direct naar inhoud van Artikel 23 Water
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80096-0301

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Waterยด aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;
  • d. groenvoor aan de oevers van De Dommel;
  • e. verkeer of verkeer en verblijfsgebied ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde is slechts toegelaten voor zover:
    1. het bestaande bouwwerken geen gebouw zijnde betreft;
    2. het in afwijking van het bepaalde onder 1. bruggen voor het langzaam verkeer betreft;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m bedragen tenzij in de bestaande situatie sprake is van een hogere bouwhoogte; de bouwhoogte van kunstobjecten mag hoger zijn dan de hier voortenzij geschreven bouwhoogte.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Vergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden) van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen van water;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van water;
  • d. het herprofileren van waterlopen.

23.3.2 Uitzondering vergunningvereiste

Het in lid 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. de aanleg van ecologische oevers betreft;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

23.3.3 Criteria voor vergunning

De in lid 23.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwantiteit en de waterkwaliteit en nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.