direct naar inhoud van Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2
Plan: High Tech Campus Eindhoven-Klotputten
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80022-0501

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw;
  • b. de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100m2;
  • c. bouwwerken ten dienste van aan deze gronden toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,50 m onder het maaiveld en over 100 m2 of meer aan oppervlakte.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:

  • a. dit in overeenstemming is met de basisbestemming en;
  • b. archeologisch advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog en/of;
  • c. met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden; als uit archeologisch onderzoek blijkt dat onevenredige verstoring plaatsvindt, kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of,
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen en/of,
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m2 of meer:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien en vellen van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • f. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, roeren en omwoelen van gronden, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • i. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
  • j. Het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m onder het maaiveld.

17.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond dan wel behoren tot het normale onderhoud;
  • b. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

17.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. de werken en werkzaamheden als vermeld in lid 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaan of kunnen ontstaan en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet gekomen kan worden.
  • b. indien het niet mogelijk is om de middels archeologisch vooronderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te plekke te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving of een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.
  • c. voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog.