Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning
voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in
voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
3.1 Parkeergelegenheid
• a. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak en/of bouwperceel;
• b. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak en/of bouwperceel;
• c. Aan het voorgaande (in voldoende mate parkeergelegenheid aanbrengen) wordt voldaan indien wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in het Parkeerbeleidsplan;
• d. Indien deze beleidsregels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregels;
3.2 Ruimte voor laden en lossen van goederen
• a. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
• b. De ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder a dient in stand te worden gehouden;
3.3 Afwijkingsmogelijkheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in dit artikel indien:
• a. het voldoen hieraan door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
• b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 4 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Parapluplan parkeren.