Inhoud
 
Gemeente:
Etten-Leur
PlanNaam:
KWADESTRAAT2
Status:
Vastgesteld
Datum:
13-10-2010

Artikel 4 Wonen - Vrijstaand

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen-Vrijstaand’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

                1. vrijstaande woningen;

b. ter hoogte van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-cursusruimte' is een cursusruimte toegestaan;

 

Alsmede voor (bijbehorende):

b. tuinen, erven en bijbehorende verhardingen;

c. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

4.2.1 Vrijstaande woningen

Voor het bouwen van vrijstaande woningen gelden de volgende regels:

a. woningen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

 

b. ten aanzien van de maximale goothoogte en bouwhoogte gelden de aanduidingen;

 

c. de breedte van een woning (een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend) bedraagt minimaal 6,00 m.

 

4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij iedere woning mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

 

b. op de gronden buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel aan- en uitbouwen en

bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50,00

m², met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van

de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;

 

c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen binnen het

bouwvlak is maximaal 0,30 meter boven de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van

het hoofdgebouw. De totale bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde

bijgebouwen binnen het bouwvlak is maximaal 0,30 meter boven de bouwhoogte van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;

 

d. de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen

buiten het bouwvlak is maximaal 0,30 meter boven de bouwhoogte van de eerste

bouwlaag van het hoofdgebouw;

 

e. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedragen maximaal 3,25 m

respectievelijk 5,50 m;

 

f. aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen tot op de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd;

 

g. vrijstaande bijgebouwen mogen alleen ge- of verbouwd worden als afhankelijke woonruimte, nadat een ontheffing op basis van artikel 4.5.1 is verleend.

4.2.3 Cursusruimte

Voor het bouwen van een cursusruimte, gelden de volgende regels:

a. een cursusruimte is alleen toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke

vorm van maatschappelijk-cursusruimte';

 

b. de gehele oppervlakte binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-cursusruimte' op de planverbeelding mag voor een cursusruimte

bebouwd worden;

 

c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 8,50 m.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;

 

b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. 4.2.2sub c. voor de bouw een praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden-beroep in een aan-uitbouw of bijgebouw waarbij de volgende regels gelden:

1. de totale oppervlakte van de praktijkruimte bedraagt

maximaal 50,00 m²;

2. per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;

3. de bouwregels onder artikel 4.2.2 zijn overeenkomstig van toepassing;

4. voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig

is, moet deze worden gehandhaafd;

5. de overige bouwregels voor aan- en uitbouwen en

bijgebouwen in artikel 4.2.2 van toepassing zijn.

 

b. 4.2.2 sub c. voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij de volgende regels gelden:

1. de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg;

2. er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;

3. de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;

4. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;

5. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,00 m;

6. de woonunit dient minimaal 3,00 m achter de voorgevellijn te worden geplaatst;

7. het bebouwingspcerentage per bouwperceel van de gronden buiten het bouwvlak maximaal 50% bedraagt;

8. de woonunit mag ook vrij van het hoofdgebouw geplaatst worden;

9. voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, moet deze worden gehandhaafd, tenzij er op het perceel geen andere mogelijkheden zijn om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken;

10.zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.

 

4.3.2 Procedure

1. De procedureregels in artikel 10 dienen in acht genomen te worden.

 

2. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing verleend op grond van artikel 4.3.1 sub b. in, indien de bij het verlenen van deze ontheffing bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van een praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is niet strijdig met artikel 4.1 mits:

              1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
              2. de daarvoor te benutten ruimte in het hoofgebouw maximaal 1/3 van het gebruiksoppervlak van het hoofdgebouw, of maximaal 50 m² van de bijgebouwen beslaat;

              3. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijgebouw uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is;

              4. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

              5. er geen uitoefening van detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten.

 

4.4.2 Specifiek gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 4.1 wordt in ieder geval gerekend:

 

a. het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als zelfstandige woning;

 

b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte.

 

4.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.4.2 sub b. en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

 

1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is in het kader van mantelzorg;

2. er sprake is van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;

3. de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;

4. de bouwregels onder artikel 4.2.2 overeenkomstig van toepassing zijn;

5. voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, moet deze worden gehandhaafd, tenzij er op het perceel geen andere mogelijkheden zijn om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken;

6. zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is, dient het vrijstaande bijgebouw weer in gebruik genomen te worden conform het bestemmingsplan.

 

4.5.2 Procedure

1. De procedureregels in artikel 10 dienen in acht genomen te worden.

 

2. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van artikel 4.5.1 in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.