Plan: | Bedrijventerrein GDC-Noord 2009 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80040-0303 |
Omdat het bestemmingsplan enkele belangrijke nieuwe elementen bevat, is het voorontwerp in het kader van de Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Het voorontwerp bestemmingsplan 'Bedrijventerrein GDC-Noord 2009' heeft van 17 september 2009 tot en met 28 oktober 2009 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid gesteld een reactie over het voorontwerp in te dienen.
Tevens is het voorontwerp van dit bestemmingsplan in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) naar diverse instanties gezonden. De ontvangen reacties zijn hieronder samengevat en voorzien van een standpunt van burgemeester en wethouders.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Indiener overlegreactie | |
1. Provincie Noord-Brabant, Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Postbus 90151, 5200 MS 's-Hertogenbosch | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
Per e-mail van 12 maart 2010 en telefonisch op 7 april 2010 heeft de dienst ROH van de provincie Noord-Brabant meedegedeeld dat het niet noodzakelijk is het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van artikel 3.1.1 Bro voor te leggen. | Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. |
Besluit | |
Geen wijzigingen in het bestemmingsplan aanbrengen. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
Geen. | |
Indiener overlegreactie | |
2. VROM inspectie, Directie Uitvoering Regionale Afdeling Zuid, Postbus 850, 5600 AW Eindhoven | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. In de brief van 26 mei 2009 heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Het onderhavige bestemmingsplan geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de RNRB, waarbij het nummer verwijst naar het nummer in de RNRB. 2. Nationaal belang 09: Milieukwaliteit en externe veiligheid. Met betrekking tot de mogelijke vestiging van het bedrijf Van den Anker zijn het plaatsgebonden risico en groepsrisico als pm post opgenomen. Hierdoor kan niet beoordeeld worden of de nationale belangen afdoende in het plan zijn meegenomen. Verzocht wordt om dit alsnog inzichtelijk te maken en te verwerken bij de besluitvorming. 3. Nationaal belang 42: In het bestemmingsplan wordt op een juiste manier rekening gehouden met de ligging van het bedrijventerrein ten opzichte van vliegbasis Eindhoven. Er is op een goede manier aandacht besteed aan het gevaar wat optreedt bij een verhoging van de vogelaantrekkende werking in relatie tot vliegverkeersveiligheid. 4. In de toelichting wordt ingegaan op een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 augustus 2009, waarin onder andere de geluidszone voor het luchtgebonden geluid is vernietigd. De afdeling heeft tevens in een voorlopige voorziening een nieuwe zone vastgesteld, deze heeft echter geen planologische werking. Gezien het tijdelijke karakter van deze nieuwe geluidszone wordt, door het Ministerie van Defensie, voorgesteld om de geluidszone behorende bij de aanwijzing van 18 december 2007 planologisch te handhaven, tot dat een nieuwe geluidszone is vastgesteld. 5. In de toelichting wordt gesteld dat het obstakelbeheersgebied (IHCS) van de vliegbasis Eindhoven is gelegen op een hoogte van 66 meter boven NAP. Dit moet zijn 65 meter boven NAP. |
1. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. 2. Het plaatsgebonden risico en groepsrisico van het bedijf Van den Anker zijn inzichtelijk gemaakt. De resultaten zijn opgenomen in de toelichting. Het rapport is als bijlage bij de toelichting opgenomen. 3. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. 4. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de geluidszone behorende bij de aanwijzing van 18 december 2007 vernietigd. Terugvallen op deze geluidszone is derhalve geen optie. Het is juist dat de geluidszone zoals door de Afdeling Bestuursrechtspraak is bepaald in de voorlopige voorziening geen rechtstreekse planologische doorwerking heeft. Deze kan wel vertaald worden in een bestemmingsplan. Aangezien we niet terug kunnen vallen op de geluidszone behorende bij de aanwijzing van 18 december 2007 hebben we de geluidszone opgenomen zoals door de Afdeling is bepaald. 5. De toelichting wordt op dit punt aangepast. |
Besluit | |
De zienswijze leidt tot aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
- In het bestemmingsplan wordt in de toelichting paragraaf 4.10 aangevuld met een beschrijving van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van risicovolle bedrijven in het plangebied. - Het rapport inzake het bedrijf Van den Anker zal als bijlage bij de toelichting worden opgenomen. - De toelichting wordt aangepast waardoor een juiste hoogte is opgenomen voor het obstakelbeheersgebied. |
|
Indiener overlegreactie | |
3. Waterschap De Dommel, Postbus 10001, 5280 DA Boxtel | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. In de toelichting wordt op pagina 44 ingegaan op de beek de Ekkersrijt. Opgemerkt wordt dat er in het gebied naast de Ekkersrijt twee leggerwatergangen aanwezig zijn. Dit zijn de ER40.3 en de ER 43. Gevraagd wordt deze in de toelichting op te nemen en deze als water te bestemmen. 2. Gevraagd wordt om in de regels in artikel 1 het begrip 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen' als volgt toe te voegen: al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc. 3. Verzocht wordt om in de artikelen 3 tot en met 9 de bestemming 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen' op te nemen. De uitzondering van waterpartijen, vijvers en open bassins hoort hier niet bij te staan, daar deze daadwerkelijk binnen de bestemming zullen worden of zijn gerealiseerd. 4. Verzocht wordt om de ecologische verbindingszone langs de Ekkersrijt niet als groen maar als natuur te bestemmen. |
1. In de toelichting wordt op beide watergangen ingegaan. In overleg met het waterschap is gekozen om alleen de leggerwatergang ER 40.3 als water te bestemmen. Ook zijn de nieuwe watergangen langs de Achtseweg Noord en De Schakel als water bestemd. 2. Het begrip wordt in artikel 1 van de regels opgenomen. 3. In de bedrijfsbestemmingen zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan, waarbij een uitzondering is opgenomen voor waterpartijen in de vorm van waterlopen, vijvers en open bassins. Deze uitzondering is opgenomen om te voorkomen dat er bij bedrijven open water wordt aangelegd, wat vogels aan kan trekken en wat de vliegveiligheid in gevaar kan brengen. In de natuurbestemming, waar watergangen in voorkomen, is de uitzondering niet opgenomen. Verder wordt de leggerwatergang ER 40.3 als water bestemd. 4. In overleg met het Waterschap is er voor gekozen op deze gronden de groenbestemming te laten zitten. Het Waterschap is van mening dat de natuurbelangen voldoende gewaarborgd worden door de regels bij de groenbestemming waardoor een natuurbestemming niet noodzakelijk is. |
Besluit | |
De reactie leidt tot aanpassing van de toelichting, regels en verbeelding van het bestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
- In de toelichting van het bestemmingsplan wordt paragraaf 4.4 aangevuld met een beschrijving van de in het plangebied voorkomende leggerwatergangen. - Artikel 1 van de regels wordt aangevuld met een begripsomschrijving van 'Water en waterhuishoudkundige voorzieningen'. - Op de verbeelding zijn de leggerwatergang ER40.3 en de nieuwe watergangen langs de Achtseweg Noord en De Schakel als water bestemd. |
|
Indiener overlegreactie | |
4. NV Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. In het gebied ligt een tweetal 12 inch – 40 bar regionale aardgastransportleidingen. Voor een regionale 40 bar aardgastransportleiding geldt een dubbelbestemming van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Gevraagd wordt hierbij de voor 'leiding-gas' opgenomen medebestemmingsstrook te controleren op een juiste breedte van 4 meter ter weerszijde van de hartlijn van de leiding. 2. In paragraaf 4.10 'Externe Veiligheid' onder het kopje 'Hogedruk aardgasleiding' dienen de gegevens aangepast te worden. De leidingen zijn niet juist genoemd. 3. Door het ministerie van VROM wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe zoneringregeling ter vervanging van de thans vigerende regeling 'Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen' uit 1984. De in de circulaire opgenomen deterministische afstanden worden in de nieuwe regeling vervangen door een risicobeleid. Dit beleid zal naar verwachting in 2010 in werking treden middels de AMVB Buisleidingen. Hierin zal met name het plaatsgebonden- en groeps- risico een prominente rol gaan spelen. 4. Binnen het plangebied hebben de leidingen geen PR overschrijding. Met andere woorden de 10-6 risicocontour ligt op 0 meter van de leidingen. 5. Wanneer uitgegaan wordt van het nieuwe externe veiligheidsbeleid wordt tot de volgende afstanden gekomen voor het groepsrisico. De 1% legaliteitsgrens ligt op 140 meter, de 100% legaliteitsgrens ligt op 70 meter. Verzocht wordt om in het hoofdstuk externe veiligheid van de toelichting aandacht te besteden aan het op handen zijnde nieuwe externe veiligheidsbeleid. |
1. De dubbelbestemming heeft een breedte van 4 meter aan weerszijde van de leiding en heeft daarmee een breedte van 8 meter. 2. De toelichting wordt aangepast, waardoor de leidingen juist worden genoemd. 3. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. 4. De PR-contour (10-6/jaar) bedraagt 0 meter. Echter zal er een belemmeringenstrook worden aangehouden van 4 meter. 5. De toelichting wordt aangepast aan het nieuwe externe veiligheidsbeleid. Er wordt een onderzoek naar het groepsrisico uitgevoerd. Voor vaststelling van het bestemmingsplan wordt de toelichting hierop aangevuld. |
Besluit | |
De zienswijze leidt tot aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
- In de toelichting wordt paragraaf 4.10.2 aangepast, waardoor de juiste leidingen worden genoemd. - In de toelichting worden de resultaten van de groepsrisicoberekening opgenomen. Ook wordt de berekening van de Kema als bijlage bij de toelichting opgenomen. |
Burgers en maatschappelijke organisaties
Indiener overlegreactie | |
1. Dorpsraad Acht, Postbus 2358, 5600 CJ Eindhoven | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. (Zienswijze 1, 2 en 3) Ten aanzien van de ontsluiting van GDC-Noord is het voorontwerp niet geheel duidelijk. Er wordt melding gemaakt van een tweede ontsluiting en/of Pendelweg richting Best en ontsluiting via de Anthony Fokkerweg en Oirschotsedijk. Deze onduidelijkheid is niet wenselijk, de uiteindelijke keuze zal immers de fijnstof- en geluidsoverlast in Acht beïnvloeden. In het voorontwerp wordt de pendelweg (zie o.a. pag 14) meegenomen in alle berekeningen, metingen en modellen. Andere ontwikkelingen, zoals de tweede ontsluiting van het GDC op de A2 en een intercitystation en hoogwaardige OV-verbinding worden niet meegenomen. Gegeven het feit dat de pendelweg al decennia lang in de ontwerpfase zit maar nog steeds niet is gerealiseerd terwijl andere ontwikkelingen zoals het station met een grotere mate aan waarschijnlijkheid wel gerealiseerd zullen worden roept dit de vraag op waarom deze laatste niet ook zijn meegenomen. Dit temeer daar het station voor de woonkern Acht voor meer hinder zal zorgen dan een pendelweg zoals toenemende verkeersdruk. Opgemerkt wordt nog dat de gemeente Best zeer weinig belangstelling heeft voor een pendelweg, hetgeen de mogelijkheden voor realisatie verkleint terwijl bij de realisatie van een station in Acht inzet van rijksmiddelen mogelijk is hetgeen de mogelijkheden voor realisatie vergroot. Gevraagd wordt welke consequenties het niet realiseren van de Pendelweg heeft op spreiding van de hinderberekeningen. 2. (zienswijze 4) De te realiseren gebouwen aan de spoorzone zullen op grond van het Beeldkwaliteitsplan (pagina 19) voorzien worden van een lichtrand (gevel/dakrand). Deze lichtrand blijft 's-nachts branden. Eerder heeft de Dorpsraad aangegeven dat dit lichtvervuiling veroorzaakt richting woonkern Acht. 3. (zienswijze 5) Op pagina 35 in paragraaf 3.5.1 wordt aangegeven dat, met uitzondering van de Oirschotsewijk en de Anthony Fokkerweg, alle wegen in het plangebied onderdeel zijn van het verblijfsgebied. Dit betekent dat hiermee in de fysieke inrichting en aanduiding (door middel van borden) rekening gehouden dient te worden (30 km-zone, wegprofiel e.d.). 4. (Zienswijze 6) Op pagina 35 wordt in paragraaf 3.5.4 aangegeven dat grote solitaire kantorenlocaties niet worden toegestaan op bedrijventerreinen. Afgevraagd wordt hoe dit zich verhoudt tot de aanduiding van de stationszone bij het nieuw te ontwikkelen station in Acht waar een hoogbouwlocatie moet komen als een van de vier hoogbouwlocaties in Eindhoven. 5. (Zienswijze 7) Het bestemmingsplan laat risicovolle inrichtingen toe, zij het dat de contour voor het plaatsgebonden risico niet buiten de perceelsgrens van het bedrijf mag plaatsvinden. Bovendien mag het invloedsgebied van deze inrichtingen maar tot de plangrens van het bestemmingsplan reiken (pagina 36, paragraaf 3.5.6). Afgevraagd wordt wat het invloedsgebied is en hoe ervoor wordt gezorgd dat niet over de grenzen van het plangebied wordt gegaan en of hiervoor garanties afgegeven kunnen worden. 6. (Zienswijze 8) Bij bebouwing van de voormalige stortplaats zal gebruik worden gemaakt van funderingspalen (pagina 43). De vraag is of dit invloed zal hebben op de grondwaterhuishouding. Afgevraagd wordt of garantie kan worden gegeven dat het vervuilde grondwater zich niet mengt met ander grondwater en/of vervuiling zich niet verder verspreid via een eventueel verstoorde grondwaterhuishouding. 7. (zienswijze 9) In het voorontwerp wordt een verhoging van het risico voor het vliegverkeer van en naar Eindhoven vermeld. Dit als gevolg van de aantrekkende werking die vuilverwerkende bedrijven op onder andere meeuwen hebben. Deze risicovolle factor wordt in het voorontwerp bestemmingsplan geaccepteerd. Dit is niet acceptabel. 8. (zienswijze 10) Bij twee burgerwoningen aan de Maasstraat is sprake van een geluidsbelasting van 56-57 dB(A), er is sprake van een saneringssituatie. Op pagina 59 staat in dit verband dat binnen een half jaar na vaststelling van het zonebesluit een plan van aanpak zal moeten worden overlegd waaruit blijkt op welke wijze de geluidsbelasting wordt teruggedrongen tot maximaal 55 dB(A). Voorgaande betekent dat de normen nu reeds overschreden worden. Bovendien is het genoemde zonebesluit in oktober 2008 vastgesteld en is er nog steeds geen plan van aanpak opgesteld. 9. (zienswijze 11 en 12) Op pagina 61 staat ten onrechte dat bij de berekeningen geen rekening is gehouden met de geluidswerende maatregelen (geluidswal) oostelijk van de spoorlijn ter hoogte van Kapelbeemd. Deze geluidswerende maatregel is namelijk niet aanwezig. In het voorontwerp wordt het gebruik van containers vermeld, wat zeker zal leiden tot meer geluidsoverlast en piekbelasting. De effecten van geluidsreflexties zijn nog niet duidelijk, zo wordt geconstateerd op pagina 61. Echter de bebouwing op GDC en het werken met containers zal zeker leiden tot meer geluidsoverlast voor Acht. In dit verband wordt in het voorontwerp dan ook terecht gesproken over de noodzaak van een geluidswal. 10. (zienswijze 13) Ten aanzien van de luchtkwaliteit (pagina 65) valt op dat de invloed van vervuiling door het luchtverkeer buiten beschouwing wordt gelaten. Dat is niet terecht. In Acht is immers sprake van een cumulatie van vervuiling door wegverkeer en toenemend vliegverkeer. 11. (zienswijze 14 en 15) In het kader van externe veiligheid (pagina 70) wordt gesproken over het binnenhalen van risicovolle bedrijven/activiteiten. Het binnenhalen van een risicovol bedrijf vergroot echter het risico voor de bewoners van Acht. Het gevoel van veiligheid en leefbaarheid wordt nadrukkelijk aangetast, dit in tegenstelling wat in het hoofdstuk over handhaving (hoofdstuk 6) wordt gesteld. Op pagina 77 staat vermeld dat de risico's externe veiligheid beperkt blijven omdat in het bestemmingsplan geen risicovolle inrichtingen worden toegestaan. Hiermee strookt niet dat een alinea verder melding wordt gemaakt van een risicovolle inrichting in het plangebied, te weten het bedrijf Van den Anker. Overigens gaat het bij dit bedrijf om overslag en niet zoals de tekst weergeeft om opslag. |
1. Ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied zoals de nieuwe aansluiting op de A2 en een station bij Acht zijn niet meegenomen in de berekeningen, aangezien hiervoor te zijner tijd een aparte planologische procedure wordt gevoerd. De ontwikkelingen zijn nog te onzeker om mee te kunnen nemen. Bij de luchtkwaliteitsberekeningen is gerekend mét en zonder pendelweg. In beide gevallen wordt voldaan aan de gestelde normen. 2. De paragraaf in de toelichting van het bestemmingsplan waar naar wordt verwezen betreft een beschrijving van het Beeldkwaliteitsplan dat eerder door de gemeenteraad al is vastgesteld. In het kader van het bestemmingsplan kan hiertegen geen bezwaar worden gemaakt. De opmerking wordt derhalve voor kennisgeving aangenomen. 3. In de toelichting van het bestemmingsplan is het gemeentelijk beleid beschreven, waaronder het verkeersbeleid. De weergave in de toelichting is een juiste weergave van het geldende beleid. In het plangebied komen wegen voor met een stroomfunctie en wegen met een verblijfsgebied. De fysieke inrichting van de wegen op het bedrijventerrein zal niet veranderen, aangezien een bedrijventerrein zich hier niet voor leent. 4. De paragraaf waar naar wordt verwezen beschrijft de Kantorennota van de gemeente Eindhoven. Op bedrijventerreinen worden geen grote solitaire kantorenlocaties toegestaan. De ontwikkeling van een station bij Acht valt buiten dit bestemmingsplan. Hiervoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure gevoerd worden met de mogelijkheid om in te spreken. 5. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen is geregeld dat het invloedsgebied wordt bepaald op basis van óf landelijk geldende standaardafstanden óf op basis van een berekening op basis van landelijk geldende uitgangspunten (de “kwantitatieve risico-analyse"). De vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting dient te worden getoetst aan de voorwaarden in het bestemmingsplan. Hierin staat aangegeven dat de grenzen van het invloedsgebied niet tot over het plangebied mogen reiken. In artikel 1 van de regels is invloedsgebied omschreven als: gebied waarin volgens bij regeling van Onze Minister gestelde regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel oploopt. 6. Op de herontwikkeling van de voormalige stortplaats zijn twee procedures van toepassing: - procedure Wet bodembescherming waarbij de gemeente Eindhoven bevoegd gezag is. - procedure herontwikkeling stortsplaats waarbij de provincie Noord-Brabant bevoegd gezag is. In het kader van beide procedures vindt controle (monitoring) plaats. Afhankelijk van de uitkomst van die monitoring dienen (aanvullende) maatregelen genomen te worden. Garantie kan niet gegeven worden, wel zal dus monitoring plaatsvinden en zullen - indien nodig - maatregelen genomen worden. 7. Ter plaatse zijn op grond van het geldende bestemmingsplan afvalverwerkende bedrijven toegestaan. In het kader van bestemmingplan GDC Noord is onderzoek verricht door bureau Waardenburg naar de relatie vogelaantrekkende werking van afvalverwerkende bedrijven en de veiligheid van het vliegverkeer. Op basis hiervan zijn in het onderhavige bestemmingsplan eisen gesteld voor de vestiging van afvalverwerkende bedrijven. Zo dienen de gebouwen te zijn voorzien van daken met een lichte hellingshoek, in plaats van platte daken, waardoor er geen water op kan blijven staan wat vogels aan zou kunnen trekken. Verder worden eisen gesteld ten aanzien van de buitenopslag van organisch afval. 8. De betreffende reactie staat feitelijk los van deze bestemmingsplanprocedure. 9. Bij de geluidsberekening is geen rekening gehouden met de geluidswerende maatregelen direct oostelijk van de spoorlijn ter hoogte van Kapelbeemd. Nu deze niet aanwezig zijn, is de berekening dus correct uitgevoerd. 10. Er is onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit. Uit de berekeningen blijkt dat voor alle wegen wordt voldaan aan de te hanteren grenswaarden. In de wet- en regelgeving wordt de uitstoot van stijgende en dalende vliegtuigen niet als een directe belasting meegenomen. Derhalve is er in het bestemmingsplan en de onderzoeken die daartoe zijn uitgevoerd hier geen aandacht aan besteed. In de MER-studie Eindhoven Airport van enkele jaren geleden is geconcludeerd dat stijgende en dalende vliegtuigen geen meetbaar effect hebben op de luchtkwaliteit. 11. Op 19 mei 2009 heeft de gemeenteraad de 'Visie Externe Veiligheid: Risico's de maat genomen' vastgesteld. In deze visie zijn zogenaamde risicoprofielen opgenomen. Die risicoprofielen gelden als uitgangspunt bij de bestemmingstoedeling in nieuwe bestemmingsplannen. GDC Acht Noord is in de visie benoemd als risicoprofiel A. Hiervoor geldt dat de uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven onder voorwaarden is toegestaan. Daarnaast is nieuwe vestiging van risicovolle bedrijven onder voorwaarden toegestaan. Dit beleid van de gemeenteraad is vertaald in dit bestemmingsplan. De opmerking dat er geen risicovolle inrichtingen worden toegestaan is onjuist. Dit zal worden gecorrigeerd. Het gaat overigens bij het bedrijf Van den Anker om (tijdelijke) opslag van gevaarlijke stoffen. |
Besluit | |
De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
- Paragraaf 4.10.5 is aangepast door de zin "in het bestemmingsplan geen risicovolle bedrijven worden toegestaan" weg te halen. |
|
Indiener zienswijze | |
2. Vereniging Achtse Belangen, p.a. A.W. Wolters, Achtse Loop 21, 5626 BW Acht | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. Gesproken wordt (blz 7 onder ad.4) over de wijzigingen die risicovolle inrichtingen toelaten op het bedrijventerrein. Bezwaar hiertegen is dat een bestemmingsplan wordt opgesteld om voor een vastgesteld gebied te bepalen wat wel en vooral ook niet kan binnen dat gebied. Dit is van belang voor andere bedrijven die zich willen vestigen in en voor omwonenden van dat betreffende gebied. Door het doorvoeren van wijzigingen worden de belangen van eerder gevestigde bedrijven en omwonenden geschaad en wordt een aanvankelijk onmogelijke vestiging toegestaan. Met andere woorden het bestemmingsplan wordt aangepast aan de bedrijven die zich willen vestigen, terwijl het juist andersom dient te werken. 2. Op bladzijde 14 wordt gesproken over de Pendelweg naar Best. Al meer dan 25 jaar is sprake van de realisering van deze weg, terwijl er nog absoluut geen zekerheid bestaat over de realisering ervan. Vragen over de status van de ontwikkeling van de weg worden niet beantwoord. Ondanks dat wordt de weg wel betrokken in de berekeningen die ten grondslag liggen aan het bestemmingsplan. Met de tweede ontsluiting van GDC op de A2 wordt daarentegen niet mee gerekend terwijl de realisering daarvan mede in het kader van de ontwikkeling van bedrijventerrein BEA 2 veel concreter is dan de ontwikkeling van de Pendelweg. Afgevraagd wordt wat de consequenties zijn van de berekeningen als de Pendelweg niet wordt gerealiseerd. 3. De te realiseren gebouwen aan de spoorzone zullen op grond van het Beeldkwaliteitsplan (pagina 19) voorzien worden van een lichtrand (gevel/dakrand). Deze lichtrand blijft 's-nachts branden. Dit veroorzaakt lichtvervuiling naar de woonkern Acht. 4. Op bladzijde 20 eerste alinea wordt gesproken over een 'eeuwenoude groenstructuur'. Het valt op dat in een ontwikkeling die absuluut geen recht doet aan het eeuwenoude gebied, deze eeuwenoude groenstructuur gebruikt lijkt te worden om die ontwikkeling nog enigszins te rechtvaardigen. Het betreft een niet noodzakelijke toevoeging in een gebied dat voor de toekomst kapot is gemaakt. 5. Op bladzijde 31 laatste alinea wordt gesproken over een intercity station en een hoogwaardige OV verbinding en dat die zich nog in een studiefase bevinden. In recente publicaties wordt echter geen blijk gegeven van deze studiefase: eerder van een zekerheid van vestiging/realisatie. Over de Pendelweg wordt al jaren niet meer publiekrechtelijk gesproken of gepubliceerd. Toch wordt de ontwikkeling van het station niet meegenomen met de berekeningen. Het bezwaar zit in de blijkbaar willekeurig gekozen facetten die wel of niet worden meegenomen in de berekeningen die ten grondslag liggen aan het bestemmingsplan GDC Noord 2009. Het wel meenemen van de Pendelweg is blijkbaar wel gunstig voor de berekeningen en het niet meenemen van het station en OV verbinding is blijkbaar niet gunstig voor de berekeningen. Het station zal naar verwachting echter voor de woonkern van Acht een aanzienlijk hinderlijker ontwikkeling zijn dan de Pendelweg. Ook voor het bestemmingsplan GDC Noord 2009 zal het waarschijnlijk op een aantal punten negatief uitpakken. Daarbij valt te denken aan de verkeersaanzuigende werking van het station met daarbij te verwachten hinder in al haar facetten. 6. Op bladzijde 35 onder 3.5.1 wordt vermeld dat als wegcategorisering binnen het plangebied 'verblijfsgebied' is opgenomen. Afgevraagd wordt waarom er op geen enkel punt binnen het gehele GDC een aanduiding als 'verblijfsgebied' c.q. 30 km zone voorkomt. Zowel in de fysieke inrichting als die met aanduidingen (borden etc.) is voor niemand herkenbaar dat sprake is van een verblijfsgebied. De aanwijzing van verblijfsgebied is uitsluitend gedaan om te voorkomen dat andere normen moeten worden gehanteerd bij de samenstelling van het plan. Ook wordt de indruk gewekt dat het uitsluitend schriftelijk en in plannen aanduiden van een gebied als verblijfsgebied wordt misbruikt om te ontkomen aan een inschatting van hinder in alle relevante vormen op basis van het werkelijk gebruik van wegen en het gebied. 7. Op bladzijde 35 onder 3.5.4 wordt gesproken over kantorenlocaties binnen de gemeente Eindhoven. In de laatste alinea wordt aangegeven dat grote solitaire kantoorlocaties niet toegestaan zijn op bedrijventerreinen. Afgevraagd wordt hoe dit zich verhoudt tot de aanduiding van de stationszone bij het nieuw te ontwikkelen station in Acht waar een hoogbouwlocatie moet komen als een van de 5 hoogbouwlocaties in Eindhoven. 8. Op pagina 36 onder 3.5.6 wordt de ontwikkeling van een station in Acht als een studieobject gezien. Dit staat in schrik contract met recente publicaties zoals de ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp en uitspraken van Burgemeester Van Gijzel. 9. In de tweede alinea van deze paragraaf wordt beschreven dat risicobronnen van een inrichting in principe niet buiten de perceelsgrens van de inrichting mogen liggen en dat het invloedsgebied niet buiten het plangebied mag liggen. Gezien recente ontwikkelingen van het bedrijf Van den Anker lijkt dit volstrekt niet haalbaar. Uitsluitend binnen het gebouw aanwezige hoeveelheid stoffen worden meegenomen in de risicoanalyse. De hoeveelheid gevaarlijke stoffen die binnen de inrichting (gebouwen inclusief buitenterrein met geparkeerde vrachtauto's) worden op- en overgeslagen draagt impliciet het risico in zich dat de risicocontouren zich ver buiten het plangebied bevinden. 10. Op pagina 38 onder tabel 4.1staat opgenomen dat buiten het plangebied zich bedrijven bevinden met een milieuvergunning. De milieuzonering van deze bedrijven blijft buiten de grenzen van GDC-Noord. Afgevraagd wordt of, nu het zoneringsbesluit nog niet van kracht is, deze bedrijven mogen functioneren zonder een zoneringsbesluit. 11. Op pagina 39 onder 4.2.4 wordt vermeld dat op het bedrijventerrein geluidszoneringsplichtige bedrijven niet zijn toegestaan. Risicovolle bedrijven zijn wel toegestaan. Dit onderscheid wordt ervaren als een negatieve risicofactor voor de bewoners van Acht. 12. Op bladzijde 44 onder 4.3.3. wordt vermeld dat de eigenaar van de voormalige stortplaats beschikt over de benodigde vergunningen om de stortplaats verantwoord te kunnen herontwikkelen. In 2007 was hiervoor geen MER-beoordeling nodig. Volgens de wet zal dit kloppen, echter hierover heeft inspreker zijn bedenkingen. 13. Op pagina 56, derde alinea wordt gesproken over een feitelijk toegenomen risico voor het vliegverkeer als gevolg van de aantrekkende werking op meeuwen in het gebied door de aanwezigheid van vuilverwerkende bedrijven. Door inspreker wordt het onaanvaardbaar geacht dat juist in een gebied waar sprake is van een dergelijk verhoogd risico, zich risicovolle inrichtingen mogen vestigen. 14. op pagina 58 en 59 wordt ingegaan op geluid. Aangegeven wordt dat de vrijwillige zonering nog niet van toepassing is en er wel uitgebreid op basis van de cijfers mee gewerkt wordt. Afgevraagd wordt hoe gewerkt kan worden op basis van een nog niet goedgekeurd besluit. 15. Op bladzijde 61 wordt aangegeven dat bij de berekeningen geen rekening is gehouden met de geluidwerende maatregelen direct oostelijk van de spoorlijn ter hoogte van Kapelbeemd. Op de aangeduide plaats is echter geen geluidswal aanwezig. In de alinea wordt beschreven dat de hinder enige mate toeneemt in oostelijke richting. Na realisatie van geplande gebouwen aan de westkant van de spoorlijn kan sprake zijn van reflectie. Verzocht wordt om metingen te doen naar de werkelijke geluidsbelasting in het woongebied en dienovereenkomstig de resultaten te handelen. 16. Op bladzijde 67 onder 4.9.2 wordt aangegeven dat de Pendelweg ter sprake komt als locatie waar mogelijk een verslechtering van de situatie zal optreden met betrekking tot de luchtkwaliteit. Vermoed wordt dat de Pendelweg gebruikt wordt als welkom rekenpunt om binnen de normen te blijven, terwijl de realisatie ervan verder weg lijkt dan ooit en zeker verder is dan de realisatie van het station of de nieuwe afrit waarmee niet wordt gerekend. Het wel meenemen van de Pendelweg en het niet meenemen van andere toekomstige ontwikkelingen die aanmerkelijk zekerder lijken voedt het vermoeden dat de betrouwbaarheid van de uitkomsten van de berekeningen voor de effecten van de relevante vormen van hinder en overlast op Acht te wensen overlaat. 17. Op pagina 70 voorlaatste alinea is vermeld dat er berekeningen zijn gemaakt op basis van deels willekeurige aannames, waarbij de ene factor bewust wel meegenomen is en de andere factor bewust niet. Een objectieve afweging van risico's ten opzichte van maatschappelijke kosten en baten is daarmee niet mogelijk. 18. Op pagina 77 onder 4.10.6 is aangegeven dat er binnen het plangebied één risicovolle inrichting is gelegen, namelijk transportbedrijf Van den Anker. Aangegeven is dat momenteel bezien wordt of de vestiging van Van den Anker mogelijk is. Het betreft een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Afgevraagd wordt hoe het kan dat een bedrijf al functioneert zonder de vereiste vergunningen. 19. Op bladzijde 89 tweede en derde alinea is een opsomming opgenomen van cijfers, normen en/of daaraan gerelateerde uitspraken. Er wordt nergens ingegaan op het belangrijkste aspect van leefbaarheid. Het gevoel dat spreekt uit het bestemmingsplan is er een van het legitimeren van het verworden van Acht tot het afvalputje van Eindhoven. Dat komt te leefbaarheid zeker niet ten goede. De indruk bestaat dat de leefbaarheid en veiligheid van de bewoners ondergeschikt wordt gemaakt aan bedrijfsbelangen omdat deze op geen enkele manier in het bestemmingsplan terug te vinden zijn. 20. Afgevraagd wordt waarom er plannen zijn voor een station in Acht, terwijl op enkele kilometers afstand in Best voorzieningen zijn getroffen om dat station als intercity halte te gebruiken. |
1. Op 19 mei 2009 is de 'Visie Externe Veiligheid: Risico's de maat genomen' vastgesteld door de gemeenteraad. Deze visie richt zich op een duurzame ontwikkeling van de stad en regio waarbij risico's van nieuwe risicovolle bedrijven zo klein mogelijk -en goed beheersbaar- zijn, alsmede dat de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende percelen niet belemmerd wordt. In dit bestemmingsplan is deze visie vertaald. De aanpassing van het bestemmingsplan houdt dus juist rekening met de bestaande bedrijven en omwonenden. De voorwaarden die aan het bestemmingsplan verbonden worden zorgen er voor dat de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende percelen niet belemmerd wordt én dat de risico's van nieuwe risicovolle bedrijven zo klein mogelijk zijn. In vergelijking met het bestemmingsplan voor GDC uit 1997, waarin risicovolle inrichtingen onvoorwaardelijk zijn toegestaan, worden in dit bestemmingsplan risicovolle inrichtingen uitsluitend toegestaan als voldaan wordt aan diverse voorwaarden. Juist om te voorkomen dat bepaalde effecten over de perceelsgrens en plangrens komen. 2. De zienswijze is gelijkluidend als een eerder beantwoorde zienswijze. Voor de beantwoording verwijzen wij naar het antwoord op zienswijze 1 van indiener 1. 3. . De zienswijze is gelijkluidend als een eerder beantwoorde zienswijze. Voor de beantwoording verwijzen wij naar het antwoord op zienswijze 2 van indiener 1. 4. Hoofdstuk 2 van de toelichting beschrijft de inrichting van het gebied. In paragraaf 2.6 wordt in dat kader de nieuwe groenstructuur beschreven. Daarbij is er voor een inrichting gekozen die aansluit op het omliggende gebied. Van iets rechtvaardigen is verder geen sprake. 5. Voor de beantwoording verwijzen wij naar het antwoord op zienswijze 1 van indiener 1. Verder merken wij op dat het al dan niet in de publiciteit komen van een project losstaat van de keuze om een project mee te nemen in een bestemmingsplan. Feit is dat zowel het station als de HOV lijn op dit moment onvoldoende zijn uitgewerkt om in een bestemmingsplan te kunnen vertalen. 6. De zienswijze is gelijkluidend als een eerder beantwoorde zienswijze. Voor de beantwoording verwijzen wij naar het antwoord op zienswijze 3 van indiener 1. 7. De zienswijze is gelijkluidend als een eerder beantwoorde zienswijze. Voor de beantwoording verwijzen wij naar het antwoord op zienswijze 4 van indiener 1. 8. Het al dan niet in de publiciteit komen van een project staat los van de keuze om een project mee te nemen in een bestemmingsplan. Feit is dat het station op dit moment onvoldoende is uitgewerkt om in een bestemmingsplan te kunnen vertalen. 9. In het bestemmingsplan is het beleid externe veiligheid van de gemeente verankerd. Dat betekent onder andere dat een risicovolle inrichting in principe slechts is toegestaan als de PR10-6/jaar contour van die inrichting niet buiten de eigen bouwperceelsgrensen ligt en het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen niet buiten de plangrens van het bestemmingsplan mag reiken. Bij vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer zal worden getoetst aan het bestemmingsplan. Als blijkt dat niet wordt voldaan aan het bestemmingsplan kan de gemeente de aanvraag om milieuvergunning c.q. omgevingsvergunning weigeren. Voor het bedrijf Van den Anker is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. In de Handreiking risicoberekeningen externe veiligheid is geregeld welke aspecten in een risicoberekening moeten worden meegenomen. De vrachtwagens op het terrein hoeven in dit geval niet te worden meegenomen bij de berekening. 10. Het zonerinsgbesluit speelt een belangrijke rol bij de toetsing van ruimtelijke ontwikkelingen. De genoemde bedrijven MCB Nederland BV en Hoek Loos Medical BV hebben een milieuvergunning die aangeeft welke milieuruimte zij mogen gebruiken. Deze milieuruimte is voor het gedeelte geluid opgenomen in het zoneringsbesluit. Ook al is het zoneringsbesluit formeel nog niet van kracht door het ontbreken van de publicatie, dan nog geldt de milieuvergunning zoals deze voor beide bedrijven is verleend. 11. Niet wordt ingezien waarom een onderscheid in geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als een negatieve risicofactor wordt gezien. In het oorspronkelijke bestemmingsplan 'Goederendistributiecentrum Acht', vastgesteld door de gemeenteraad op 4 september 1997 zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen al uitgesloten. In het oorspronkelijke bestemmingsplan voor het bedrijventerrein zijn geen regels gesteld voor het vestigen van risicovolle inrichtingen. Deze konden zich vrij vestigen. De gemeenteraad van Eindhoven heeft een uitgebreid beleid Externe Veiligheid vastgesteld. Andere gemeenten nemen dit zelfs als voorbeeld. Door dit beleid en de vertaling ervan in het bestemmingsplan wordt uitgebreid geregeld wat wel en wat niet mogelijk is voor risicovolle inrichtingen om zo de risico's te beheersen. Het onderhavige bestemmingsplan biedt op dit punt dus een aanmerkelijke verbetering voor het regelen van risicovolle inrichtingen ten opzichte van het oorspronkelijke bestemmingsplan 'Goederendistributiecentrum Acht'. 12. Niet duidelijk is op grond waarvan men bedenkingen heeft. Ondanks dat er geen MER is uitgevoerd zijn de negatieve en positieve gevolgen van de herontwikkeling van de stort wel onderzocht. Deze staan beschreven in het hergebruiksplan van de voormalige stort. Tevens staan in dit plan de maatregelen die genomen worden om de negatieve effecten van de herontwikkeling te beperken. Het betreft onder andere maatregelen om verspreiding van verontreinigingen uit het stortmateriaal naar de ondergrond en het grondwater te voorkomen. De provincie heeft met een beschikking over het hergebruiksplan ingestemd met de herontwikkeling en de geplande maatregelen. 13. Zie beantwoording onder 1.7. Verder wordt ten aanzien van het risico van het vliegverkeer het volgende opgemerkt. De aanvliegroute voor Eindhoven Airport is gelegen aan de andere zijde van de A2. Vanwege deze ligging van de aanvliegroute mag in alle redelijkheid worden verwacht dat hiervan geen verhoogd risico uitgaat voor een calamiteit bij bedrijven op GDC-Noord. De kans op een calamiteit als gevolg van een neerstortend vliegtuig is niet groter dan bij andere bedrijven in Nederland welke buiten de aanvliegroute zijn gelegen. Stel dat er een groot vliegtuig neerstort dan staan de gevolgen van een dergelijk ongeluk in geen verhouding tot de verwoesting van een risicovolle bedrijf. Stel dat er een klein vliegtuig neerstort dan is het effect dat het vliegtuig “slechts” zou kunnen fungeren als ontstekingsbron. Die weer tot een mogelijke calamiteit kan leiden. Ten aanzien van het optreden van een mogelijke calamiteit vindt de afweging in het groepsrisico plaats. Met name bij de verantwoording van het groepsrisico wordt juist rekening gehouden met het effect van een mogelijke calamiteit en het mogelijk aantal slachtoffers. 14. De bedrijven die zich gevestigd hebben dan wel willen gaan vestigen worden getoetst en vergund op basis van de milieuwetgeving. De vrijwillige zonering is uitsluitend een instrument bij de toetsing van ruimtelijke ontwikkelingen. De op basis van de milieuwetgeving afgegeven vergunningen worden verwerkt in de vrijwillige zonering. 15. Er is geen geluidwerende maatregel aanwezig. Zie beantwoording onder 1.9. Er bestaat geen aanleiding om metingen uit te voeren, aangezien bij de berekening geen rekening is gehouden met geluidwerende maatregelen. 16. De inspraakreactie vormt geen juiste weergave van wat in de toelichting van het bestemmingsplan over luchtkwaliteit staat weergegeven. Op pagina 67 staat dat de rekenresultaten met het model CAR aangeven dat het model verslechteringen laat zien ter plaatse van de rekenpunten op de snelwegen, in het geval van de varianten met een tweede ontsluiting op de A2 en/of de ingebruikname van de Pendelweg en de Mispelhoefstraat. Verder staat vermeld dat het rekenmodel CAR een overschatting geeft van de luchtkwalteit en dat het model niet geschikt is om te gebruiken voor snelwegen of de directe omgeving daarvan. Om een goede toetst uit te voeren voor het Besluit luchtkwaliteit is het noodzakelijk om de berekeningen uit te voeren met een ander rekenmodel. In de toelichting staat vermeld dat er daarom ook gerekend is met het programma GeoStacks 1.02. De resultaten hiervan zijn in de toelichting samengevat en komen er op neer dat blijkt dat voor alle wegen wordt voldaan aan de te hanteren grenswaarden. De andere genoemde ontwikkelingen (station Acht en aansluiting A2) zijn nog onvoldoende uitgewerkt om te vertalen in een bestemmingsplan. 17. Op pagina 70 is in de inleiding van de paragraaf Externe Veiligheid een algemene uitleg gegeven over aspecten die bij externe veiligheid een rol spelen. Er is dan ook geen sprake van het bewust wel of niet meenemen van factoren. Vanaf paragraaf 4.10.2 (pagina 71 van het voorontwerp bestemmingsplan) worden de resultaten van onderzoeken beschreven. 18. De gemeente heeft handhavend opgetreden tegen Van den Anker en heeft een last onder dwangsom opgelegd. Tegen dit besluit heeft Van den Anker een verzoek om voorlopige voorziening ingesteld bij zowel de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna afdeling) als bij de rechtbank 's-Hertogenbosch. De voorzitter van de Afdeling heeft in zijn uitspraak d.d. 26 juni 2009 het bestreden besluit geschorst. De rechtbank heeft het verzoek om voorlopige voorziening voor wat betreft de last onder dwangsom inzake de overtreding van het Gebruiksbesluit afgewezen. De gemeente is nog doende om verdere stappen te ondernemen met betrekking tot deze zaak. Doordat bij uitspraak van de Afdeling de zaak is geschorst kan op dit moment Van den Anker verder gaan met zijn/haar werkzaamheden. 19. Hoofdstuk 6 behandelt de handhaving. In paragraaf 6.1 is het in maart 2009 vastgestelde toezicht- en handhavingsprogramma 2009 beschreven. Het gaat om het aanpakken van bouwen en gebruik strijdig met het bestemmingsplan. Dit staat los van leefbaarheid. In het plan is juist veel aandacht besteed aan de veiligheid van bewoners van Acht. Zoals in de beantwoording onder 2.11 aangegeven heeft de gemeenteraad een beleid Externe Veiligheid vastgesteld. Dit is vertaald in het onderhavige bestemmingsplan, waardoor juist de vestiging van risicovolle inrichtingen beheerst kan worden, wat de veiligheid van bewoners van Acht ten goede komt. 20. Een station in Acht maakt geen onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan. Zodra de plannen hiervoor voldoende uitgewerkt zijn, wordt hiervoor een apart bestemmingsplan opgesteld waarop gereageerd kan worden. |
Besluit | |
De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
- Geen |