direct naar inhoud van Artikel 26 Waarde - Archeologie
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80096-0301

Artikel 26 Waarde - Archeologie

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden. Het bepaalde in de volgende leden van dit artikel is niet van toepassing op de gronden die zijn aangewezen als gemeentelijk archeologisch monument.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Bouwverbod

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden is het, behoudens ter plaatse van de gronden die in Bijlage 4 Archeologie Verstoorde gebieden zijn aangeduid als opgegraven of verstoorde gebied, verboden om te bouwen, met uitzondering van ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde mits:

  • a. dit in overeenstemming is met de ter plaatse geldende bestemming; en
  • b. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met de oprichting van het bouwwerk waarvoor vergunning wordt gevraagd geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor vergunning wordt gevraagd kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de vergunning de volgende regels verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of,
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningvereiste

Op de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden is het, behoudens ter plaatse van de gronden die in Bijlage 4 Archeologie Verstoorde gebieden zijn aangeduid als opgegraven of verstoorde gebied verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien en vellen van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • f. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • i. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze voorwerpen in de grond drijven;
  • j. Het bij slopen van bouwwerken verwijderen van de fundering waarbij grondroering plaatsvindt.

26.4.2 Uitzonderingen vergunningvereiste

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel behoren tot het normale onderhoud noodzakelijk;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanlegvergunning of sloopvergunning is verleend dan wel het voornemen tot sloop bij burgemeester en wethouders is gemeld .

26.4.3 Criteria voor vergunning

De vergunning als vermeld in sublid 26.4.1 kan slechts worden verleend indien:

  • a. middels een archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaan of kunnen ontstaan;
  • b. middels een archeologisch vooronderzoek is vastgestelde dat het niet mogelijk is om de aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk ter plekke te behouden dan kan aan de vergunning het voorschrift worden verbonden dat voorafgaand aan de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving of archeologische begeleiding dient plaats te vinden.