direct naar inhoud van Artikel 12 Wonen - 3
Plan: Grasrijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80142-0301

Artikel 12 Wonen - 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Wonen - 3´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. patiowoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen, paden e.d ;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  • f. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woongebouw worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, tenzij anders aangegeven op de verbeelding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' dient een bebouwingsvrije doorgang met een hoogte van minimaal 3 meter behouden te blijven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduing - 5' gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. binnen het bouwvlak is een bebouwingspercentage van 80% toegestaan;
    • 2. in afwijking van de op de verbeelding opgenomen maximale bouwhoogte van 3,5 meter mag voor 30% van het bouwvlak de bouwhoogte 6 meter bedragen.
  • f. voor het aantal parkeerplaatsen gelden de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 3;

12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 75 m2 met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 70% van de oppervlakte van het bouwperceel voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • c. dakvorm: platdak;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd tot een hoogte van 2,5 meter.

12.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 12.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

12.4 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1en toestaan dat in combinatie met het wonen:

  • a. de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
    • 1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
    • 3. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
    • 4. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
    • 5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
    • 6. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.