direct naar inhoud van Regels

Meerheide

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0770.BPEMeerheide2016-VAST

Artikel 8 Bedrijf – Transport- en logistiek bedrijf

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Transport- en logistiek bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. transport- en logistieke bedrijven met bijbehorende voorzieningen;

  2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. opslag en uitstalling;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. wegen, paden en straten;

  8. tuinen, erven en verhardingen;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60%, met dien verstande dat gebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.

 

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. Een erker mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

  3. De bouwhoogte van een luifel mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De breedte van de overschrijding mag in totaal niet meer bedragen dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw.

  5. De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

  1. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient aan beide zijden ten minste 3 m te bedragen. Indien de afstand op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan minder dan 3 m bedraagt, geldt deze kleinere afstand als de minimale afstand tot de betreffende perceelsgrens.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

8.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per aanduidingsvlak bedragen.

  2. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als de minimale afstand tot de betreffende perceelsgrens;

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  5. De inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

8.2.4 Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen geldt de volgende bepaling:

  1. De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 50 m2.

 

8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  3. De goothoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  4. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  5. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 15 m.

  6. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en reclame-uitingen mag niet meer bedragen dan 12 m.

  7. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  8. Erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht.

  9. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder b voor het bouwen van gebouwen in de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat dit uitsluitend is toegestaan indien gebouwen aan weerszijden van de perceelsgrens aaneen worden gebouwd.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2.5 onder i voor het bouwen van windmolens of windturbines, met dien verstande dat:

  1. windmolens /windturbines uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;

  2. windmolens/windturbines zowel vrijstaand als op het dak van een gebouw mogen worden gebouwd;

  3. de hoogte van een windmolen/windturbine niet meer mag bedragen dan 15 meter, gemeten ten opzichte van het peil.

  4. de rotordiameter van een windmolen/windturbine niet meer mag bedragen dan 5 meter.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1 Opslag en uitstalling

Opslag en uitstalling is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.

 

8.4.2 Niet-zelfstandige kantooractiviteiten

Bij de bedrijfsactiviteit behorende, niet-zelfstandige kantooractiviteiten zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf.