoond en moet uit akoestisch onderzoek blijken dat de maximaal toelaatbare geluidbelasting op woningen niet wordt overschreden.
Groen
Binnen de bestemming 'Groen' is onder andere ruimte voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en in- en uitritten en nutsvoorzieningen. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. In de regels zijn ook bouwregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Natuur
Een strook langs de Bergsche Maas en de oevers van de Overdiepse Polder zijn voorzien van de bestemming 'Natuur'. Deze gronden zijn in de Structuurvisie ruimtelijke ordening aangemerkt als onderdeel van het 'kerngebied groenblauw'. Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen om de aanwezige waarden binnen deze bestemming te kunnen beschermen.
Verkeer
Binnen de bestemming 'Verkeer' is ruimte voor voorzieningen voor onder meer verkeer en verblijf met een meer doorgaand karakter, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Water
De aanwezige waterlopen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Water'. Binnen deze bestemming zijn de gronden onder meer bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, beheer en onderhoud van watergangen, natuurwaarden en extensief recreatief medegebruik. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. In de regels zijn tevens bouwregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Water - Vaarweg
De Bergsche Maas en het Oude Maasje zijn voorzien van de bestemmingen 'Water - Vaarweg'. Dit onderscheid vindt zijn grondslag in de voorheen geldende bestemmingsplannen. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor de scheepvaart, water(berging) en scheepshellingen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - werkstrook' zijn de gronden mede bestemd voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die onlosmakelijk verbonden zijn met de aangrenzende (geluidgezoneerde) bedrijvigheid, mits het functioneren van het scheepvaartverkeer te allen tijde gewaarborgd is.
Binnen de bestemming zijn de bebouwingsmogelijkheden (zeer) beperkt. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - werkstrook' mogen tevens bakens, aanlegsteigers, pontons, botenhuizen ter reparatie, hellingbanen, hefbokken, beschoeiingen, damwanden en doorvaartconstructies worden gebouwd. Voor scheepshellingen gelden specifieke maatvoeringseisen.
Leiding - Riool
Middels de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' is de bescherming van de binnen de plangrenzen liggende rioolwatertransportleidingen geregeld.
Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie 5
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 6' corresponderen met respectievelijk de middelhoge en lage archeologische verwachtingswaarde conform het gemeentelijke beleid. Deze dubbelbestemmingen hebben tot doel om de archeologisch aanwezig c.q. te verwachten waarden in de bodem te beschermen. Daarbij is een regeling voor de omgevingsvergunning opgenomen. Hierin worden bepaalde werken en/ of werkzaamheden vergunningplichtig gesteld (inclusief enkele uitzonderingen). Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht, gelden enkele maatstaven. Zo geldt dat de archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig aangetast mogen worden. Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien ter plaatse geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Waterstaat - Bergend regime
Het geluidgezoneerde deel van het bedrijventerrein is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat -
Bergend regime'. Hier mag pas nieuwe bebouwing worden opgericht wanneer is aangetoond, dat het waterbergend vermogen ter plaatse niet onevenredig wordt geschaad.
Waterstaat - Stroomvoerend regime
De gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend regime' hebben de bescherming en het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed tot doel. Deze bescherming houdt in dat bouwwerken slechts gebouwd mogen worden indien er geen sprake is van strijd met de Waterwet. Voordat burgemeester en wethouders hiervoor een vergunning kunnen verlenen dient overleg plaats te vinden met de waterbeheerder. In artikel 6.12 van het Waterbesluit worden bouwwerken genoemd die zonder meer gebouwd mogen worden en ook het herbouwen van bestaande bouwwerken is zonder meer toegestaan.
Waterstaat - Waterkering
Middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is de bescherming van de waterkerende werking van de binnen de plangrenzen liggende waterkering geregeld.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is de bescherming van de beschermingszone langs A-watergangen met bijbehorende voorzieningen, werken en werkzaamheden geregeld.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarin het Rijk een lange termijn visie geeft op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt keuzes te maken. Bij de afweging van keuzes wordt bij voorkeur gekozen voor slimme combinaties van functies, wordt uitgegaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden en worden beslissingen niet uitgesteld of doorgeschoven.
De nationale belangen en opgaven waarop het Rijk wil sturen en richting wil geven, komen samen in de volgende vier prioriteiten:
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het beleid, zoals beschreven in de voorganger van de NOVI, oftewel de SVIR. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro worden dan vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Het BKL wordt de uitwerking, in regelgeving, van het beleid dat in de NOVI staat. Zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is, is het Barro nog van toepassing.
In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Op de kaart 'Grote rivieren' is het deel van het bedrijventerrein ten noorden van het Keizersveer aangeduid als 'rivierbed'. De Bergsche Maas ten noorden van deze bedrijven is aangeduid als 'stroomvoerend deel rivierbed'.
Binnen de aanduiding 'rivierbed' mag een bestemmingsplan ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen aanwijzen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van:
Omdat de bestaande rechten ter plaatse één-op-één worden overgenomen, is geen sprake van het aanwijzen van nieuwe bestemmingen en past het voorliggend bestemmingsplan binnen de kaders van het Barro. De bouwmogelijkheden ter plaatse van de gronden die zijn aangewezen als stroomvoerend deel van het rivierbed zijn zeer beperkt. Daarmee vormen de bestemmingen in het voorliggende plan geenszins een belemmering voor de afvoercapaciteit, dan wel het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam. In de waterparagraaf zal nader in worden gegaan op het waterbergend vermogen.
De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro is bepaald dat bij ministeriele regeling verschillende gebieden, objecten en zones kunnen worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden.
Langs de Rijksweg A27 is in het Rarro ter hoogte van het plangebied een reserveringsgebied aangewezen voor een mogelijke uitbreiding van deze weg. Het betreft een strook van 34 meter gemeten vanaf de buitenste kantstreep van de huidige weg vanwege de verbreding van de A27 met één rijstrook (Bijlage 16, detailkaart 43b).
Omdat de bestaande rechten ter plaatse één-op-één worden overgenomen, is geen sprake van het aanwijzen van nieuwe bestemmingen. Daarmee past onderhavig bestemmingsplan binnen de kaders van het Rarro.
De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.' Volgens de nota van toelichting bij het Bro moet worden bekeken of door het benutten van leegstaande verstedelijkingsruimte in bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte. Zoals ook volgt uit onder andere de uitspraak met het nummer 201303578/1/R4 kunnen, naar het oordeel van de Raad van State, planologische mogelijkheden waarvan nog geen gebruik is gemaakt, als leegstaande verstedelijkingsruimte worden aangemerkt. Een dergelijke locatie wordt gezien als onderdeel van het bestaand stedelijk gebied.
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. De ladder voor duurzame verstedelijking vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
In het verleden was de regeling "Beleidslijn ruimte voor de rivier" (mei 1997) van kracht. Mede op basis van de resultaten van een in 2005 verrichte evaluatie en ervaringen in de praktijk is besloten om de beleidslijn te herzien. De herziening van de beleidslijn draagt, mede als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied en de wens om verwarring met de PKB Ruimte voor de Rivier te voorkomen, de naam "Beleidslijn grote rivieren" (2006). Via de herziening van de beleidslijn wordt meer ruimte geboden aan ontwikkelingsgerichte initiatieven. Zo ontstaan meer mogelijkheden voor ontwikkelingen die de ruimtelijke en economische kwaliteit van het betreffende gebied kunnen verbeteren. Doelstelling van de Beleidslijn grote rivieren is om de beschikbare afvoerende bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden, en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken. Om de doelstellingen te bereiken, wordt via een tweetal sporen gewerkt: de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Waterwet.
Delen van het plangebied zijn, volgens de kaart behorende tot de "Beleidslijn grote rivieren" gelegen binnen het zogenaamde "artikel 6.16-gebieden” van het Waterbesluit. Dit zijn gebieden die deel uitmaken van het rivierbed en bij hoogwatersituaties onder water kunnen staan. Bouwen in deze, in het rivierbed gelegen, artikel 6.16-gebieden, geschiedt net als elders in het rivierbed op eigen risico. Ingeval van hoogwaterschade, wordt door zowel het Rijk als de gemeente, geen recht op schadevergoeding erkend. Het noordelijke deel van het plangebied is gelegen binnen het stroomvoerend regime van de Bergsche Maas. Het gaat onder meer om een deel van de Overdiepse Polder. Ter plaatse van het stroomvoerend deel van het rivierbed zijn de bouwmogelijkheden zeer beperkt. Tevens is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend regime' opgenomen, teneinde het stroomvoerend deel van het rivierbed te waarborgen.
Het geluidgezoneerde deel van het bedrijventerrein (ten noorden van de Keizersveer) is buitendijks gelegen, maar behoort niet tot het stroomvoerend deel van het rivierbed. Wel heeft dit gedeelte van het bedrijventerrein een waterbergende functie. Conform de Beleidslijn Grote Rivieren zijn de betreffende gronden daarom voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Bergend regime'.
De provincie Noord-Brabant heeft in december 2018 de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld. Deze Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren, met een doorkijk naar 2050. Dat gaat om ambities op gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Deze vier hoofdopgaven zijn belangrijk voor heel Brabant en spelen ook in de hele provincie. Dat betekent niet dat deze Brabantbreed op dezelfde manier worden opgepakt. Bij het uitwerken van een aanpak is het belangrijk om vanuit een gebiedspecifieke benadering de kansen en bedreigingen van de opgaven te benoemen en rekening te houden met de kansen vanuit andere hoofdopgaven. De basisopgave is echter de totstandkoming van een veilige en gezonde leefomgeving met een goed omgevingskwaliteit. Elke ontwikkeling in Brabant, klein of groot en waar dan ook, draagt bij aan de omgevingskwaliteit.
De omgevingsvisie geeft daarnaast aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
In de komende decennia is de kernopgave het toekomstbestendig maken van onze dorpen en steden. Transformatie van het stedelijk gebied wordt een belangrijke opgave. Het 'up to date' houden van het bestaand stedelijk gebied is essentieel voor een duurzame, sociale en economische ontwikkeling van de steden en dorpen van Brabant. De provincie zet ook in de nieuwe Omgevingsvisie in op duurzame verstedelijking. Dat betekent dat uitbreiding van het bestaande stedelijk gebied in steden en dorpen alleen wenselijk is vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Herbestemmen is het nieuwe bouwen. Het beleid van de provincie richt zich dan ook op het opvangen van de lokale behoefte voor verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de bestaande kernen. Door de verstedelijking te concentreren zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen.
De provincie zet in op het toekomstbestendig maken van de werklocaties in Brabant. Het (kwalitatief) ‘up to date’ houden van de bestaande werklocaties is van vitaal belang voor een concurrerende economie, innovatie, werkgelegenheid, zorgvuldig ruimtegebruik en realisatie van vergroenings- en duurzaamheidsambities. Op bedrijventerreinen liggen grote opgaven en kansen in het kader van klimaatadaptatie, energietransitie (zoals het gebruik van restwarmte, energieopwekking) en slimme mobiliteit. Uitbreiding van het areaal bedrijventerreinen wordt vraaggericht opgepakt, vanuit een kwalitatieve insteek. De ruimtevraag is vooral gekoppeld aan de groei van (zeer) grootschalige logistiek. Gezien de schaal en de impact van deze ontwikkelingen op het landschap, en mogelijke tijdelijkheid van de ruimtebehoefte van deze doelgroep, hecht de provincie aan een integrale aanpak waarbij de opgaven voor klimaat, energietransitie, bereikbaarheid, circulaire verstedelijking en de kwaliteit van het landschap vanaf het begin van het planproces worden meegenomen
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de ‘Interim omgevingsverordening Noord-Brabant’ vastgesteld. Net zoals de Omgevingswet een groot aantal wetten vervangt, zo vervangt de Brabantse omgevingsverordening een aantal provinciale verordeningen. Naast een omgevingsvisie moet de provincie vanuit de Omgevingswet ook een omgevingsverordening vaststellen voor haar grondgebied. In de omgevingsvisie staat wat de provincie wil bereiken en wat ze wil doen om dat te bereiken. Soms vraagt dat om een nadere uitwerking van beleid en maatregelen in een (beleids)programma, soms zijn er regels nodig om de ambities te realiseren.
In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de huidige regels zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd.
Op de kaarten behorende bij de Verordening ruimte is het grootste gedeelte van het (watergebonden) bedrijventerrein De Pontonnier aangeduid als ‘Landelijke kern’. Het water in de haven maakt onderdeel uit van het ‘Natuur Netwerk Brabant (NNB)’ en het deel van de Overdiepse Polder dat binnen het plangebied valt, maakt onderdeel uit van de 'Groenblauwe mantel'. De randen van de Overdiepse Polder hebben de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant - Ecologische verbindingszone'.
Het meest westelijke deel van het plangebied ten noorden van de dijk en het deel ten zuiden van het bedrijventerrein zijn aangeduid als ‘Gemengd landelijk gebied’.
Landelijke kern
Het provinciaal beleid is gericht op het bundelen van de verstedelijking in de gebieden die zijn aangeduid als ‘bestaand stedelijk gebied’ (van toepassing op het onderhavig plangebied) en ‘zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling’. Binnen het bestaand stedelijk gebied zijn gemeenten vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen, met inachtneming van de aanvullende regels die de verordening stelt (onder andere op het gebied van de plancapaciteit voor woningbouw en bedrijventerreinen).
Natuur Netwerk Brabant (NNB)
Het NNB is een samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter)nationaal belang. Conform de Omgevingsverordening ruimte moeten bestemmingsplannen die liggen in het NNB regels bevatten die strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden. Daartoe is op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurnetwerk' opgenomen. De randen van de Overdiepse Polder hebben de aanduiding 'overige zone - natuurontwikkeling'.
Zoals weergegeven in 1.1 herstelt dit bestemmingsplan de geluidcontour op basis van de vergunde geluidruimte voor de drie aanwezige bedrijven. Daarmee zorgt dit bestemmingsplan niet voor een verruiming van de geluidsbelasting op de omliggende aangewezen natuurgebieden. Bovendien geldt dat de geluidbelasting vanwege de A27 bij begin van de Biesbosch ruim boven de 65 dB Lden bedraagt. De bijdrage vanwege het bedrijventerrein bedraagt circa 45 dB(A) etmaalwaarde. Dit betekent dat de bijdrage van het geluid vanuit het bedrijventerrein op de natuurgebieden ook gecumuleerd niet toeneemt en er derhalve geen sprake is van verslechtering van de ecologische waarden
Groenblauwe mantel
Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Daarnaast stelt het regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Het deel van de Overdiepse Polder dat binnen het plangebied valt is daarom voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden'. De oevers zijn voorzien van de bestemming 'Natuur'.
Agrarisch gebied
Een agrarisch gebied betreft een gebied met ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven. Omdat een agrarische bestemming voor de zone tussen de Keizersveer en de watergang ten zuiden daarvan (het dijklichaam) niet overeenkomt met het huidige gebruik, wordt het gedeelte dat is aangeduid als ‘agrarisch gebied’ voorzien van de bestemming ‘Groen’. De agrarische gebieden ten zuiden van de voorgenoemde watergang zijn wel voorzien een agrarische bestemming, overeenkomstig het huidige gebruik.
In de structuurvisie van de gemeente Geertruidenberg wordt ingezet op de ontwikkeling van een aantrekkelijke gemeente – zowel om te wonen, als te werken en te recreëren. De opgave en kansen voor de gemeente liggen vooral in het onderhouden en versterken van bestaande kwaliteiten.
Afbeelding 4.1: uitsnede structuurvisiekaart ter hoogte van plangebied
Agrarisch productiegebied
In de zone agrarische economie (het open agrarisch productiegebied) is de doelstelling om de agrarische sector te behouden en te versterken. De agrarische en ondersteunende bedrijven krijgen ruimte om in te spelen op de ontwikkelingen in de landbouwsector, hun bedrijfsvoering op een economisch verantwoorde wijze voort te zetten en bij beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ruimte te maken voor nieuw agrarisch gebruik.
Geen uitbreiding bedrijventerrein Pontonnier
Uitbreiding van bedrijventerrein De Pontonnier is geen optie, wegens de waarde van het omringende open polderlandschap. Mocht blijken dat door de aanpassingen in de infrabundel (aanleg spoorlijn Utrecht – Breda) verplaatsing van bedrijven op de Pontonnier noodzakelijk is, dan wordt ruimte geboden op de strategische reserve aan de Heulweg.
Ruimte voor de rivier
Inmiddels is het project 'Ruimte voor de rivier' in de Overdiepse Polder afgerond en is het gebied ingericht als waterbergingsgebied. Het plan bestond uit drie onderdelen:
Naast waterberging en landbouw is er extra ruimte voor ecologie en recreatie.
Op 23 oktober 2009 heeft de gemeenteraad de beleidsnota economische zaken vastgesteld. Deze beleidsnota is opgesteld naar aanleiding van de Uitgangspuntennotitie Economisch Beleid 2007 waarin de noodzaak van een goed ondernemersklimaat van groot belang is voor de gemeente. De gemeente Geertruidenberg is er van overtuigd dat een gezond en bloeiend bedrijfsleven noodzakelijk is om de werkgelegenheid te behouden en te versterken en om een voldoende gevarieerd voorzieningenniveau in stand te houden.
De gemeente kent een gunstige ligging en vervult een belangrijke werkgelegenheidsfunctie voor de regio West-Brabant. De regio West-Brabant (het COROP-gebied) telt in 2007 in totaal circa 37.900 bedrijfsvestigingen waar in totaal zo’n 292.000 mensen werken. Hiervan werken er ongeveer 11.500 in de gemeente Geertruidenberg bij 1.270 vestigingen. De ligging van de regio tussen, en op korte afstand van, de havens van Rotterdam en Antwerpen, is hierbij van doorslaggevende betekenis. De gemeente Geertruidenberg kan hierin een duidelijke rol vervullen omdat hier reeds verschillende chemie- en energiebedrijven zijn gevestigd. Bovendien kan aansluiting worden gevonden bij de pieksector logistiek en distributie vanwege de strategische ligging ten opzichte van de havens en het achterland. En tenslotte zijn rust, ruimte, natuur, water en cultuurhistorie belangrijke aanknopingspunten voor toerisme in de gemeente.
Het ambitieniveau van de gemeente Geertruidenberg is (in hoofdlijnen) als volgt: ‘Samen met het reeds in de gemeente gevestigde bedrijfsleven via interactief beleid de reeds aanwezige werkgelegenheid behouden en waar mogelijk uit te breiden en te versterken. Bij het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid zal vooral in regionaal verband worden geopereerd om een zo attractief mogelijk regionaal en gemeentelijk vestigingsklimaat te realiseren’.
In mei 2018 heeft de gemeenteraad het duurzaamheidsprogramma vastgesteld. Daarin zijn doelen gesteld om te komen tot een duurzame gemeente. Om tot de doelen te komen zijn vele maatregelen en acties nodig. Bij nieuwbouw is het relatief makkelijk/snel maatregelen in te voeren. Te denken valt aan:
Het voorliggende bestemmingsplan is op hoofdlijnen conserverend en maakt in principe geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Niettemin biedt het onderhavige bestemmingsplan voldoende mogelijkheden om binnen de huidige bestemmingen duurzaamheidsmaatregelen toe te passen, zoals het aanbrengen van zonnepanelen (vergunningvrij), grasdaken en elektrische laadpalen.
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Hierbij dient aangetoond te worden dat het voorliggend bestemmingsplan haalbaar is in relatie tot de planologische en milieuhygiënische aspecten.
Voor de locaties waar nieuwe bouwmogelijkheden zijn opgenomen, moet een bodemonderzoek (conform NEN 5740) te worden verricht om eventuele bodem- en/of grondwaterverontreinigingen in kaart te brengen. Wanneer een ontwikkeling geen bestemmingswijziging tot gevolg heeft, hoeft er geen bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan uitgevoerd te worden; de bodem wordt in dat geval geschikt geacht voor de toegestane functie. Het bodemonderzoek wordt in die gevallen uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
Doorvertaling bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De thans geldende bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied worden gehandhaafd en overeenkomstig de huidige situatie verankerd in het bestemmingsplan. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en de bestemmingen ten opzichte van de geldende bestemmingen niet wijzigen, is het uitvoeren van bodemonderzoek niet aan de orde.
Beleidskader algemeen
Voor het plangebied is het volgende waterhuishoudkundige beleid van toepassing:
Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, hanteert de overheid het volgende criterium met betrekking tot het duurzaam omgaan met water. Doordat een toename van het verhard oppervlak ertoe leidt dat het afvoerverloop niet meer natuurlijk is, is het beleid erop gericht het regenwater zoveel mogelijk te infiltreren naar het freatisch grondwater, waardoor een meer natuurlijk afvoerverloop ontstaat. Dit vertaalt zich in de volgende richtlijnen:
Bij de inrichting, het bouwen en het beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen aan het bodem- en oppervlaktewatersysteem te worden toegevoegd. Hierbij verdient het materiaalgebruik speciale aandacht: uitloogbare of uitspoelbare bouwmaterialen dienen te worden vermeden teneinde watervervuiling te voorkomen.
Beleidskader waterschap
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, het watersysteembeheer, het beheer van dijken en het beheer van vaarwegen.
Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit.
Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016 - 2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.
Buitendijks gebied
Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het waterbeheer binnen het deel van het plangebied dat buitendijks is gelegen. Het gaat daarbij om de Bergsche Maas en het Oude Maasje. In dit kader ziet Rijkswaterstaat toe op een goede kwalitatieve en kwantitatieve toestand van het watersysteem en op een veilige en ongehinderde afvoer van water. De gronden die vallen onder het waterbergend dan wel stroomvoerend regime van de Bergsche Maas zijn voorzien van respectievelijk de dubbelbestemming 'Waterstaat - Bergend regime' en 'Waterstaat - Stroomvoerend regime'.
Waterkering
Het plangebied is onderdeel van het structuurvisiegebied ‘Hoofdwatersysteem’, waarbij het dijklichaam Keizersveer behoort tot de primaire waterkeringen. Een primaire waterkering betreft een gebied dat bestaat uit een primaire waterkering als bedoel in artikel 1.1 van de Waterwet en een daaromheen liggende beschermingszone. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een primaire waterkering en beschermingszone dient mede tot onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van de primaire waterkering en beschermingszone te strekken. Daartoe is de dubbelbestemming ‘Waterstaat -
Waterkering’ opgenomen.
Waterkwaliteit
Ten behoeve van de waterkwaliteit zal bij de aanleg van aanvullende bebouwing binnen het plangebied gebruik gemaakt worden van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitloogbare materialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC niet gebruikt, waardoor de uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater voorkomen wordt. Deze stoffen kunnen zich namelijk ophopen in het water (bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Doorvertaling bestemmingsplan
Hierna wordt het huidige watersysteem beschreven aan de hand van verschillende deelgebieden.
Oostelijk gedeelte (o.a. Asto)
Regenwater
Beide bedrijven voeren al het regenwater af naar het Oude Maasje. De wegverharding van Keizersveer heeft een regenwaterriool (met uitzondering van de wasplaats) en loost op het Oude Maasje.
Vuilwater
Voor de woonboot, kantoor, woonhuizen en bedrijfsterrein is een drukrioolsysteem aanwezig en voert het water af naar het gescheiden rioolstelsel van de Baileybrugweg.
Midden gedeelte (terrein voormalige Scheepswerf De Donge en Altena Yachting)
Regenwater
Beide bedrijven voeren al het regenwater af naar het Oude Maasje met uitzondering van de wasplaats. De wegverharding van Keizersveer heeft geen regenwaterriool.
Vuilwater
Voor deze bedrijven is een vuilwatergemaal aanwezig en voert het water af naar het gescheiden rioolstelsel van de Baileybrugweg.
Westelijk gedeelte (o.a. Amer Shipping)
Regenwater
De bedrijven voeren het regenwater af op een bermsloot aan Keizersveer. De wegverharding van Keizersveer heeft geen regenwaterriool.
Vuilwater
Voor beide bedrijven is een drukrioolsysteem aanwezig en voert het water af naar het gescheiden rioolstelsel van de Baileybrugweg.
Baileybrugweg
Regenwater
In het gebied van de Baileybrugweg is een verbeterd gescheiden rioolstelsel aanwezig. Het eerste vuilwater wordt afgevoerd naar de vuilwaterpompput, de regenwateroverstort loost op de zuidelijke waterloop langs de Baileybrugweg.
Vuilwater
In het gebied is een vuilwaterstelsel aanwezig, op dit stelsel loost door middel van persleidingen het boven genoemde stelsel. Het vuilwater wordt door middel van een gemaal en een persleiding afgevoerd naar bedrijventerrein Dombosch II aan de westelijke kant van de A27.
Werfkampenseweg, Aanwassenweg
Regenwater
De agrarische bedrijven voeren het regenwater af op de bermsloten aan weerszijden van de Werfkampenseweg en de Aanwassenweg. De wegverharding van de Werfkampenseweg en de Aanwassenweg hebben geen regenwaterriool.
Vuilwater
In het buitengebied is een drukrioolsysteem aanwezig en voert het water af naar het gescheiden rioolstelstel.
Waterhuishouding
Op het bestaande bedrijventerrein zijn de bedrijfspercelen vrijwel volledig verhard waardoor toekomstige ontwikkelingen, naar verwachting, niet leiden tot een verandering van de waterhuishoudkundige situatie.
De verschillende watergangen in het plangebied hebben de bestemming ‘Water’ toegewezen gekregen. Het water van de Bergsche Maas en het Oude Maasje zijn voorzien van de bestemming 'Water - Vaarweg'. Bovendien zijn binnen alle bestemmingen water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Hierdoor biedt voorliggend bestemmingsplan maximale flexibiliteit met betrekking tot het realiseren van voorzieningen voor waterberging en infiltratie van hemelwater.
Om tot onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van de primaire waterkering en beschermingszone te strekken is de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ opgenomen.
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie navolgende tabel:
Concentratiegebied | Niet-concentratiegebied | ||
Binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ | max. 2 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |
Buiten bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Geurnormen Wgv
De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie. De gemeenteraad van Geertruidenberg heeft in december 2010 de ‘Verordening geur en veehouderij gemeente Geertruidenberg’ en de ‘Gebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderij’ vastgesteld.
Regeling geurhinder en veehouderij
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Geur bij niet-agrarische bedrijven
Het voorkomen van (nieuwe) geurhinder is het algemene uitgangspunt in het rijksbeleid. Dit uitgangspunt is uitgewerkt in het landelijk informatiedocument ‘Handleiding Geur Industrie’ en beschrijft de methodiek voor de bepaling van het aanvaardbaar hinderniveau voor geur ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten. Vanwege het lokale aspect van geurhinder is de hoogte van het aanvaardbaar hinderniveau niet landelijk vastgelegd. Het bevoegd gezag moet daar een eigen afweging in maken.
Doorvertaling bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Onderdeel van het plangebied is het agrarische bedrijf aan de Werfkampenseweg 28 met rundvee en jongvee. Uit gegevens van de gemeente Geertruidenberg volgt dat de volgende agrarische bedrijven in de nabijheid van het plangebied liggen:
Omdat met het voorliggende bestemmingsplan de bestaande situatie wordt gecontinueerd, vormt het aspect 'geurhinder' geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-)wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd moet worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Voor de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag (meestal Burgemeester en Wethouders) (maatwerk)grenswaarden bepaalt. De terminologie die de wet hiervoor hanteert is: ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. De getalsmatige invulling van deze grenswaarden voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort. Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de bestaande gebouwen.
De grenswaarden moeten bij de aanleg, dan wel wijzigingen van een (spoor)weg of industrieterrein in acht worden genomen. Dit geldt ook bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of bij een projectbesluit wanneer de betreffende gronden/gebouwen voor een geluidgevoelige functie in een geluidszone zijn gelegen. Onder bepaalde voorwaarden is een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde mogelijk (tot de maximaal toelaatbare geluidsbelasting). Hiervoor moet een “hogere waarde procedure” worden doorlopen door het college van burgemeester en wethouders. Een uitzondering waar toetsing aan de grenswaarden niet hoeft, is wanneer een geluidsgevoelig gebouw een zogenoemde 'dove' gevel heeft. Een 'dove gevel' is een bouwkundige constructie:
Bij ontheffing van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting kan (in het kader van de omgevingsvergunning) een nader akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn ten behoeve van het woon- en leefklimaat in de woning. De karakteristieke geluidwering van de gevel moet voor nieuwbouw zodanig zijn dat wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit, zijnde het verschil tussen de geluidsbelasting op de gevel en het gewenste binnenniveau met een minimum van 20 dB.
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan weg- en railverkeer maar ook aan industriële activiteiten. De Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit geven normen weer voor de hoogst acceptabele geluidbelasting en de minimale geluidwering bij geluidsgevoelige objecten (zoals woningen). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties.
Doorvertaling bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van verschillende verkeerswegen. In voorliggend bestemmingsplan worden echter geen nieuwe (bedrijfs)woningen of andere geluidsgevoelige functies toegelaten. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai te worden verricht.
In de Wet geluidhinder is bepaald dat voor bedrijventerreinen waar geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn gevestigd of zijn toegestaan (‘industrieterreinen’ conform de terminologie van de Wet geluidhinder), een geluidzone moet worden vastgesteld. De geluidzone is het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de zonegrens.
Doorvertaling bestemmingsplan
Bedrijventerrein De Pontonnier
Het noordelijke deel van bedrijventerrein De Pontonnier - voor zover voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein - Geluidgezoneerd' betreft een geluidgezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
De provincie heeft de zonegrens (50 dB(A)-contour) van bedrijventerrein De Pontonnier vastgelegd en de zone wordt bewaakt door de gemeente Geertruidenberg. Bij de actualisatie van het bestemmingsplan De Pontonnier in 2013 is echter gebleken dat de geluidsproductie van de op dat moment aanwezige bedrijven op het gezoneerde bedrijventerrein hoger was, dan is toegestaan op basis van de vastgestelde geluidszone uit 2002. Er zijn op dit moment daarom geen mogelijkheden voor uitbreiding van de activiteiten op het bedrijventerrein, terwijl dit op beperkte schaal wel gewenst is.
Op het gezoneerde deel van het bedrijventerrein zijn drie bedrijven aanwezig:
Asto bv is vanwege haar bedrijfsactiviteiten een geluidzoneringsplichtige inrichting (grote lawaaimaker). Altena Jachtbouw en Stone Base bv zijn geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Deze bedrijven vallen onder het activiteitenbesluit. Voor het uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten kan volstaan worden met een melding.
De gemeente Geertruidenberg heeft inmiddels de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein 'De Pontonnier' herzien en geactualiseerd in een nieuw zonebeheerplan (LBP-Sight, kenmerk: R057279aa.17D6XXI.go, d.d. 19 november 2019, zie bijlage 1 van de regels). Tevens is in dit zonebeheerplan een geluidverdeling opgenomen waarin de beschikbare geluidruimte gelijkwaardig verdeeld is over de bestaande bedrijven. Gelijkwaardig betekent hier: afhankelijk van positie tot geluidzone een gelijk emissie-aandeel bij de woningen en op de bepaalde 50 dB(A)-contour zonder restruimte. Met behulp van het geluidverdeelplan wordt voorkomen dat één bedrijf alle beschikbare geluidruimte in gebruik neemt. In het voorliggende bestemmingsplan is de gebruikte geluidruimte per bedrijf verankerd in de regels. Deze geluidruimte is gekoppeld aan de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' (Altena Jachtbouw), 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' (Stone Base BV) en 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 3' (ASTO BV) en mag niet meer bedragen dan respectievelijk 51,8 dB(A)/m2, 70,0 dB(A)/m2 en 76,0 dB(A)/m2.
De zonegrens (50 dB(A)- contour) van het gezoneerde industrieterrein is in dit bestemmingsplan vastgelegd met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrieterrein De Pontonnier'. Het zonebeheerplan is als bijlage aan de regels toegevoegd. De geluidszone is ten opzichte van het geldende bestemmingsplan beperkt vergroot. Op navolgende afbeelding is de actuele 50 dB(A)-contour weergegeven:
Afbeelding 5.1: begrenzing geluidgezoneerde bedrijventerrein De Pontonnier (paars gearceerd) en de
nieuwe geluidzone (oranje lijn).
Voor de woning aan Keizersveer 13 en het woonschip in het Oude Maasje dienen hogere waarden te worden aangevraagd. Het ontwerpbesluit hogere waarden zal gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
Bedrijventerrein Dombosch
Het bedrijventerrein Dombosch - ten westen van het voorliggende plangebied - betreft een eveneens een geluidgezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zie ook afbeelding 5.2). De zonegrens (50 dB(A)- contour) van het gezoneerde industrieterrein is in dit bestemmingsplan vastgelegd met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrieterrein Dombosch'.
Afbeelding 5.2: begrenzing geluidgezoneerde bedrijventerrein Dombosch en de bijbehorende geluidzone.
In 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
De paragraaf luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Als aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of meerdere van de bovengenoemde criteria wordt voldaan, kan het project zonder toetsing aan de gestelde grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
In de Ministeriële regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' zijn voor verschillende categorieën van projecten grenzen gesteld aan de projectomvang, waaronder een project met zekerheid NIBM bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 m van een provinciale weg of 300 m van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden. De zones worden afgemeten vanaf de rand van de weg. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Doorvertaling bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daardoor is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit niet nodig. Derhalve levert het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
Goede ruimtelijke ordening (NSL-monitoringstool)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald ter plaatse van het plangebied. Met de NSL-monitoringstool zijn langs de belangrijkste wegen (A27 en Maasdijk) de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald.
In onderstaande afbeelding zijn de jaargemiddelde concentraties weergegeven voor het peiljaar 2016. Uit deze afbeelding blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarden van 40 µg/m3 (voor NO2 en PM10) en 25 µg/m3 (voor PM2,5) niet worden overschreden. Daarnaast is de trend dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen, waardoor geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn te verwachten.
Afbeelding 5.3: uitsnede NSL-monitoringstool
Geconcludeerd kan worden dat het aspect 'luchtkwaliteit' geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf (invloedsgebied).
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van ruimtelijke plannen met externe veiligheid rekening te houden. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van of veranderen van inrichtingen of projecteren van nieuwe bestemmingen. Ook bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan moet de externe veiligheid worden beoordeeld. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Daarin wordt geregeld hoe een gemeente moet omgaan met risico’s langs relevante buisleidingen. De hogedruk gasleidingen van Gasunie zijn het meest relevant. De risico’s worden met name bepaald door de maximale druk en diameter van de leiding, maar ook door getroffen maatregelen.
Op 1 april 2015 is de Wet basisnet in werking getreden. De Wet basisnet voorziet in een wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) ter verankering van een landelijk basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het basisnet is een samenstel van wegen, binnenwateren en hoofdspoorwegen waaraan een bepaalde risicoruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt toegekend. Als deze risicoruimte, de zogenaamde risicoplafonds, door een groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt overschreden of dreigt te worden overschreden, moet de minister maatregelen nemen. De risicoplafonds moeten daarnaast in acht worden genomen bij het toestaan van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van basisnetroutes. Op deze manier kan de veiligheid langs de transportroutes voor gevaarlijke stoffen in toenemende mate worden gegarandeerd. Gelijktijdig met de Wet Basisnet zijn ook andere regelingen in werking getreden zoals de wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen (Bvgs), de Regeling basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is een aandachtsgebied gedefinieerd waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden (200 m). Buiten deze zone hoeft in het invloedsgebied alleen ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid (beperkte verantwoording).
In haar ‘Beleidsvisie externe veiligheid’, vastgesteld in januari 2016, neemt de gemeente een standpunt in over de vraag welke risico’s zij acceptabel vindt en hoe zij die risico’s wil beheersen.
Doorvertaling bestemmingsplan
Uit een inventarisatie van de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat de onderstaande risicobronnen voor het plangebied relevant kunnen zijn. Hierna wordt het risico bepaald en de consequenties hiervan voor het ruimtelijk besluit.
Inrichtingen c.q. bedrijven
Aan de zuidzijde van het bestemmingsplangebied, gesitueerd aan de Werfkampenseweg 18, is een agrarisch bedrijf gevestigd waarbij een bovengrondse propaangastank aanwezig is. Het betreft een tank van 8,0 m³, die minder dan vijf maal per jaar wordt bevoorraad.
Ook aan de Werfkampenseweg 25, direct ten westen van Werfkampenseweg 18, is een agrarisch bedrijf gevestigd waarbij een bovengrondse propaangastank aanwezig is. Het betreft een tank kleiner van 4,0 m³, die minder dan vijf maal per jaar wordt bevoorraad.
De grootte van de propaangastanks is beperkt, zodat beide bedrijven niet onder de reikwijdte van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. Voor kleinere propaangastanks (tot een inhoud van 13,0 m³) zijn veiligheidsafstanden opgenomen in het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).Ingevolge het Activiteitenbesluit geldt een veiligheidsafstand van 10,0 m die moet worden aangehouden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en tanks tot en met 5,0 m³ respectievelijk een veiligheidsafstand van 15,0 m voor tanks groter dan 5,0 m³ tot en met 13,0 m³. De bebouwing in het plangebied ligt op een grotere afstand van de tank dan 10,0 m respectievelijk 15,0 . De aanwezigheid van deze tanks levert derhalve geen belemmeringen op.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de A27
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A27. Deze weg is een hoofdtransportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen met betrekking tot brandbare en toxische vloeistoffen en gassen. Het bedrijventerrein De Pontonnier is direct gesitueerd tegen de A27, waarvoor een plaatsgebonden risicocontour (ofwel veiligheidszone) van 0 m geldt. Wel heeft dit wegtraject een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 m. Concreet betekent dit dat er geen nieuwe kwetsbare objecten binnen het PAG mogen worden gerealiseerd, en alleen in uitzonderingsgevallen beperkt kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd.
Tevens is het bedrijventerrein gedeeltelijk gelegen binnen de 200 meter zone langs deze transportroute en geheel binnen het invloedsgebied, waardoor in principe een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Onderhavig bestemmingsplan betreft echter een beheerplan. De bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied worden dus gehandhaafd en overeenkomstig de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Door de niet toenemende personendichtheid kan worden gesteld dat de hoogte van het groepsrisico binnen de 200 m niet toe zal nemen. In dit geval kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. In het vervolg van deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de Keizersveer
Er vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de gemeentelijke weg Keizersveer. De gemeente Geertruidenberg heeft samen met de OMWB een 'Rapportage vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen opgesteld' (d.d. juni 2017). Ook deze wegen vallen onder het Bevt.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan. De bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied worden dus gehandhaafd en overeenkomstig de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Door de niet toenemende personendichtheid kan worden gesteld dat de hoogte van het groepsrisico binnen de 200 m niet toe zal nemen. In dit geval kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Zodoende is in het kader van een goede ruimtelijke ordening een risicoinschatting gemaakt. Op basis van de vuistregels uit de Handreiking Risicoanalyse Transport (tabel 1-8) bedraagt de drempelwaarde voor het vervoer van brandbaar gas (GF3) 2.380 transporten, bij een dichtheid van 600 personen per hectare. Een dergelijke dichtheid wordt in het voorliggende plangebied met zekerheid niet gehaald. Ter vergelijking: stadsbebouwing met hoogbouw heeft een gemiddelde dichtheid van 120 personen per hectare. Bovendien ligt het aantal transporten over de Keizersveer veel lager dan 2.380.
Een risicoberekening (zowel plaatsgebonden als groepsrisico) is derhalve niet noodzakelijk en er hoeven geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied door het
transport van gevaarlijke stoffen over de Keizersveer. In het vervolg van deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de Bergsche Maas
Het bedrijventerrein De Pontonnier is direct gesitueerd aan de Bergsche Maas en het Oude Maasje. Over het deel van de Bergsche Maas bij Geertruidenberg bedraagt de totale verkeersintensiteit ter plaatse 21.832 schepen per jaar (beroepsvaart), waarbij ook brandbare gassen en vloeistoffen worden vervoerd.
In het Basisnet is dit deel van de Bergsche Maas in het definitief ontwerp aangemerkt als ‘scheepvaart zonder frequent vervoer (groen)’. Dit zijn de overige scheepvaartwegen binnen het basisnet. Hier vindt weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor deze vaarwegcategorie zijn er geen beperkingen aanwezig met betrekking tot het plaatsgebonden risico en is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege de nauwelijks merkbare effecten. Eveneens is er geen plasbrandaandachtsgebied van toepassing.
Bestrijdbaarheid
In het convenant LPG-autogas is afgesproken hoe de sector de bevoorrading van LPGtankstations veiliger maakt. De sector heeft voor 1 januari 2010 maatregelen getroffen die de externe veiligheidsrisico's verminderen. Het aanbrengen van hittewerende coating op LPGtankauto's is één van de maatregelen die zijn genomen. Als de coating bij een ongeluk in tact blijft, geeft dit de brandweer meer tijd en meer mogelijkheden om een BLEVE te voorkomen.
Bestrijding van een dreigende BLEVE vereist veel bluswater bedoeld voor het koelen van de LPG-tank, goede bereikbaarheid en geschikte opstelplaats voor voertuigen. Bij voldoende koeling zal een BLEVE worden voorkomen. Hiervoor wordt (vanwege de snelheid die is geboden) gebruik gemaakt van primaire bluswatervoorzieningen (in het voertuig aanwezige water en brandkranen op het openbaar waterleidingnet).
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. Het maatgevende scenario voor de Amerweg is een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Het zelfredzame vermogen van personen in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen. Ontvluchting in het geval van een BLEVE is mogelijk, mits er geen bijzondere beperkingen zijn ten aanzien van zelfredzaamheid van aanwezigen. De nieuwbouw die in het plangebied ontwikkeld gaat worden is niet specifiek bedoeld voor personen met een beperkte zelfredzaamheid, zoals kinderen van 0 tot 4 jaar, ouderen, gehandicapten of gevangenen. De Amerweg bevindt zich ten wensten van het plangebied. Het plangebied kan via de Maurtisweg of Buitenvest in oostelijke richting worden ontvlucht.
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van inrichtingen en/of bedrijven worden gerealiseerd, zal een milieukundig onderzoek uit moeten wijzen in hoeverre er sprake is van mogelijke beperkingen ten gevolge van de aanwezige inrichtingen en of bedrijven. Maar ook andersom moet aandacht te worden besteed aan de rechten van de aanwezige inrichtingen en/of bedrijven. Het is immers niet de bedoeling dat nieuwe ontwikkelingen de huidige bedrijfsvoering in de directe omgeving zullen beperken. Datzelfde geldt uiteraard ook voor de situatie dat inrichtingen en/of bedrijven wijzigen in de nabijheid van bestaande gevoelige functies.
Via de milieuwetgeving wordt milieuhinder zoveel mogelijk voorkomen. Alle bedrijven en inrichtingen die in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken, moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer of moeten middels een melding aantonen dat zij aan de hierin gestelde richtwaarden kunnen voldoen. De gestelde richtwaarden zijn veelal vertaald in minimale afstanden tussen de inrichtingen waar activiteiten plaatsvinden en de milieugevoelige functies in de directe omgeving. Behalve van de aard en omvang van een bedrijf of inrichting, is deze mede afhankelijk van de omgevingskarakteristiek. Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor bijvoorbeeld drukke woonwijken of een gemengd gebied.
Voor het vaststellen van de genoemde minimum richtafstanden tussen inrichtingen en milieugevoelige functies worden in de regel de lijsten zoals deze zijn opgenomen in de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' gebruikt. Bedrijven zijn in de VNG-handreiking ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende gewenste richtafstanden tot milieugevoelige functies. De categorieën geven de zwaarte van bedrijvigheid en mogelijke milieuhinder weer. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
Tabel 5.1: richtafstanden VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'
Voorgaande tabel geeft een overzicht van de richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën ten opzichte van een woonwijk en gemengd gebied. Indien de richtafstand niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk. Indien niet aan de richtafstanden wordt voldaan, is een nadere beschouwing danwel onderzoek nodig.
Doorvertaling bestemmingsplan
De VNG publicatie is uitsluitend van toepassing op nieuwe situaties. Voorliggende bestemmingsplan betreft in principe een actualisatie van de vigerende regeling, waarbij de bestaande rechten één-op-één gecontinueerd worden. Formeel is toetsing aan de VNG-richtlijnen voor bestaande situaties niet noodzakelijk. Ten opzichte van de vigerende regeling worden er geen zwaardere bedrijfscategorieën toegestaan. Het plan voorziet daarnaast niet in het terugbrengen van de nu (op basis van het vigerende bestemmingsplan) mogelijke bedrijfscategorieën.
Op het bedrijventerrein Pontonnier zijn bedrijven in de milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 toegestaan, voor zover deze voorkomen in de als bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de bestemming ‘Bedrijventerrein’. Op het perceel Keizerveer 1B is de aanduiding ‘kantoor’ opgenomen. Ter plaatse is tevens een zelfstandig kantoor toegestaan met een relatie met de scheepsvaart. Binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein - Geluidgezoneerd’ zijn bedrijven in de milieucategorie 3.1 tot en met 5.1 toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen scheepsbouw- en –reparatiebedrijven, laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van de binnenvaart en watergebonden bedrijven in op- en overslag van grond- en bouwstoffen, waaronder zoutopslag. Daarnaast is een wegwaterterminal toegestaan. De bestaande bedrijvigheid is dan ook positief bestemd.
In het onderhavig bestemmingsplan worden geen (nieuwe) bedrijfswoningen mogelijk gemaakt. De Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant laat immers geen nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen toe omdat woningen en bedrijven over het algemeen minder goed samen gaan. Woningen kunnen belemmerend werken voor de bedrijven en andersom is er voor de bewoners van de woningen sprake van een minder goed woon- en leefklimaat. Dat speelt nog meer als woning en bedrijf worden gesplitst en andere eigenaren krijgen. Omdat het bedrijventerrein De Pontonnier zware bedrijvigheid huisvest en op relatief grote afstand van grootschalige woongebieden is gelegen, zijn bedrijfswoningen ook om deze reden niet wenselijk.
Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan het bevoegd gezag binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' bedrijven met hogere categorie toestaan. Bedrijven die niet worden genoemd in de van toepassing zijnde Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die genoemd zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de toegelaten categorieën, kunnen onder voorwaarden ook door middel van een afwijking worden toegestaan. Deze mogelijkheid is er niet voor bedrijven binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - Geluidgezoneerd'.
In 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie oude wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming: Natura 2000), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (kapvergunningen).
Voor ruimtelijke ingrepen die resulteren in overtreding van één of meer artikelen van de Wnb moet ontheffing worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van het plan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.
Voor alle in de wet genoemde diersoorten (inclusief vogels) geldt dat het verboden is individuen van deze soorten (opzettelijk) te doden of te vangen. Bovendien is het verboden nesten (en eieren) en (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen dan wel weg te nemen. Voor de in de wet genoemde plantensoorten geldt dat het verboden is exemplaren in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. In de Wnb worden drie beschermingsregimes onderscheiden voor beschermde soorten. Voor de eerste twee regimes gelden aanvullende verbodsbepalingen.
Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een geldige gedragscode die van toepassing is op de betreffende soort(en). Vaak is daarnaast ecologische begeleiding en een ecologisch werkprotocol nodig bij de uitvoering van werkzaamheden.
De provincies kunnen voor het beschermingsregime Andere Soorten een algemene vrijstelling verlenen voor onder meer ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In de gemeente Geertruidenberg is de provincie Noord-Brabant het bevoegd gezag voor de Wnb.
Indien nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van soorten niet (kunnen) worden ontzien, is ontheffing noodzakelijk. Ontheffing is niet benodigd indien de functionaliteit van de nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen gegarandeerd wordt (het beschadigen en vernielen wordt voorkomen door maatregelen of er zijn voldoende alternatieven).
Ten slotte is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 1.11 van de Wnb). Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.
Natura 2000
De Wnb ziet op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vrl- en Hrl-gebieden). Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor één of meerdere soorten en/of habitats. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Natura 2000-gebieden en tevens voor ontwikkelingen daarbuiten die van invloed kunnen zijn (door 'externe werking') op die beschermde natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Middels een 'habitattoets' dient te worden onderzocht of een activiteit (significante) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden veroorzaakt. De uitkomsten van de habitattoets dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur / EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het doel van het NNN is de instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Sinds 2014 zijn de provincies het eerste verantwoordelijke bevoegde gezag voor het NNN (daarvoor was dat de rijksoverheid). De provincies hebben in een verordening regelgeving vastgelegd ten aanzien van het NNN.
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de vigerende bestemmingsplanregeling. Nader onderzoek met betrekking tot het aspect flora en fauna is dan ook niet noodzakelijk. Wel geldt de boven genoemde zorgplicht voor alle in het wild levende planten- en diersoorten.
Het plangebied maakt geen deel uit van een gebied dat onder de Wet natuurbescherming (Wnb) valt. Ten westen van het plangebied ligt wel het Natura2000-gebied 'Biesbosch'. Hoewel de afstand van het voorliggende plangebied tot het Natura2000-gebied betrekkelijk klein is (circa 1 kilometer), heeft het voorliggende plan een conserverend karakter. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gelet hierop zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de soorten en habitats, waarvoor het Natura2000-gebied als zodanig is aangewezen, op voorhand uit te sluiten. Er is geen sprake van externe werking, zie ook 4.2.2.
Het voorliggende plangebied is daarentegen wel gedeeltelijk gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De Bergsche Maas en het Oude Maasje behoren beide tot het NNN. Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en is derhalve niet van invloed op de aanwezige ecologische waarden. Ter bescherming van de aanwezige ecologische waarden is een gebiedsaanduiding ‘Overige zone - natuurnetwerk’ opgenomen voor de Bergsche Maas en het Oude Maasje, zie ook 4.2.2.
Het noordelijk deel van het bedrijventerrein De Pontonnier is in de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant 2010 - partiële herziening 2014 (SVRO) opgenomen in de groenblauwe mantel en behoort tot het perspectief kerngebied groenblauw. Het kerngebied groenblauw bestaat uit de voormalige ecologische hoofdstructuur (thans NNN) inclusief de (robuuste) ecologische verbindingszones en waterstructuren, zoals opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant (geconsolideerde versie per 1 januari 2018). Een bestemmingsplan dat is gelegen in het Natuurnetwerk Nederland dient te strekken tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Tevens stelt het bestemmingsplan regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en houdt daarbij rekening met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken (Verordening ruimte, artikel 5.1 lid 1). Zoals hiervoor reeds aangegeven zijn de gronden die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland voorzien van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - natuurnetwerk'. Daarmee zijn de aanwezige waarden voldoende beschermd.
Het aspect flora en fauna vormt derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Erfgoedwet
In artikel 3.1.6 lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bepaald dat in de toelichting ten minste een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
In 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Met deze wetswijziging is de Monumentenwet 1988 opgesplitst: een gedeelte (dat ziet op de fysieke leefomgeving) zal in 2021 opgaan in de Omgevingswet, het overige gedeelte is opgenomen in de Erfgoedwet. Hierbij wordt als vuistregel gehanteerd: omgang met het erfgoed in de Omgevingswet, duiding van het erfgoed in de Erfgoedwet. De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed - beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen - en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving, komen in de Omgevingswet terecht en zijn dus niet in de Erfgoedwet geregeld. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 die naar de Omgevingswet over zullen gaan, blijven van kracht tot de Omgevingswet in werking treedt.
Het Besluit ruimtelijke ordening en de Erfgoedwet schrijven niet voor in welke mate met archeologie rekening dient te worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen, de belangen van de burger en van de gemeente.
Gemeentelijk archeologiebeleid
In november 2017 heeft de gemeenteraad van Geertruidenberg archeologiebeleid vastgesteld (Nota Archeologie). Het doel van dit archeologiebeleid is het verbeteren van de omvang met archeologische resten als informatiebron van het lokale verleden en het benutten ervan bij de verdere ontwikkeling van de gemeente. Het ondergrondse culturele erfgoed en de maatschappelijke waarden ervan verdienen namelijk een verder uitgewerkt en integraal archeologiebeleid.
Essentieel onderdeel van het beleid is een geactualiseerd standpunt over de normen die bepalen of de gemeente wel of niet archeologisch onderzoek eist bij bodemverstoringen van een bepaalde omvang, bijv. vanwege een bouwplan. Dit vergt een zorgvuldige belangenafweging.
In dit archeologiebeleid zijn onder andere verschillende vrijstellingsgrenzen en onderzoeksmethoden bepaald voor ontwikkelingen in de gemeente ter plaatse van een bepaalde archeologische verwachting. Deze verwachtingswaarden zijn verdeeld onder 8 categorieën.
Afbeelding 5.4: uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart
Op basis van de archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Geertruidenberg komen binnen het plangebied zones met een lage en middelhoge verwachtingswaarde voorkomen. Een groot deel van het plangebied is met circa 1,0 m opgehoogd terrein. Ook deze zone is aangeduid.
De onderzoeksmethode (indicatief, want vergt maatwerk) voor de verschillende aanduidingen is als volgt:
Wat blijft gelden, is de wettelijke meldingsplicht. Indien er archeologische waarden worden gevonden bij graafwerkzaamheden dient hiervan melding gemaakt te worden bij de minister. Ook dient dit gemeld te worden bij de gemeente. Dan kan alsnog besloten worden dat het werk stilgelegd moet worden om de archeologische waarden te documenteren.
Op 1 januari 2012 is de wet Modernisering monumentenzorg (Momo) in werking getreden. Een belangrijke doelstelling van de Modernisering van de Monumentenzorg is het versterken van de koppeling tussen erfgoed en ruimte. In het kader van de Momo dient in de toelichting van elk bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing beschreven te worden op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Doorvertaling bestemmingsplan
Met behulp van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant zijn de cultuurhistorische waarden van het plangebied in beeld gebracht. In deze kaart is het dijklichaam Keizersveer aangemerkt als een ‘lijn van hoge waarde’. De Aanwassenweg is opgenomen als 'lijn van redelijk hoge waarde'. Tot slot is het pand aan het Keizersveer 7 opgenomen als bouwkunst, type nijverheid. Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die de voorgenoemde cultuurhistorische waarden aantast. Daarmee vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Doorvertaling bestemmingsplan
Binnen de plangrenzen van het voorliggend bestemmingsplan is, naast de standaard kabels en leidingen die geen planologische bescherming behoeven, een rioolpersleiding gelegen. Deze leiding met de bijbehorende beschermingszone is in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding -
Riool'.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
In bijlage D van het Besluit m.e.r. is een groot aantal activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Eén van de genoemde activiteiten betreft ‘de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein’ (activiteit D11.3). Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien deze betrekking heeft op een oppervlakte van 75 ha of meer.
Doorvertaling bestemmingsplan
In onderhavig geval wordt er geen nieuw bedrijventerrein opgericht, maar wordt de geluidszone met de bijbehorende geluidverdeling opnieuw verankerd in een bestemmingsplan. Gelet hierop, kan worden geconcludeerd dat de drempelwaarden niet worden overschreden, waardoor in onderhavig plan kan worden volstaan met het uitvoeren van een zogenaamde ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’. De in dit hoofdstuk beschreven onderzoeksresultaten voldoen niet alleen aan de onderzoeksverplichting van het Besluit ruimtelijke ordening, maar kunnen ook worden opgevat als de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Daarbij kan worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in economisch als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten voor bouwplannen een exploitatieplan vast te stellen of het kostenverhaal anderszins te verzekeren. Het vastleggen van het zonebeheerplan inclusief geluidverdeling in de vorm van een gewijzigde geluidzone, is geen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet vereist.
Voor de uitvoering van het plan zijn voor de gemeente geen bijzondere kosten aanwezig. De plankosten worden gedragen door de gemeente Geertruidenberg. Mede op grond hiervan wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan zal in het kader van vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), toegezonden worden aan diverse overleginstanties.
Omdat er tijdens het proces al afspraken zijn gemaakt met belanghebbende in het kader van het opstellen van het bestemmingsplan en het zonebeheerplan vindt er geen inspraak meer plaats voor het bestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen indienen. De eventueel ingebrachte zienswijzen worden vervolgens van een gemeentelijke reactie voorzien.